Kerk & religie

Promovendus Henk de Waard: Wording van Bijbel ook door Heilige Geest geleid

De Bijbel heeft een wordingsgeschiedenis. „Maar het is een proces dat door de Heilige Geest geleid is en waarin Gods wijsheid schittert”, benadrukt promovendus Henk de Waard.

Klaas van der Zwaag
25 April 2019 21:03Gewijzigd op 16 November 2020 15:51
Dr. Henk de Waard. beeld RD,  Henk Visscher
Dr. Henk de Waard. beeld RD, Henk Visscher

Sinds het einde van de eerste eeuw na Christus is er volgens De Waard één gangbare Hebreeuwse tekstvorm van de Bijbel, de zogeheten masoretische tekst. Daarvóór reeds was het Oude Testament in het Grieks vertaald, de zogeheten Septuaginta. Er zijn volgens de promovendus echter grote verschillen tussen de Hebreeuwse tekst die beschikbaar is van Jeremia en de Griekse vertaling. Dat geldt onder andere voor Jeremia 52, het hoofdstuk waarnaar hij onderzoek deed.

De verschillen tussen de Hebreeuwse en de Griekse tekst vragen om een verklaring, licht de promovendus aan de Theologische Universiteit Apeldoorn toe. „Je kunt natuurlijk denken dat de Griekse vertaler er een vrije benadering op nahield, maar een andere en betere verklaring is: de schrijver werkte op basis van een Hebreeuwse versie van het boek die afweek van onze Hebreeuwse versie. Juist in Jeremia 52 kun je dat goed zien, omdat de tekst van dat hoofdstuk vergeleken kan worden met het einde van het boek Koningen. Jeremia 52 is namelijk ontleend aan 2 Koningen 25 en aan het boek Jeremia toegevoegd als een soort historische epiloog.”

Hoe moet je dat zien: een redacteur voegt een hoofdstuk toe?

„Veel oudtestamentische Bijbelboeken hebben een geschiedenis, een wordingsgeschiedenis. Maar de goddelijke inspiratie van de Bijbelschrijvers heeft ook betrekking op de bewerkers van de tekst. Het schrijven van een boek werkte in de Bijbeltijd anders dan nu. Het aanbrengen van bewerkingen en toevoegingen was de normale gang van zaken. Maar als je achter dat hele redactieproces de Heilige Geest aan het werk ziet, dan heeft dat ook iets moois. Want zó heeft de Heere God ervoor gezorgd dat Hij in steeds nieuwe omstandigheden mensen inzicht heeft gegeven in Zijn omgang met Zijn volk. Ik plaats die redactiegeschiedenis van de Bijbel daarom in het kader van de voortgaande heilsopenbaring. Die continuïteit in de vorming van de Bijbelboeken laat zien dat God met Zijn volk meeging en het in steeds nieuwe situaties verder leidde.”

Jeremia 52 eindigt heel positief.

„Zeker. In hoofdstuk 52 tref je veel onheil aan, maar in de laatste verzen wordt koning Jojachin verhoogd tot de belangrijkste vorst aan het hof. Het hoofdstuk laat dus heel duidelijk een contrast tussen onheil en heil zien. Dat tref je ook aan in bijvoorbeeld Jeremia 24, de tekst over de twee vijgenkorven, de goede en slechte vijgen. Jeremia 52 is bewust als een epiloog aan het boek toegevoegd om te herinneren aan het contrast dat al eerder in hoofdstuk 24 te vinden was. Enerzijds is er Gods totale oordeel over het volk van Juda, anderzijds zet God toch geen punt. Hij gaat verder via de gemeenschap in Babel, die met Jojachin in ballingschap was gegaan.”

Nuanceert een dergelijk slot niet de gedachte dat het boek Jeremia alleen maar over oordeel gaat?

„Niet ten onrechte wordt het boek Jeremia als een heel donker boek gezien. Onheil en oordeel overheersen. Maar er zit ook duidelijk heil in het boek, al is dat minder dan bij de Bijbelboeken Jesaja en Ezechiël. Een van de bekendste gedeelten in het boek Jeremia is de belofte van het nieuwe verbond in hoofdstuk 31, en die belofte maakt deel uit van een flinke collectie van heilsprofetieën in de hoofdstukken 30 tot 33. In het boek Jeremia heeft het oordeel dus niet het laatste woord. Jeremia 52 wil in die laatste verzen bewust zinspelen op de meer hoopvolle lijn in het Bijbelboek.”

Hoe beoordeelt u het dat een redacteur ingrijpt en, blijkbaar, een hoopvol perspectief geeft?

„Hij doet niet iets wat hij nieuw bedacht heeft, dus ingrijpen is wellicht niet het goede woord. De redacteur laat een lijn oplichten die in het boek al opgesloten lag, zie bijvoorbeeld het gedeelte over de vijgenkorven. Maar het is inderdaad heel mooi dat hij aan het slot van het boek nog even aan die lijn herinnert. Het oordeel is iets heel reëels, maar het is niet het einde.”

U laat zien dat God gebruikmaakt van mensen bij de totstandkoming van de Bijbel. Veel orthodoxe christenen zullen het lastig vinden hoe ze zich moeten verhouden tot uw constateringen.

„Ik begrijp de gevoeligheid, zeker met het oog op de profetische boeken. Bij die boeken ligt het voor sommigen anders dan in een boek als Koningen. Een profeet die rechtstreeks door God is geïnspireerd, is toch weer van een andere orde dan een historisch boek. Ik begrijp de aarzeling, maar we moeten ons realiseren dat God ook de gedachten geleid heeft van hen die de profetenboeken bewerkten en aanvulden.”

Is er over de kwestie van het redigeren en aanpassen van de tekst nog discussie gaande?

„Er zijn Bijbelgetrouwe oudtestamentici die afwijzend staan ten opzichte van het idee van redactie op zich. Maar de meeste geleerden zien in de oudtestamentische teksten zodanige complexiteit, dat de meest plausibele verklaring is dat er redacties en bewerkingen zijn geweest. Ik deel die mening. Het probleem is voor mij veel meer dat de hoofdstroom van de moderne onderzoekers ervan uitgaat dat het redigeren plaatsvond in het kader van machtsbelangen en ideologische conflicten. Daar wil ik van wegblijven. De drijvende kracht achter de wordingsgeschiedenis van de Bijbel was niet ideologisch, maar theologisch: Gods voortgaande openbaring, geleid door de Heilige Geest.”

Volgens de Griekse vertaling van Jeremia 52 werden de Judeeërs niet naar Babel gevoerd, maar bleven zij in Juda wonen. Dat is toch tegenstrijdig met de Hebreeuwse versie?

„Dat vraag ik me af. De Hebreeuwse versie waarop de Griekse vertaling gebaseerd is, miste inderdaad de verwijzingen naar de ballingschap van 587 voor Christus – de tweede wegvoering dus. Ik probeer duidelijk te maken dat dit verband houdt met de boodschap die de redacteur van Jeremia 52 wil overbrengen. In de latere versie van Jeremia 52, zoals die ook in onze Bijbels te vinden is, zijn de verwijzingen naar de tweede wegvoering weer toegevoegd, vanuit 2 Koningen 25, waarmee de tekst is geharmoniseerd. Anders gezegd: een latere bewerker heeft alles wat niet in zijn hoofdstuk, Jeremia 52, stond, vanuit 2 Koningen 25 er weer in gezet. Daarmee kreeg het hoofdstuk wel een iets ander accent, maar van tegenstrijdigheid is geen sprake.”

Weer zo’n term: harmoniseren…

„Het betekent dat de ene tekst in overeenstemming wordt gebracht met de andere tekst. Daar zie je dus duidelijk de menselijke factor in de totstandkoming van de Bijbel. Herman Bavinck heeft gezegd dat de Heilige Geest niets menselijks heeft versmaad in de totstandkoming van de Schrift. Je ziet gewoon iemand voor ogen die zit te vergelijken en zegt: Laat ik toevoegen wat ik in 2 Koningen 25 zie. Er zat, denk ik, geen duidelijke motivatie achter, maar de simpele overweging: ik wil de tekst completer maken.”

Bijbelgetrouwe theologen benadrukken dat ook in preken over oudtestamentische gedeelten Christus aan de orde moet worden gesteld. Kan dat bij zo’n expliciet ‘oordeelsboek’ als Jeremia?

„Het Nieuwe Testament is de climax van de heilsopenbaring. Je kunt het Nieuwe Testament echter niet goed verstaan zonder het Oude. Bovendien zijn er heel wat thema’s waarover het Oude Testament meer zegt dan het Nieuwe. Maar inderdaad moeten we wel altijd vragen naar de betekenis van het kruis en de opstanding van Christus voor ons lezen van het Oude Testament.

Vanuit het Nieuwe Testament valt nieuw licht op het Oude. Juist ook op een ‘oordeelsboek’ als Jeremia. Zo’n boek maakt op indrukwekkende wijze duidelijk hoe serieus de Heere de zonde neemt. Op Golgotha wilde Christus van Zijn Vader verlaten worden, in ballingschap gaan, Gods oordeel dragen. Zo zorgde Hij ervoor dat ook Gods heil realiteit kan worden.”

Ook vanuit Jeremia 52 zijn dergelijke lijnen te trekken, aldus De Waard. „Het hoofdstuk tekent Gods oordeel over Jeruzalem. Maar het laat ook zien dat de Heere aan het begin van de zesde eeuw voor Christus geen punt heeft gezet. Via de gemeenschap in Babel gaat Hij verder, totdat, uiteindelijk, het nieuwe verbond werkelijkheid wordt in Christus.”

Henk de Waard

Henk de Waard werd in 1983 geboren in Alblasserdam. Hij volgde de middelbare school aan het Wartburg College in Rotterdam. De Waard studeerde theologie aan de Theologische Universiteit Apeldoorn (TUA) en semitische talen aan de Universiteit Leiden. Van 2009 tot 2016 was hij parttime docent godsdienst aan de Christelijke Scholengemeenschap Prins Maurits te Middelharnis. Van 2011 tot 2016 was hij onderzoeksmedewerker Oude Testament aan de TUA en sinds 2016 doceert hij Bijbels Hebreeuws en Aramees aan deze opleiding. Hij is lid van de gezamenlijke onderzoeksgroep BEST (Biblical Exegesis and Systematic Theology) in Apeldoorn en Kampen. De Waard promoveert vrijdag aan de TUA op het proefschrift ”Jeremiah 52 in the Context of the Book of Jeremiah”, onder begeleiding van prof. dr. H. G. L. Peels (TUA) en prof. dr. B. E. J. H. Becking (Utrecht). De Waard woont in Dordrecht en is daar lid van de gereformeerde gemeente. Hij is getrouwd en heeft twee kinderen.

Jeremia 52 als nieuw begin

Jeremia 52, het laatste hoofdstuk van het Bijbelboek Jeremia, biedt een historisch verslag van de val van Jeruzalem in 587 voor Christus en een korte vermelding van het verhaal over de vrijlating van koning Jojachin uit de gevangenis in Babel. De tekst van het hoofdstuk komt grotendeels overeen met het einde van het boek Koningen (2 Koningen 25), hoewel er tussen beide delen ook verschillen zijn. De algemene gedachte onder de Bijbelwetenschappers is volgens De Waard dat Jeremia 52 ontleend is aan 2 Koningen 25. Het hoofdstuk werd aan het boek Jeremia gevoegd als een soort historische epiloog. In hoofdstuk 52 treft de lezer veel onheil aan, maar de laatste verzen verhalen hoe koning Jojachin wordt verhoogd en de belangrijkste vorst aan het hof van Babel wordt. Jeremia 52 is volgens de promovendus toegevoegd om te herinneren aan het contrast tussen oordeel en heil dat al eerder in het boek Jeremia te vinden was. De Waard: „Enerzijds is er Gods oordeel over het volk van Juda vóór de ballingschap. Dat is een totaal oordeel, zo laat het grootste gedeelte van hoofdstuk 52 zien. Maar wonderlijk genoeg zet God dan geen punt. Hij gaat toch verder via de gemeenschap in Babel, die met Jojachin in ballingschap was gegaan.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer