Scholier is rijker, maar zit toch krap bij kas
Scholieren hebben meer inkomsten, ouders springen vaker bij en toch komt ruim de helft van de jongeren geld tekort. „Ze worden overal geconfronteerd met een te hoge levenstandaard.”
Scholieren ontvangen maandelijks gemiddeld 147 euro aan zakgeld, kleedgeld en loon uit bijbaantjes. Dat is 35 euro meer dan in 2016, blijkt uit het vrijdag verschenen vierjaarlijkse onderzoek van het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) naar het kasboekje van twaalf- tot achttienjarigen. Aan het onderzoek namen een kleine tweeduizend scholieren deel.
Jongeren geven het meeste geld uit aan kleding en schoenen, gemiddeld 48 euro per maand, blijkt het het zogeheten scholierenonderzoek. Het percentage ouders dat de kosten daarvoor volledig betaalt, is afgenomen. Wat betreft bijvoorbeeld dagjes uit, telefoon en vakantie is het aandeel ouders dat alles betaalt, juist toegenomen. Ter illustratie: in 2016 betaalde 58 procent van de ouders de telefoon van hun kind, in 2020 doet 67 procent dat.
Net als vier jaar geleden krijgen in 2020 bijna negen op de tien scholieren zakgeld. Het aantal jongeren dat kleedgeld krijgt, nam toe van 38 naar 50 procent.
Ondanks het feit dat er maandelijks meer geld op de rekening van jongeren binnenkomt en ouders vaker bijspringen, vindt meer dan de helft van de respondenten (55 procent) dat ze te weinig te besteden hebben. Zo’n 43 procent van de 12- tot 18-jarigen komt soms geld tekort, tegen 35 procent in 2016. Ruim een op de tien (12 procent) van de scholieren komt vaak geld tekort. In 2016 was dat nog 8 procent.
Jongeren groeien op in een samenleving waarin ”the sky the limit” is, zegt Nibud-directeur Arjan Vliegenthart. „Objectief gezien is de financiële situatie van jongeren inderdaad verbeterd. Maar om volwaardig mee te doen in onze welvaartsfaciliterende en -propagerende samenleving is ook steeds meer geld nodig.”
Op socialemediaplatforms zoals Instagram en TikTok wordt een beeld van het leven geschetst waarin heel veel mogelijk is, legt Vliegenthart uit. „Scholieren worden daardoor steeds geconfronteerd met een hogere levenstandaard dan realistisch is. Hun vraag is dan: hoe krijg ik dat met mijn budget voor elkaar? Dat blijkt dus steeds vaker niet te lukken.”
Dat ouders vaker bijspringen vindt de Nibud-directeur begrijpelijk, maar niet wenselijk. Het is volgens hem namelijk essentieel voor een goede financiële opvoeding dat kinderen leren dat op ook echt op is. „Ik snap wel dat ouders willen dat hun kind erbij hoort en met alles mee kan doen, maar het is herhaaldelijk aangetoond dat jongeren die leren bugetteren laten minder vaak schulden krijgen.”
De uitdaging waar ouders volgens hem voor staan is dan ook dat ze moeten leren tegen de maatschappelijke stroming in te roeien. „Het is heel belangrijk dat ouders met hun kinderen over geldzaken praten, afspraken maken over het bestedingspatroon van hun zoon of dochter en hun kind daar ook aan houden.”
Ook jongeren drukt hij op het hart open te zijn over hun financiële situatie. „Meer dan de helft van de jongeren schaamt zich voor schulden. In 2016 was dat nog 45 procent. Het is heel belangrijk dat jongeren hierover het gesprek durven aangaan. Maar als ze dat thuis niet geleerd hebben, kun je niet verwachten dat ze daar uit zichzelf over beginnen.”
Onderwijs
Financiële opvoeding is volgens Vliegenthart echter niet de taak van ouders alleen. „Financiële problemen zijn immers ook een maatschappelijk probleem. Het wordt steeds belangrijker om de financiële weerbaarheid van jongeren en kinderen te versterken.”
Hoe zorgen we ervoor dat jongeren die opgroeien in een welvaartssamenleving het besef meekrijgen dat er grenzen zijn? Dat is wat Vliegenthart betreft de vraag waar de maatschappij en in het bijzonder het onderwijs voor staat.