Broddelen: spreken op topsnelheid
Ze lijken te stotteren, maar dat doen ze niet. In plaats van te weinig komen er eerder te veel woorden uit hun mond. Maak kennis met broddelen: een spraakaandoening die pas recent meer aandacht krijgt.
Al jaren onder behandeling te zijn bij een stottertherapeut, en er dan achter komen dat je helemaal niet stottert. Het overkomt Rutger Wilhelm. De 44-jarige Nijmegenaar ontdekt op zijn 34e dat hij broddelt. Door zijn extreem hoge spreektempo raakt hij verstrikt in zijn eigen spraak. Mensen kunnen hem daardoor vaak maar moeilijk volgen.
De ontdekking van zichzelf als broddelaar noopt Wilhelm, bestuurslid bij de Nederlandse stottervereniging en actief binnen de International Cluttering Association, ertoe een boek te schrijven. In ”Te snel voor woorden” doet hij haarfijn uit de doeken hoe broddelen zijn leven beïnvloedt. Om daarmee een tweeledig doel te dienen: broddelaars een hart onder de riem steken en de maatschappij iets bijbrengen over deze relatief onbekende spraakaandoening.
Want in bekendheid moet broddelen het nog steeds afleggen tegen stotteren, vertelt Wilhelm. Toch verschillen de aandoeningen fundamenteel van elkaar. „Stotteraars komen moeilijk uit hun woorden. Ze blijven hangen in klanken en woorden, alsof er een staak in een draaiend tandwiel wordt gestoken. Bij broddelen ligt de oorzaak in de taalplanning, de manier waarop mensen hun gedachten naar taal omzetten.”
Broddelaars hebben daarom geen moeite met het uitspreken van klanken, maar wel met het nemen van de juiste tijd voor hun spraak. Bovendien is hun zogenaamde auditieve feedbacksysteem verstoord. Dat registreert of je te snel, niet vloeiend of niet verstaanbaar spreekt. Broddelaars bemerken slordigheden in hun spraak dus onvoldoende. „Ze horen zichzelf minder goed. Daardoor denken ze dat ze beter spreken dan ze doen.”
Woordenbrij
Op hersenscans van broddelende sprekers is te zien dat ze meer moeite hebben hun taal te plannen. Hersengebieden die betrokken zijn bij de taalproductie en spraak vertonen bij broddelende sprekers meer activiteit dan bij vloeiende én bij stotterende sprekers. Het kost broddelaars dus daadwerkelijk meer moeite een boodschap in hun hoofd te construeren. Het resultaat: een eindeloze woordenbrij van aan elkaar geplakte, soms onverstaanbare woorden. Het Engelse woord voor broddelen, cluttering, heeft niet voor niets als een van de betekenissen warboel.
Als tiener wordt Wilhelm geregeld om zijn spraak uitgelachen. Over iemand die broddelt bestaan soms vervelende vooroordelen, laat hij in zijn boek zien. Ze worden omschreven als „personen met een onverschillige levenshouding”, „oppervlakkig” en „niet geïnteresseerd in echte communicatie.” Hokjes waarin Wilhelm zich ook weleens geduwd voelt. „Mensen kunnen zich een beeld van iemand vormen door uiterlijk gedrag. Een bepaalde drukte die ik met me meebreng. Dan denken ze: hij is onzeker, onbetrouwbaar, onvoorspelbaar. In mijn studententijd maakten medestudenten weleens een grapje over mij: Die Rutger moet je met een korreltje zout nemen. Dat vond ik niet echt leuk om te horen.”
Wilhelm krijgt jarenlang begeleiding van een stottertherapeut. Maar therapieën slaan niet aan en hij blijft op problemen stuiten als hij met mensen in gesprek gaat. De spraakaandoening trekt een zware wissel op zijn leven. Meerdere keren wordt het contract op zijn werk niet verlengd, omdat hij op alle vlakken goed scoort behalve op communicatie.
Pas op zijn 34e ontdekt hij dat wat hij al die jaren voor stotteren heeft gehouden, eigenlijk broddelen heet. Een ontdekking die zijn leven verandert. Hij gaat in behandeling bij een stottertherapeut die veel van broddelen afweet, en leert stukje bij beetje zijn spraak onder controle te krijgen.
Doordat het voor een broddelaar lastig is zijn spraak te beoordelen, is een van de methoden om het broddelen aan te pakken zichzelf opnemen en terugluisteren. De stottertherapeut maakt een visualisatie van zijn spraak en legt die naast het spraakbeeld van een persoon die vloeiend spreekt. Pas dan ervaart Wilhelm hoe ernstig de situatie echt is. Hij schrijft: ”Het was bijna schokkend om te zien hoe sterk de warrige en drukke illustratie van mijn spraak afstak tegen de rust en kalmte die de opname van de vloeiende spreker uitstraalde”.
Op broddeltherapie leert hij om zijn spraak meer gecontroleerd te laten verlopen, schrijft hij in zijn boek. Bijvoorbeeld door even pauze te nemen en op te letten hoe andere mensen op hem reageren. Voor sommige broddelaars helpt het om mee te tikken met een vinger, om zo een stabieler ritme in de spraak te krijgen.
Naast broddeltherapie volgt hij ook een tijdlang cognitieve gedragstherapie. „Voor mensen die broddelen kan het raar zijn om opeens anders te gaan spreken”, legt hij uit. „Op de therapie leerde ik aannames die ik had te weerleggen met andere gedachten.” In zijn boek schrijft hij hoe hij de gedachte ”Mensen vinden het raar als ik langzamer spreek” fileert tot uiteindelijk het tegendeel overblijft: ”Als ik langzamer spreek, klinkt dat volkomen normaal”.
Energie
Broddelaars praten niet alleen snel, maar doen alles in hun leven haastig: lopen, eten, autorijden. Hun hele systeem is onrustig. Met plannen hebben ze soms grote moeite, omdat ze slecht kunnen inschatten hoeveel tijd een activiteit kost. Daardoor komen ze geregeld te laat op afspraken.
Is het ook niet een kwestie van eerst nadenken en dan pas spreken? Wilhelm vindt dat een „terechte vraag.” „Het kan broddelaars helpen voorafgaand aan een zin even de tijd te nemen en na te denken.” Tegelijk kost dat veel energie, vertelt hij. „Je spreekt de hele dag. Het is lastig om dan steeds de concentratie op te brengen en dat nadenken toe te passen. Focus helpt wel tegen het broddelen. Op mijn werk ben ik gefocust en dan heb ik er helemaal geen last van.”
De therapieën zorgen ervoor dat Wilhelm, tien jaar later, nog maar zelden broddelt. „Het gebeurt nog weleens, vooral als ik een beetje onzeker ben of zenuwachtig. Of als ik enthousiast ben, zoals nu.”
Wilhelm is aan de telefoon inderdaad een spraakwaterval, niet te stuiten in zijn drang iets te vertellen over broddelen. Soms is hij moeilijk te verstaan door alle tussenwerpsels en de haastig uitgesproken woorden. Dan weer lijkt hij te kalmeren en daalt er een soort rust over hem.
Emoties hebben een versterkend effect op broddelen, vertelt hij. „Als ik zo in een emotie zit, is het lastig daar uit te komen. Wat mij helpt, is even pauze nemen. Even niets zeggen, een paar toontjes terug met mijn eigen energie. Soms vraag ik de ander in een gesprek ook om op te letten dat we elkaar laten uitspreken.”
Mensen beginnen niet vaak meer over het broddelen als ze met hem praten. Vroeger, in zijn tienerjaren, was dat wel anders. Wilhelm schrijft: ”Intussen kreeg ik van anderen –soms zelfs volslagen vreemden– spontaan adviezen over hoe ik het beste met mijn stotteren om kon gaan. De een tipte mij dat ik ‘zingend’ door het leven moest gaan, de ander dacht te weten dat ik mijn mond of kaken langzamer moest bewegen, en wéér anderen waren ervan overtuigd dat ik anders diende adem te halen”.
Grapje
Mensen voelen zich volgens Wilhelm tegenwoordig vaak bezwaard om iets over het broddelen te zeggen. Terwijl hij daar zelf geen problemen mee heeft. „Van mij mogen ze er alles over zeggen wat ze maar willen, want het is leerzaam voor degene die broddelt. Maken ze er een grapje of een korte opmerking over, dan biedt dat mij de kans om uit te leggen wat broddelen is.”
Niet altijd is daar gelegenheid voor. Wilhelm maakt ook weleens mee dat mensen om hem lachen. Onlangs nog, als twee caissières in de winkel hem uitlachen. Hij probeert er neutraal naar te kijken. „Met dat soort situaties moet je leren leven.”
Hij maakt nog regelmatig opnames van gesprekken. Dit gesprek neemt hij ook op. Steeds jezelf terugluisteren is best pittig, vertelt hij. „Ik ben steeds toch weer verbaasd over de snelheid van mijn spraak. Nu heb ik het gevoel dat ik op een normaal tempo praat, maar als ik mezelf zo terugluister, zal het wel sneller zijn.”
Een broddelaar moet beschikken over weerbaarheid, zegt Wilhelm. „Af en toe krijg je een tik. Ik heb het geluk dat ik flexibel ben. Iedere keer weet ik me weer op te richten. Ik kan me voorstellen dat broddelen mensen depressief maakt. Zo’n impact kan het hebben.”
Balkenende
Dat iemand broddelt, wil niet zeggen dat hij of zij niet succesvol kan zijn. In ”Te snel voor woorden” somt Wilhelm ze op: mensen die broddelen of broddelachtig spreken, en toch een vooraanstaande positie bekleden. Oud-premier Jan-Peter Balkenende. Of Splinter Chabot, voorman van de JOVD, de jongerenafdeling van de VVD.
De Nijmegenaar hoopt dat door zijn boek de aandacht voor broddelen toeneemt. „Broddelen komt even vaak voor als stotteren, maar in veel opleidingen logopedie kwam broddelen amper aan de orde. De echte, pure stotteraars snappen niet altijd wat broddelen nu precies is. Van oorsprong zijn het echt twee verschillende aandoeningen. Het zou mooi zijn als er nu even wat minder aandacht naar stotteren uitging en meer naar broddelen.”
Zijn boek leidde in ieder geval tot een aanpassing van het curriculum op de logopedieopleiding van de Hogeschool Utrecht. Daar wordt het toegevoegd aan de verplichte lesstof. Wilhelm „Een goed signaal. Ik hoop dat deze kennis zich vertaalt in eerdere en betere diagnoses van broddelaars.”
Zelf ziet hij inmiddels ook de positieve kanten van zijn spraakaandoening. „Het broddelen heeft me meer mensenkennis en doorzettingsvermogen gegeven. En ik ben dit boek gaan schrijven. Dat biedt me veel zingeving.”
”Te snel voor woorden” Hoe de ontdekking dat ik niet stotterde maar broddelde mijn leven veranderde, Rutger Wilhelm; uitg.Big Time Publishers, Nijmegen; 180 blz.