Binnenland

„Er gaat niets boven de Zeeuwse kreeft”

Het is maandagmorgen als de ”Cornelis” aan zijn Zeeuwse etappe begint. Van het eiland Tiengemeten, net onder de Hoeksche Waard, gaat de reis naar mosseldorp Yerseke op Zuid-Beveland. Tholen doemt op aan de horizon.

Jacob Hoekman
10 August 2004 11:10Gewijzigd op 14 November 2020 01:30
THOLEN – Scheepswerf Van Duivendijk –„sinds 1872 in handen van de familie”– profiteert van de toenemende toeristen die over water ook Tholen aandoen. Mede eigenaar Dirk van Duivendijk: „Het aantal schepen neemt nog steeds toe en ook de boten worden
THOLEN – Scheepswerf Van Duivendijk –„sinds 1872 in handen van de familie”– profiteert van de toenemende toeristen die over water ook Tholen aandoen. Mede eigenaar Dirk van Duivendijk: „Het aantal schepen neemt nog steeds toe en ook de boten worden

Terwijl schipper Knulst behendig afmeert in de Thoolse haven, leunen twee mannen op leeftijd over de reling aan de wal. „Jullie blijven hier toch niet lang liggen, hè?” Schipper Knulst lacht. „Nee hoor, we moeten alleen wat proviand inslaan.” Hij gooit de touwen over een van de meerpalen in de haven van het oude stadje.Even verderop, aan een steiger, gaat een groot en luxe jacht voor anker. ’t Is het jacht van Fons Swinkels, met vrouw en schip onderweg naar het Belgische Brugge. „Biertje?” vraagt hij als hij de verslaggever ontwaart. Als die knikt, houdt Swinkels een glas onder een tap die hij aan boord heeft staan. „Het merk houd ik geheim.” Swinkels meert vaak even af in Tholen, zegt hij. Wijzend op het jacht aan de andere kant van de steiger: „Mijn maat komt hier uit de buurt.”

De maat, Luijks, heeft het gesprek kennelijk gehoord, want zijn ietwat kalende schedel verschijnt boven aan de trap van zijn jacht. „Ja, ik kom uit Nieuw-Vossemeer, dat ligt hier dichtbij.”

De gepensioneerde vrienden hebben mosselen gekocht in Tholen. „En morgen gaan we kreeft eten”, zegt Luijks. „Zeeuwse kreeften”, vult Swinkels aan. „Meneer, die zijn veel lekkerder dan de Canadese en de Noorse kreeften. Er gaat niets boven de Zeeuwse kreeft. Vooral niet met wat zeekraal.”

Luijks doet de Thoolse haven al twintig jaar aan met zijn jacht. En al twintig jaar gaat hij voor anker bij dezelfde scheepswerf, die van firma Van Duivendijk. „Ik kan me nog herinneren dat hier vroeger ouwe Dirk de baas was. Toen zijn we een jaar niet geweest. Nou, wat was Dirk blij toen we het jaar daarna weer aanlegden. Hij dacht dat er wat met ons was gebeurd.”

Intussen zijn het enkele neven van „ouwe Dirk” die de leiding over de eeuwenoude scheepswerf hebben overgenomen. Een van hen heet ook Dirk van Duivendijk. Op de werf is hij bezig met de bouw van een schip. „Sinds 1872 is het bedrijf al in handen van de familie. Ik run de werf nu samen met mijn vader.” Trots laat de werfeigenaar zien waarmee hij bezig is. De grove vormen van een schip worden zichtbaar. „Dit jacht is tijdens een zware storm op het Spui omgeslagen”, zegt Van Duivendijk. „Nu hebben wij de opdracht gekregen het te restaureren. In dit geval betekent het dat we bijna een nieuw schip bouwen, terwijl we eigenlijk helemaal geen nieuwbouw doen.”

Het groeiend aantal toeristen legt de werfeigenaar geen windeieren. Onlangs bouwde hij nog extra aanlegsteigers. „En het ligt goed vol. Het aantal schepen neemt nog steeds toe en ook de boten worden steeds groter. Als je vroeger een jacht van 10 meter had, was dat groot. Nu is 12 meter al heel gewoon.” Zijn zaktelefoon gaat. Zich verontschuldigend: „Er komt er weer eentje. Ik loop er even heen.”

Verder dan maar weer. Als schipper Knulst de haven van Tholen uitvaart, waait de geuzenvlag op de voorsteven fier in de straffe zeewind. De zon breekt door als we de haven van Yerseke naderen. Langzaam maar zeker komen de tientallen masten die boven de dijk uitsteken, dichterbij.

In de haven liggen veel boten afgemeerd. Schipper Knulst vindt nog een klein plekje waar z’n Cornelis wel een nachtje kan liggen, als de havenmeester het goed vindt. Maar die is nergens te vinden. Er is helemaal niemand te vinden. De haven maakt een uitgestorven indruk en de schier complete Yersekse vissersvloot -van de YE7 tot de YE217- ligt aan de kant. Het mosselseizoen moet nog beginnen.

Tussen enkele schepen zitten twee mannen te vissen. Ze hebben ook geen levende ziel gezien, maar awel, ze komen dan ook niet van hier. „Misschien moet ge eens bij den inkom van het eetcafé kijken.” De man concentreert zich weer op zijn hengel.

Knulst beproeft nogmaals de deur van het hokje van de havenmeester - opnieuw vergeefs. Met behulp van een waterslang op de steiger vult hij dan het reservoir van de Cornelis bij. Hij lacht. „Dat zit allemaal bij de nulprijs inbegrepen.”

De zilte zomerbries doet de zeilen zingen. Een zeemeeuw scheert traag over de kotters. De avond valt. Yerseke slaapt.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer