Nee, het gaat niet alleen maar slechter met de wereld
De jaren tien zijn voorbij: tijd voor evaluaties. Ze waren „het beste decennium ooit”, stelt een opiniestuk in The Wallstreet Journal van 16 december. De auteur is één van de ”nieuwe optimisten”: wetenschappers die met harde cijfers proberen aan te tonen dat het met de wereld veel beter gaat dan we denken.
Wie bij het afgelopen decennium vooral denkt aan terreuraanslagen in Europese steden, de opkomst van Islamitische Staat, oorlogen in Jemen, Zuid-Sudan en Syrië en tal van overstromingen zal zijn wenkbrauwen fronsen. Het beste decennium ooit, zoals het artikel in The Wallstreet Journal beweert? Ga dat eens in een vluchtelingenkamp op Lesbos vertellen of bij nabestaanden van ‘Parijs’ of ‘Nice’.
De schrijver van het artikel, de Zweedse historicus Johan Norberg, komt echter met heel andere zaken op de proppen. Hij wijst op de sterke daling van armoede, honger en ziekte. In 2008 bevond volgens cijfers van de Wereldbank 18,2 procent van de wereldbevolking zich in extreme armoede, in 2018 was dit percentage gezakt naar 8,6.
Ook op gezondheidsgebied zijn er opzienbarende vorderingen gemaakt. De toegang tot water, sanitair, gezondheidszorg en vaccins verbeterde. Het aantal malariagevallen in Afrika daalde tussen 2007 en 2017 met bijna 60 procent. Het aantal doden als gevolg van hiv/aids halveerde. De gemiddelde levensverwachting steeg met tien jaar, met name als gevolg van dalende kindersterfte.
Voor iemand die zuinigjes opmerkt dat al deze ontwikkelingen vast ten koste van het milieu gingen, heeft Norberg nog meer cijfers paraat. Ontwikkelde landen vervuilen steeds minder. Het aantal doden als gevolg van luchtvervuiling nam tussen 2007 en 2017 met een vijfde af. Rijke landen gebruiken ieder jaar minder grondstoffen als nikkel, staal en fossiele brandstoffen.
Oké, de opwarming van de aarde blijft een uitdaging. „Maar welvarende samenlevingen zijn goed in staat om schone technologieën te ontwikkelen en een oplossing te vinden voor de problemen door klimaatverandering.”
Goede oude tijd
Het is bij Norberg optimisme troef, zo veel is al snel duidelijk. Maar zeg niet dat dit komt omdat hij nu eenmaal een prettig opgeruimd karakter heeft. In interviews vertelt Norberg graag dat hij van nature juist een pessimist is. „Ik was een type dat terugverlangde naar de goede oude tijd”, zei hij in 2017 in The Guardian. „Maar toen begon ik geschiedenis te lezen en vroeg ik mezelf af hoe het met me zou zijn geweest, in die goede oude tijd, in het noordelijke Zweden van mijn voorouders. De levensverwachting was kort. Ze mixten boomschors in het brood om er langer mee te doen.”
Norberg publiceerde in 2016 een boek vol hoopvol stemmende lijstjes: ”Vooruitgang: Tien redenen om naar de toekomst uit te kijken”. De Zweedse historicus legt daarin tien basale indicatoren voor menselijk welzijn langs de meetlat van de tijd en kan op grond daarvan niet anders dan optimistisch zijn. De voedselvoorziening gaat vooruit, de geletterdheid, de levensverwachting, de mate van vrijheid.
Hij wil met dergelijke cijfers een tegenwicht bieden aan een in zijn ogen misplaatst heimwee naar het verleden. Het is gewoon niet waar dat het steeds slechter met de wereld gaat, betoogt hij. „In de twintig minuten die het je kost om dit hoofdstuk te lezen”, schrijft Norberg ergens, „hebben opnieuw 2000 mensen zich ontworsteld aan extreme armoede.”
Er zijn meer auteurs die op dit aambeeld slaan. Bekende namen op dit gebied zijn de Amerikaanse psycholoog Steven Pinker, de Britse econoom Max Roser en de Australische filosoof Peter Singer. In Nederland timmert filosoof Ralf Bodelier met stichting World in Progress aan de weg. Ze worden wel bestempeld als de ”nieuwe optimisten”.
Een belangrijke gemene deler tussen hen is hun voorliefde voor harde data. In ”Verlichting Nu” (2018) schotelt Pinker zijn lezers 75 grafieken voor die de vooruitgang moeten onderstrepen. Een van de meest sprekende laat zien dat aan het begin van de 19e eeuw ruim 90 procent van de wereldbevolking in armoede leefde, tegenover minder dan 10 procent nu. Maar hij toont ook aan dat ons IQ in honderd jaar tijd met 30 procent is gestegen.
Oxfordeconoom Roser heeft als drijvende kracht achter het project ”Our World in Data” nog veel meer data te bieden. Our World in Data is een website met bijna 3300 kaarten en grafieken over 297 onderwerpen. De gegevens „tonen ons dat vooruitgang mogelijk is”, stelt de site. „Terwijl wij denken dat dit één van de belangrijkste feiten is om te weten over de wereld waarin we leven, weten slechts weinigen het. Velen geloven dat de wereld stagneert of achteruitgaat op punten waarvan het tegendeel het geval is.”
Pessimisme
Onderzoeksbureau Ipsos legde in 2017 aan zo’n 28.000 mensen in 28 landen de volgende vraag voor: denkt u dat het aantal mensen in extreme armoede de laatste 20 jaar is verminderd, vermeerderd of hetzelfde gebleven? Een meerderheid (52 procent) dacht dat het aantal armoedzaaiers was toegenomen, terwijl 28 procent inschatte dat het aantal min of meer constant was gebleven, of het niet wist. Slechts één op de vijf mensen zei dat het aantal achteruit was gegaan: het juiste antwoord.
Dit wijdverbreide pessimisme wijten de nieuwe optimisten onder meer aan de journalistiek. Journalisten hanteren als uitgangspunt dat goed nieuws geen nieuws is. Dat er op Schiphol duizenden vliegtuigen zonder problemen opstijgen is geen nieuws. Als er een halverwege de start neerstort wel. Media berichten in principe dus alleen over de afwijkingen van het normale. Door die focus kan bij de ontvangers van het nieuws echter de indruk ontstaan dat de afwijkingen het normale vormen.
Nieuwe optimisten zullen niet ontkennen dat media over rampen en teloorgang moeten berichten. Maar waarom zou goed nieuws over bijvoorbeeld vooruitgang geen plek in de nieuwsrubriek of krant verdienen? „Journalisten moeten zich verantwoordelijk voelen voor het wereldbeeld van hun lezers”, betoogde de Nederlander Bodelier deze maand in een uitzending van het programma Voor de Ommekeer.
Pinker, psycholoog, wijst daarnaast op de natuurlijke menselijke neiging om pessimisme hoger te waarderen. Onze angst om iets te verliezen is volgens hem groter dan onze vreugde om iets te bereiken. Die ‘voorprogrammering’ leidt er bijvoorbeeld ook toe dat mensen kritische commentatoren en recensenten doorgaans als intelligenter en serieuzer beschouwen dan hun lovende vakgenoten.
Nog meer vooruitgang?
Het kernpunt dat de nieuwe optimisten maken zullen weinigen betwisten: geen zinnig mens verlangt terug naar de gezondheidszorg of de huisvesting van honderd jaar geleden. De vooruitgang op veel gebieden is duidelijk.
De vraag is wel of cijfers veel mensen overtuigen om positiever naar hun leven en de wereld te kijken. Tegen gevoel kunnen data slecht op, zeker niet als mensen zelf in de misère zitten. Wat heeft een bijstandsgezin eraan om te weten dat extreme armoede wereldwijd sterk afneemt? Zij kijken vooral naar de buren die het beter hebben. Net zomin is een Jemeniet veel geholpen met cijfers over sterk gereduceerde dodentallen in oorlogen. En, feitelijker: is het niet zo dat tegelijk met de vooruitgang de kloof tussen arm en rijk steeds groter wordt?
Op meer academisch niveau valt er over cijfers te twisten, zoals over de data rond geweld en oorlogsvoering van Pinker of Our World in Data (zie grafiek). De keuze om enkel de directe slachtoffers van militaire handelingen te tellen, is aanvechtbaar. Er vallen miljoenen slachtoffers onder burgers door honger en ziekte als gevolg van oorlogen.
Een andere omstreden keuze is de focus op statelijke actoren. Veel conflicten onttrekken zich aan het klassieke schema van oorlogen tussen verschillende staten, die op een goed moment weer vrede kunnen sluiten. Waar blijven dan bijvoorbeeld de tientallen miljoenen doden die onder het repressieve Mao-regime vielen? China was gedurende die tijd geen land in oorlog. Op grond van dit soort overwegingen bestempelde de Britse politiek filosoof John Gray de cijfers van Pinker over oorlogsdoden bijvoorbeeld als „misleidend.”
De meest fundamentele kritiek betreft echter de vooronderstelling van veel nieuwe optimisten dat vooruitgang een lineair proces is. ”Het beste moet nog komen”, zette de Vlaamse krant De Standaard veelzeggend boven een interview met Norberg. Maar, stellen critici, waarom zou de lijn van progressie zich per se voortzetten? Waarom zou de afgelopen 200 jaar, waarop de nieuwe optimisten zich met name focussen, geen periode van voorbijgaande aard zijn? Wie zegt dat er geen oorlog met ongekende impact zal uitbreken, als gevolg van de zeer geavanceerde wapens die nu in omloop zijn? Die zijn trouwens ook een product van de gevierde vooruitgang.
Verlichting
Een man als Pinker erkent dat vooruitgang niet gegarandeerd is. Hij is daarom een sterke pleitbezorger van de waarden van de Verlichting. In ”Verlichting Nu” onderstreept Pinker dat het leeuwendeel van de mooie ontwikkelingen aan mannen als Descartes, Spionza en Voltaire te danken is. Hun denken over onder meer individuele vrijheid is volgens hem bepalend geweest voor de enorme ontwikkeling die we de laatste 200 jaar hebben doorgemaakt.
De filosoof Gray maakt zich boos over dit achterliggende idee van „morele vooruitgang.” Zo eenduidig waren die Verlichtingswaarden niet, stelt hij. Hij wijst onder meer op Voltaire, die Joden bestempelde als nakomelingen van een inferieure menselijke soort.
Dat Pinker dit soort dingen onbenoemd laat, is voor Gray symptomatisch. Eenentwintigste-eeuwse aanhangers van de menselijke vooruitgang gebruiken cijfers volgens hem „als amuletten waarmee ze onwelgevallige gedachten verdringen”, schreef hij in 2015 in The Guardian.
Iemand als Roser ontkent dat. Niet alles in de wereld gaat beter, maakt hij duidelijk. Maar de wetenschap dát er vooruitgang mogelijk is, moet ons stimuleren iets aan de huidige problemen te doen.