Opinie

Holocaust Namenmonument doet geen recht aan werkelijkheid

Het begin van de bouw van het Holocaustmonument in Amsterdam is een volgende stap naar een monument waarvan de onmacht om met de hele waarheid om te gaan nu al afstraalt.

Lody B. van de Kamp
14 August 2020 17:49Gewijzigd op 16 November 2020 20:06
Burgemeester Femke Halsema en Jacques Grishaver, voorzitter Nederlands Auschwitz Comité, sloegen op 19 juni de eerste paal in de grond voor het Holocaust Namenmonument. beeld ANP, Koen van Weel
Burgemeester Femke Halsema en Jacques Grishaver, voorzitter Nederlands Auschwitz Comité, sloegen op 19 juni de eerste paal in de grond voor het Holocaust Namenmonument. beeld ANP, Koen van Weel

In het Amsterdamse is de bouw van het Holocaust Namenmonument begonnen. Een gedenkteken van 102.000 bakstenen waarin de namen worden gegraveerd van Joden, Sinti en Roma die tijdens de Tweede Wereldoorlog in de concentratie- en vernietigingskampen zijn omgebracht. Met het aanvangen van de bouw wordt een volgende stap gezet op weg naar een monument waarvan de onmacht om met de gehele waarheid om te kunnen gaan nu al afstraalt.

Kolonnenführer

Beide mannen dragen een getatoeëerd nummer op hun onderarm. Zij kregen dit bij hun aankomst in het concentratiekamp. Samen brachten zij daar hun gevangenschap daar en overleefden zij, als enigen van hun familie, deze ‘hel’ op aarde. Na de oorlog ontmoetten zij elkaar wekelijks in de synagoge. Maar nooit keken zij elkaar meer aan. Zij gingen elkaar uit de weg.

In het verre Polen had het lot hen samengebracht in hetzelfde kamp. De een werd ingedeeld als Joodse dwangarbeider in de roetfabriek. Maar de ander werd, eveneens als Joodse gevangene, aangesteld als ”Kolonnenführer”, opzichter, over de dwangarbeiders. De werkers werden door SS’ers dagelijks afgeranseld. Maar niet alleen door SS’ers. Ook de Joodse Kolonnenführer roste regelmatig met zijn stok over de ruggen van zijn medegevangenen. Voor hem was meedoen zijn eigen lijfsbehoud. Voor zijn slachtoffers betekende dit dat zij roerloos op de grond achterbleven.

Na de oorlog keurden de twee elkaar in de synagoge geen blik waardig. De een kon zijn ‘opzichter’ vanzelfsprekend niet luchten of zien. De ander durfde hem sowieso niet onder ogen te komen. Zoals gezegd, overleefden deze twee mannen de Shoah, de vernietiging van het Europese Jodendom. Hun namen komen daarom niet op het monument voor de omgekomenen.

Niet uniek

Dit soort dramatische rolverdelingen was niet uniek. Ook niet onder hen die het er niet levend van afbrachten. Op het monument komen namen te staan van omgekomenen die begonnen als slachtoffers maar werden tot mededaders. Of andersom, bijvoorbeeld specifieke medewerkers van een Joodse Raad die aanvankelijk medeverantwoordelijk waren voor het deporteren en ombrengen van hun eigen geloofsgenoten, voordat zij zelf werden omgebracht. De namen van hen, als omgekomenen, krijgen wel een plek op het monument.

De Shoah kent daders en slachtoffers, maar dus ook slachtoffers die tot daders werden en daders die tot slachtoffers werden.

In zo’n situatie gaat deze namenwand niet voorzien. Die wordt een verzamelplaats van slachtoffers en mededaders van de Jodenvervolging. Het oprichten van dit namenmonument leidt onverbiddelijk tot een historisch ontoelaatbare vervaging tussen slachtoffers en daders. En dat is zeker voor een monument dat slachtoffers moet gaan eren een grove schending van respect.

Als nabestaande van in die kampen omgebrachte grootouders en talloze andere naaste familieleden kan ik niet anders dan mij verzetten tegen dit bouwwerk.

De auteur is orthodox-Joods rabbijn.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer