Chaos als activisten bepalen welke standbeelden weg moeten
Het standbeeld van de 17e-eeuwse slavenhandelaar Edward Colston in de Britse stad Bristol verdween zondagmiddag in het water van de Avon, nadat hij eerder onder luid gejuich van zijn sokkel was getrokken. „Eindelijk gerechtigheid”, stelden activisten. Maar een woordvoerder van premier Boris Johnson sprak van „een misdadige actie.”
De actie was onderdeel van de Black Livesmatterprotesten. „Dit standbeeld vertegenwoordigt jaren van onderdrukking, jaren van pijn”, verklaarde een omstander op televisiebeelden. Voor de inwoners van Bristol gold Colston daarentegen lange tijd als weldoener. Na zijn dood in 1721 liet Colston veel van zijn bezittingen na aan liefdadigheidsinstanties in zijn geboortestad. Het leverde hem onder meer straatnamen, schoolnamen en een standbeeld op.
De actie in Bristol kon ook buiten Groot-Brittannië op applaus rekenen. De 23-jarige jongerenburgemeester van Amsterdam, Achraf El Johari, deelde op Twitter beelden van Colstons ‘tewaterlating’ met de opmerking: „Nu nog de gevels van de vele Amsterdamse grachtenpanden.” Het leverde hem een stortvloed van boze reacties op. El Johari gaf aan dat de tweet als grap was bedoeld. „Stukje bewustzijn kweken, humor moet kunnen”, twitterde hij. Maar: „Ik ben wel voorstander van een bijschrift oid.”
Het zou natuurlijk dwaasheid zijn om de Amsterdamse gevels te lijf te gaan en de tweet behoeft daarom niet al te veel aandacht. De achterliggende discussie is echter wél aangelegen. Hoe gaan we om met publiekelijk geëerde historische figuren, waaromheen naar huidige maatstaven ongure luchtjes hangen?
Het is een oude discussie, die in Nederland eerder is gevoerd rond standbeelden van onder anderen Jan Pieterszoon Coen (1587-1629). Hij had ongetwijfeld de Republiek helpen grootmaken, maar trad daarbij wel uiterst wreed op. Moet zo’n man in Hoorn hoog op zijn sokkel blijven staan?
Het is duidelijk dat sommige figuren geen standbeeld verdienen. Geen gemeente zou blij zijn met een standbeeld van Adolf Hitler op het marktplein. En iedereen begreep in 2003 dat Iraakse opstandelingen in Bagdad een beeld van dictator Saddam Hussein van zijn sokkel trokken.
Maar discussies over figuren uit een verder verleden roepen al snel veel meer vragen op. Is het redelijk hen langs de meetlat van hedendaagse normen te leggen? En welke meetlat moet dat dan precies zijn? Het wordt sowieso een chaos als activisten her en der het recht in eigen hand gaan nemen. De #metoo-beweging kan dan ook nog heel wat ‘grote’ mannen van de sokkels gaan trekken.
Debat over de rol van historische figuren in het verleden is toe te juichen. Al te rooskleurige beelden kunnen worden bijgesteld; dat dient enkel een eerlijk beeld van het verleden. De beeldvorming is echter niets geholpen met eigenzinnige opruimacties.