Uitgave werk prof. W. Kremer: „Naar zijn lijn moeten we als kerken terug”
Welke plaats heeft het verbond in de prediking? Hoe moet de gemeente worden aangesproken? De thema’s in het werk van prof. W. Kremer (1896-1985) zijn uiterst actueel. Deze week verschijnt zijn verzameld werk.
De een staat aan het begin van zijn ambtelijke loopbaan; de ander blikt vooral terug. De een is als kandidaat beroepbaar in de Hersteld Hervormde Kerk; de ander kreeg al meer dan tien jaar geleden emeritaat binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken na 45 jaar ambtsbediening. D. H. J. Folkers (33) en ds. J. Westerink (79) verschillen in veel opzichten. Maar één ding hebben beide mannen in elk geval gemeen: ze weten zich gegrepen door het werk van de christelijke gereformeerde hoogleraar W. Kremer. En beiden omschrijven hem als een geestelijk vader.
Folkers: „Persoonlijk heb ik Kremer nooit gekend. Zijn werk ontdekte ik tijdens de colleges homiletiek –predikkunde– aan het Hersteld Hervormd Seminarium. In Kremer vond ik een voorbeeld: hoe hij preekte, hoe hij de Schriften opende en aan het hart legde, zo wil ik het zelf ook graag leren.”
Ds. Westerink: „Toen ik in 1959 in Apeldoorn ging studeren, kreeg ik les van Kremer. Met name homiletiek. Ik heb van hem heel veel geleerd. Ook als ik persoonlijk advies zocht, was het voor mij geen vraag naar wie van de hoogleraren ik toe moest. Hij was een geestelijk vader voor mij. In mijn eerste gemeenten heeft hij me bevestigd als predikant.”
Preek mislukt
Kremers werk als hoogleraar is relatief onbekend. Hij schreef meerdere meditaties, kerkbladartikelen en preken – maar vrijwel geen wetenschappelijk werk.
Bij Kremers vijftigjarig ambtsjubileum in 1976 kreeg hij het boek ”Priesterlijke prediking” met eigen werk aangeboden. Deze bundel –inmiddels schaars verkrijgbaar– ziet nu onder redactie van Folkers en ds. Westerink opnieuw het licht in een tweedelige, uitgebreide uitgave. Toegevoegd zijn onder meer collegedictaten, de masterscriptie van Folkers over Kremer en bijdragen aan het kerkblad.
Folkers toont een schrift met collegedictaten. „De studenten noteerden ook Kremers opmerkingen bij de preekvoorstellen. Hier schrijft er één: „Kremer zegt: Preek mislukt.””
Ds. Westerink: „Hij kon heel scherp zijn. De prediking lag teer bij hem: we kregen niet zomaar een aai over onze bol na onze proefpreken. Ik herinner me dat hij tegen een van de studenten zei: „Ik verbied u deze preek in de kerken te houden.”
Meestal zei hij na een proefpreek met zijn zware, sonore stem: „Ik heb waardering voor de poging.” Dan ging zijn vinger naar de punt van zijn bril en grepen wij onze pen, want elk woord was de moeite waard. Dan ging zo’n tekst verbazend voor je open en dachten we vaak: „Dat wij dat nu zelf niet gezien hebben.””
Folkers: „Toen Kremer afscheid nam als hoogleraar is hem gevraagd of hij niet een bundel met postilles (preekschetsen, GM) kon uitgeven.”
Ds. Westerink: „Dat hadden we al eens gevraagd, maar hij zei altijd: „Dat maakt luie dominees.” Bij zijn afscheid vroeg ds. P. den Butter hem nogmaals om postilles en zei: „U maakt daarmee geen luie dominees, want dat zijn ze al. Maar u kunt hen maar beter wat goeds meegeven, waar de gemeenten mee gediend zijn.””
Kanselboodschap
Kremer werd in 1953 tot hoogleraar in Apeldoorn benoemd. Het waren roerige tijden binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken. Een jaar eerder verlieten ds. J. G. van Minnen en ds. E. du Marchie van Voorthuysen het kerkverband. Zij waren –in de woorden van ds. Van Minnen– bezorgd over een „verarming en verobjectivering in de prediking.” In reactie formuleerde de synode van 1953 een kanselboodschap waarin de kerk zich onder meer uitsprak tegen een „verbondsbeschouwing [die] ontaardt tot een vervlakking in de beleving.”
Ds. Westerink: „Deze boodschap is voorafgegaan door een brochure van Kremer. Eigenlijk schetst hij daarin al de lijn die later in de kanselboodschap verwoord is.”
Folkers: „Ik vind het sterk dat Kremer in de brochure de zorgen van de vertrokken predikanten onderstreept. Hij schiet niet door in een ander uiterste. Toen hem gevraagd werd of het wel verstandig was om vlak voor de synode zo’n brochure uit te geven, zei hij: „Juist nu moet ik schrijven. Anders dreigt het gevaar dat we ons als synode zo afzetten tegen de vertrekkers, dat we in de andere eenzijdigheid vervallen.” Die wijsheid werd gewaardeerd. Niet voor niets is Kremer tot synodepreses gekozen en op dezelfde synode als hoogleraar benoemd.”
Ds. Westerink: „Kremers lijn is uiterst actueel. Als iemand zegt dat het daarin gaat om een bepaalde hoek in onze kerken, ga ik altijd een beetje steigeren. Kremers brochure werd breed gedragen, evenals de door de synode aanvaarde kanselboodschap. We zouden er goed aan doen om deze lijn weer terug te vinden. Er zijn zorgen, ook met het oog op de komende synode. Er is een hele groep in onze kerken die een andere kant op wil. Ik stem van harte in met de lezing die prof. Selderhuis hierover zaterdag hield. We moeten de Heere vragen of Hij ons bij Kremers lijn wil terugbrengen en bewaren.”
Wat was prediking voor Kremer?
Folkers: „Het hart van de prediking is voor hem dat de drie-enige God het heil van de luisteraars zoekt en dat Hij dat heil ook werkt.”
Ds. Westerink: „Drie posities moeten volgens hem doorklinken in de prediking. De Adamspositie, onze val; de Abrahamspositie, vanuit het verbond; en de positie van het zijn in Christus.”
Folkers: „Kremer wilde waken voor oneigenlijke tegenstellingen, bijvoorbeeld tussen Christusprediking en christenprediking. Hij zegt: „Je kunt het niet over een christen hebben zonder te spreken over het werk van Christus in hem. En wie over Christus spreekt, spreekt ook over de kerk die Hij vergadert.””
Een christelijke gereformeerde predikant en een hersteld hervormde kandidaat vinden elkaar in Kremers werk. Blijkbaar ligt daarin iets wat kerkmuren overstijgt?
Ds. Westerink: „Kremer wist in zijn prediking een lijn te vinden die de Schrift én het hart raakt. Echte Bijbelse en bevindelijke prediking.”
Folkers: „Voor mij zit de herkenning erin dat het Kremer voluit gaat om de boodschap van de tekst. Er is niets wat daarover mag heersen. Het dogma niet, het verbond niet.”
Beiden, tegelijk: „Het Wóórd moet opengaan.”
Ds. Westerink: „Van Kremer is de uitspraak dat onder de prediking twee harten opengaan. De Heere opent Zijn hart in de tekst en als antwoord daarop gaan harten in de gemeente open.”
Folkers: „Ook de thema’s die Kremer aansnijdt, maken zijn werk relevant over kerkmuren heen. Het zou waardevol zijn om hierover, in alle kerkelijke verdeeldheid, aan de hand van Kremers werk weer met elkaar in gesprek te gaan.”
Hoe zag Kremer de gemeente?
Ds. Westerink: „Als verbondsgemeente. Die de Abrahamspositie heeft, maar waarin de Adamspositie nog altijd geldt. Kremer is juist een van degenen geweest die op dat laatste sterke nadruk legden. Als mensen zeiden dat het zijn van een verbondsgemeente betekent dat er niet meer over de Adamspositie gesproken hoeft te worden, zei Kremer: „Lees het doopformulier maar.” Dat begint met de Adamspositie: in zonden ontvangen en geboren.”
Folkers: „Dat is nooit een gepasseerd station. Tegelijk houdt de verbondspositie de spanning in de prediking. De Heere heeft Zich met Zijn beloven waarachtig aan de gemeente verbonden. Dat legt –zoals in de tweede helft van het doopformulier– de eis bij de gemeente. Kremer zei: „Het past niet om de God Die zo veel belooft niet lief te hebben.””
In een van zijn artikelen schreef Kremer dat het Bijbels is om de gemeente aan te spreken als „broeders en zusters in onze Heere Jezus Christus.” Komt daarmee het spreken over de Adamspositie niet onder druk te staan?
Ds. Westerink: „Dat is een spanningsveld. Zelf had ik nooit de vrijmoedigheid om deze uitdrukking te gebruiken. Ik vraag me af of je daarmee niet een stap te ver gaat. Wel spreek ik de gemeente aan als gemeente des Heeren. Zo sprak ook Mozes het verbondsvolk aan. Ik kreeg eens de vraag of ik dacht dat de hele gemeente bekeerd was, omdat ik haar als gemeente des Heeren aansprak. Als ik weet dat zo’n aanspraak niet wordt begrepen in een gemeente, gebruik ik die daar niet.”
Folkers: „Op het seminarium leerden wij de gemeente aan te spreken als Gods gemeente. Je zegt daarmee niet iets over mensen persoonlijk, maar over het beslag dat de Heere op hen legt als Eigenaar. Kremer zei: Wij moeten de gemeente aan de waarheid van haar eigen belijdenis houden.”
Wat hoopt u te bereiken met deze uitgave van Kremers werk?
Folkers: „De helft ervan bestaat uit preken en meditaties van Kremer. Daarmee zijn hopelijk juist gemeenteleden gediend. Ook is het nuttig voor ouderlingen, die opzicht moeten houden over de prediking. Het lezen van Kremers werk kan de gesprekken in de consistorie meer diepgang geven. Dan gaat het verder dan de vraag wat je wel en niet gehoord hebt. Kremer leert je als het ware om geestelijk te proeven.”
Ds. Westerink: „En we hopen dat predikers erdoor weer eens kritisch naar hun preken gaan kijken. In Kremers prediking liggen elementen die wij als kerken echt niet kwijt mogen raken.”
Biografie
Aanvankelijk kiest Willem Kremer het beroep van zijn vader: tuinman. Na een opleiding daarvoor gaat hij werken in de kassen bij Wassenaar. Kremer wordt echter geroepen tot predikant. Rond 1920 –het precieze jaartal is onbekend– begint hij zijn studie aan de Theologische School van de Christelijke Gereformeerde Kerken in Apeldoorn, de voorloper van de huidige Theologische Universiteit. Kremer dient vervolgens de gemeenten van Kornhorn, Leeuwarden en Apeldoorn.
In 1953 benoemt de synode hem tot hoogleraar, een functie die hij bekleedt tot 1969. Hij doceert exegese Nieuwe Testament, ethiek en de ambtelijke vakken, waaronder homiletiek.