Heisa in Middelharnis, rust op Tiengemeten
Om acht uur zaterdagmorgen brengt schipper Cor Knulst met een draai aan de sleutel de motor van de Cornelis tot leven. Terwijl Oud-Beijerland nog op één oor ligt, wenden wij de steven richting Middelharnis.
Op het water van het Spui is het een en al rust en ruimte. Oevers zijn groen en stil. Aan de waterkant gooien sportvissers een hengel uit. Dit is relaxen.
De dieptemeter in de kajuit van de Cornelis vertoont even later op het Haringvliet grote verschillen. Soms is het 30 meter diep, boven een zandbank slinkt die afstand tot 2 meter. Het is zaak om binnen de rode en groene bakens te blijven varen.
Met zijn 75 jaren is onze kapitein niet alleen lenig als een aal, hij draait er zijn hand ook niet voor om een zeekaart op zijn eigen laptop te voorschijn te toveren. „De vaarlijn verloopt wat zwabberig”, grijnst Knulst, als hij via het beeldscherm van de laptop het onvaste stuurgedrag van een RD-kantoorklerk becommentarieert. Tja, voor een pennenlikker zijn verraderlijke waterstromingen geen dagelijkse kost.
Tegen tienen varen we de sluis bij Middelharnis binnen. Blikvanger is een onafzienbare rij trucks langs het kanaal. Er klinkt luid getoeter. De vrachtwagens zullen deze zaterdag in juni over Goeree-Overflakkee toeren. Passagiers zijn zo’n 250 verstandelijk gehandicapten van instelling Hernesseroord. Dit jaar wordt het festijn voor de zeventiende keer gehouden. „Het hele eiland is met deze tocht bezig”, vertelt Wim Vroegindeweij, een van de organisatoren. Via zijn portofoon houdt hij contact met verkeersregelaars. De voertuigen rijden de route Sommelsdijk, Dirksland, Melissant, Stellendam, Goedereede en Ouddorp en weer terug.
„De gehandicapten vinden dit festijn gigantisch”, zegt Jan Ko van der Baan, chauffeur van een van de voorste trucks. „Het borrelt al weken. Je ziet aan de gezichten dat ze het prachtig vinden dat alle aandacht op hen is gericht.”
Verpleegkundige Nel Heyblom heeft alle tochten meegereden. „Elk jaar krijg ik er weer kippenvel van”, zegt ze vanuit de cabine van een truck. Bij de passagiers is de claxon mateloos populair. „In sommige vrachtwagens moet je aan een touw trekken. Weken van tevoren maken de bewoners die beweging al.”
In een zonovergoten Middelharnis staat Annette Witvliet aan de kant van de weg. Ze is onder de indruk van de enorme stoet trucks die zojuist is gepasseerd. „Ik ben er ontroerd van. Deze gehandicapten horen er helemaal bij. Het doet me wel wat dat die stoere vrachtwagenchauffeurs hun vrije dag opofferen om deze mensen een leuke dag te bezorgen. Je ziet aan de gezichten van die gasten dat ze zitten te genieten.”
Vanuit Middelharnis gaan we richting eiland Tiengemeten. Knulst zou Knulst niet zijn als hij hier ook niet een verhaal aan vast kon knopen. „Als kleine jongen maakte ik met mijn grootvader regelmatig de overtocht naar Tiengemeten. Weer of geen weer, opa bracht de post en het brood naar de overkant. Toen het eens begon te onweren, kroop ik zo diep mogelijk weg in de boot. Maar opa roeide onverstoorbaar door.”
Vanuit het haventje van Nieuwendijk pakken we de veerboot naar Tiengemeten. Op de kade brengt Elly Vergouwe, gids voor Natuurmonumenten, een ode aan het eiland. „Het is daar zo stil en heerlijk rustig. Niet te geloven. Je vindt daar de blauwborst, je ziet daar de kiekendief en de buizerd. En wat dacht je van de heemst, familie van de stokroos? Ieder seizoen is weer anders. In de winter ligt er rijp op de akkers. Het is genieten op Tiengemeten. Alleen, je moet het willen zien.”
Eenmaal op het eiland struinen we een halfuur over een stil kronkelpad door het riet. Vergouwe heeft helemaal gelijk. Maar stilte kan ook wel eens benauwend zijn, leren we van mevrouw G. H. van der Kraan, een van de weinige bewoners van het eiland. Ieder weekend betrekt ze een huisje op Tiengemeten. „Als het regent, kan het hier wel wat triest zijn.”
Bij een wachthuisje aan de kade op het eiland moet je via een druk op de knop een zwaailicht in werking zetten. Zo ben je er zeker van dat de veerbaas je -op de hele uren- komt ophalen. Met een handjevol passagiers, onder het genot van opspattend water, keren we terug naar de vaste wal.