Terugkeer naar ”oud normaal” is ook voor musea geen optie
De Nederlandse musea mogen vanaf 1 juni hun deuren weer openen. Er zijn wel enkele voorwaarden. Bezoekers moeten hun kaartjes vooraf kopen. Zo kan er gestuurd worden in het aantal mensen dat tegelijk in het museum is. Want de onderlinge afstand van 1,5 meter moet gehandhaafd blijven.
Nu zijn veel musea wel gewend groepen mensen te bedienen en te werken met tijdvakken van aankomst. Daarbij kan de bezoeker op een bepaalde tijd naar binnen. Ook het houden van afstand –weliswaar tot de kunstwerken– is gebruikelijk in een museum. Looproutes in de ruimte, het toezicht en de beveiliging zijn er gesneden koek. Bovendien hebben de musea zich al voorbereid op dit ”nieuwe normaal”. Wel zal door de voorwaarden het bezoekersaantal over het algemeen lager blijven dan voor de coronacrisis. En bij openluchtmusea zal de capaciteit –gemeten naar het oppervlak– hoger liggen dan in bijvoorbeeld het Anne Frank Huis, waar misschien maar enkele personen tegelijk het Achterhuis binnen kunnen.
Verder zijn bezoekers van musea vaak aangewezen op trein, bus en tram. Nog niet duidelijk is wat de verwerkingscapaciteit van het openbaar vervoer zal zijn. Het is dus wat afwachten en aftasten, ook voor andere cultuurinstellingen. En voor alle andere onderdelen van de samenleving.
Financieel ziet het er nog steeds niet rooskleurig uit voor veel musea. Weinig instellingen hebben een gezonde, flinke reserve opgebouwd. Niet alleen omdat de eindjes aan elkaar geknoopt moesten worden en er aan het eind van het jaar weinig overbleef. Ook vanuit strategisch oogpunt was een groot eigen vermogen niet wenselijk; het maakte de kans op overheidssubsidie alleen maar kleiner. Terwijl de subsidiekraan afgelopen jaren sowieso dichter gedraaid werd. De lockdown heeft nu zes weken de inkomstenstroom stilgelegd. Ook van neveninkomsten was geen sprake en het aanboren van alternatieve inkomstensbronnen waren nauwelijks aan de orde. Het kabinet riep een Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkbehoud (NOW) in het leven. Maar deze regeling dekt slechts zo’n 30 procent van de loonkosten van de musea. De Museumvereniging verwacht nu dat een op de vier musea het eind van het jaar niet haalt. Dat is triest. Cultureel erfgoed is van groot belang.
Toch is meer geld voor de musea niet de oplossing. Wat opvalt –bij de musea maar ook elders in de samenleving– is de behoefte om terug te keren naar een oude situatie. ”Oud normaal” dus. Maar het cultureel erfgoed moet toekomstbestendig zijn; minder kwetsbaar, minder afhankelijk van overheidsgeld. Het kan nu een uitgelezen moment zijn om daarover na te denken. Want het ”nieuwe normaal” zal meer moeten inhouden dan 1,5 meter afstand, een mondkapje en thuiswerken. Toekomstvisie ontwikkelen is geen luxe, maar is bittere noodzaak. Dat geldt ook voor de culturele sector. Op naar het ”gloednieuwe normaal” dus.