Rollende aardbeien op de Westerschelde
Het traject van Yerseke naar Kamperland stelt in kilometers niet veel voor. Dat wil zeggen, voor wie rechtstreeks het Veerse Meer binnenvaart. Ga je met een ommetje over de Westerschelde, dan wordt het een ander verhaal. Het verhaal van de woelige baren en de stoere zeeschepen op de zeearm naar Antwerpen.
In de koelkast heeft schipper Knulst aardbeien staan. Ze vormen een welkom ontbijt als we de haven van Yerseke uitvaren. Via het Kanaal door Zuid-Beveland doorsnijdt de Cornelis de Pijp, het smalle oostelijke gedeelte van Zuid-Beveland.
„Hansweert, hier motorjachtje Cornelis, 10 meter lang, kunnen wij uitvaren?” vraagt Knulst via zijn marifoon als we aan het einde van het kanaal gekomen zijn. „Dag Cornelis, dat mo wê kunn’n, pak de bakboordsluis maar”, zo komt al spoedig het antwoord. Als we die gepasseerd zijn, begint het echte werk. De Westerschelde. De drukbevaren levensader naar het Belgische Antwerpen. „Er vindt intensieve beloodsing plaats en er kan een flinke in- of uitgaande stroom staan”, waarschuwt de ANWB Vaarroutegids.
Algauw verschijnt er een zeesleper op het toneel van een formaat zoals we die nog niet eerder zagen op deze reis. Het passeren gaat prima, maar het venijn zit ’m in de staart, in dit geval in de hekgolf van het schip. Met golven van zo’n meter hoog stuitert de Cornelis over de woeste baren. De opvarenden stuiteren mee en het interieur ook. De koelkast vliegt open onder de druk van al dit bruisend zeenat. De kostelijke aardbeien, nog over van het ontbijt, rollen over het dek. Dat overkomt schipper Knulst geen tweede keer. Bij de volgende tanker, die alweer opdoemt in de verte, neemt Knulst de golven recht op de boeg. Dat scheelt stukken.
En dan komt de haven van Vlissingen in zicht. De intensieve beloodsing waarvoor de ANWB-gids waarschuwde, blijkt inderdaad aanwezig te zijn. De kleine gele loodsbootjes beuken verwoed en met een voor de leek roekeloze overmoed in de golven. We varen de haven van Vlissingen binnen en meren af aan een kade bij de monding van het Kanaal door Walcheren.
Een kijkje in het haventje voor de loodsboten is altijd de moeite waard. Twee bootjes liggen startklaar te wachten aan de voet van het standbeeld van Michiel de Ruyter. Een Belgische boot is de eerstvolgende die zal uitrukken. De kapitein, J. G. Roman, vindt het goed als de verslaggever aan boord komt.
Als ook de loods aan boord is, zet het robuuste scheepje koers naar de Mount McKinney, die vanaf de Noordzee de Westerschelde op komt stomen. „Nu is er een zeeloods aan boord van de McKinney”, legt kapitein Roman uit. „Die heeft het schip begeleid vanaf de kust voor Oostende tot de monding van de Westerschelde. De rivierloods die wij aan boord hebben neemt het van hem over, tot Antwerpen.”
Roman brengt en haalt al 25 jaar loodsen naar en van zeeschepen. „Per boot moet je rekenen op zo’n 25 schepen per etmaal”, zegt de Belgische kapitein. „Ge moet het zo bekijken: heen én terug moet er een loods aan boord zijn bij alle schepen die langer zijn dan 60 meter. Dat zijn er heel wat.”
De kapitein is duidelijk geroutineerd. Hij manoeuvreert het loodsbootje met vaardige hand langszij bij de Mount McKinney, die op volle kracht door blijft stomen. De touwladder is al uitgeworpen. Grote rubberen banden verhinderen dat de schepen met de wanden tegen elkaar botsen. De loods grijpt de touwladder beet en klimt vlot omhoog. Een paar minuten later daalt de zeeloods af. Kapitein Roman draait aan het stuurwiel. De loodsboot zwenkt af en koerst weer terug naar de haven van Vlissingen.
Ook de Cornelis start de motoren weer. Kamperland wacht op ons. Via Middelburg en Veere stomen we algauw het Veerse Meer op. Via een kleine inham komen we op het kanaaltje naar Kamperland. De laatste paar honderd meter van onze tocht. Aan het eind van het doodlopende kanaal komen we in een klein haventje. Een torentje priemt in de lucht. Onmiskenbaar, dit is Kamperland.
Als schipper Knulst de ronddobberende zwanen heeft gevoerd met wat oud brood, zoeken we een restaurantje op. Ietwat vervuld met weemoed heffen we het glas. De RD-missie is ten einde. De schipper is tevreden. „We hebben er heel wat kilometertjes opzitten.”
Dit is de laatste aflevering in een zomerserie over een vaartocht van Kampen naar Kamperland.