Gevraagd: ruim baan voor alle fietsers
Door de coronapandemie verruilen steeds meer mensen de auto en het openbaar vervoer voor de fiets. Dat leidt tot nog meer drukte op de toch al overvolle fietspaden.
Een van de onverwachte neveneffecten van de coronacrisis, is het feit dat nieuwe fietsen niet aan te slepen zijn. Het bleek een alternatieve vorm van lichaamsbeweging op het moment dat sportscholen de deuren sloten en het is een in dubbel opzicht gezond alternatief voor het openbaar vervoer. Wie niet tussen wildvreemden wil plaatsnemen in de bus of de trein, pakt de tweewieler.
De verwachting is dat deze trend zal doorzetten, zeker wanneer straks de schoolvakanties voorbij zijn en bedrijven weer kantoortijden gaan hanteren. In het openbaar vervoer geldt een mondkapjesplicht die wijst op een verhoogd risico, terwijl de kans op besmetting in de buitenlucht gering lijkt. Dankzij de elektrische fiets draait niemand meer zijn hand om voor een dagelijkse reisafstand van 15 kilometer.
Opvallend is dat de e-bike de gewone fiets inmiddels bijna heeft verdrongen en soms tot wel 80 procent van de verkoop bepaalt. Eerder sprak ik al mijn verwachting uit dat het woord ‘fiets’ over niet al te lange tijd synoniem is aan elektrische fiets. Tegelijk zie je een opvallende toename van het aantal mensen op een racefiets.
Het onvermijdelijke gevolg is dat het gemopper op wielrenners krachtiger klinkt dan ooit. Veel van die bezwaren zijn begrijpelijk, zeker als het gaat om grote groepen recreatieve racefietsers die zich met hoge snelheid voortbewegen. Tegelijk beseffen andere weggebruikers vaak onvoldoende dat ze een symptoom verwarren met de kwaal, want uiteindelijk gaat het om een ruimteprobleem.
Dat kan worden geïllustreerd aan de hand van een praktijkvoorbeeld dat in dit verband bijna komisch aandoet. Zo rijd ik op mijn fietstochtjes door de Alblasserwaard regelmatig over een fietspad waarop de waarschuwing is geschilderd om minimaal anderhalve meter afstand te houden. Dat is een zinnig advies, ware het niet dat het fietspad zelf amper zo breed is.
Zo ontstaat de onwenselijke situatie dat ouderen met een e-bike die gezellig naast elkaar willen fietsen, tureluurs worden van alle sportfietsers die hen willen inhalen, terwijl wielrenners omgekeerd last hebben van mensen die zo breeduit fietsen dat je er onmogelijk langs kunt. Dat is deels een kwestie van geven en nemen en van rekening houden met elkaar, maar heeft vooral te maken met het feit dat veel fietspaden hun maximale capaciteit allang hebben bereikt.
Op het fietspad ben je getuige van een frontale botsing tussen bevolkingsgroei en vergrijzing met als extra obstakel de technologische innovaties die mensen veel langer mobiel houden. Zonder elektrische fiets zouden veel ouderen hun laatste fietstochtje reeds lang geleden hebben ingeroosterd. Qua welbevinden en levenskwaliteit is dat enorme winst, maar voor verkeersplanologen is het een logistieke nachtmerrie.
De politiek staat dus enerzijds voor de uitdaging om extra fietspaden aan te leggen en bestaande te verbreden. Anderzijds ontkomen we niet aan de vraag of het wenselijk is om door te groeien naar misschien wel 20 miljoen inwoners als we elkaar nu al voortdurend in de wielen rijden.
De auteur is publicist. Voor eerdere columns zie rd.nl/hormann. Reageren? hormann@refdag.nl