Ds. J. Mijnders: Vijftig jaar op de kansel voorrecht en wonder
Hij is van 1921. Bijna vijftig jaar heeft ds. J. Mijnders gepreekt. In december was dat voor het laatst. De preek ging over het wonder van de geboorte van Jezus. „Toen zei de Heere: Het is genoeg.”
De laatste preekbeurt was in Ridderkerk, de gemeente die hij diende van 1973 tot 1979. Het was bijna Kerst en de preek ging over Matthéüs 1:18: „De geboorte van Jezus Christus was nu aldus…”. „Ik mocht preken over: Het heilgeheim van Jezus’ geboorte. Ten eerste: aan Maria bekendgemaakt, ten tweede: aan Jozef toebetrouwd, en ten derde: in Jezus vervuld. Dat was het laatste van mijn ambtelijke dienst. Ik heb er wel verdriet van dat ik Zijn Naam niet langer groot kan maken op de kansel, maar het is een groot voorrecht en een wonder in mijn ogen dat het mij bijna vijftig jaar vergund is.
Gods Woord leert ons door de Prediker: „Alles heeft een bestemde tijd.” Dat geldt ook de prediking van Zijn knechten. Het heeft me wel veel strijd gekost, maar ik heb mijn arbeid terug mogen geven aan Hem, Die mij gezonden had. Het is mijn bede of de Heere al het tekort dat erin is geweest, genadig wil verzoenen, maar ook datgene wat van Hem was, wil achtervolgen met Zijn zegen. Dat heeft Hij ook gedaan. Daarvan heeft Hij mij menigmaal verzekerd.”
Grootste zegen
Preken was een halve eeuw lang de begeerte van zijn hart. „Het prediken van het Woord is, na het ontvangen van genade, de grootste zegen die de Heere mij gegeven heeft. Het is het liefste wat ik deed, maar ook datgene waar ik altijd het meest tegenop heb gezien. Ik heb vaak met veel vrees voor de preekstoeltrap gestaan. Maar als de Heere opening gaf en als datgene wat ik in de studeerkamer had overdacht, ging leven, dan was de kansel m’n liefste plekje. God is altijd goed geweest. Hij heeft mij daar nooit alleen laten staan.”
Psalm 91
„De krachten worden minder”, zegt ds. Mijnders. Vooral de laatste tijd moet ik dat meer en meer inleven, maar het kan ook niet anders, ik ben 97 jaar. Over de Heere heb ik echter niet te klagen. Over mijzelf elke dag. Maar er is ook een andere kant. Psalm 91 mag vaak levendig zijn. Dan zit ik zo maar in stilte te mediteren en mij te verwonderen: „Dewijl hij Mij zeer bemint spreekt God”, dan is het: „Heere, ik U beminnen? Ja! Maar dat is er alleen de vrucht van dat Gij mij van eeuwigheid hebt bemind. Hij heeft mij eenmaal toegezegd: „Ik zal hem met langheid der dagen verzadigen en Ik zal hem Mijn heil doen zien.” Dat eerste is werkelijkheid geworden, want ik ben 97 jaar. Ik heb Zijn heil, Zijn zaligheid, in beginsel mogen zien. Maar mijn hart gaat zo uit naar de volkomenheid daarvan. Dat is niet uit moedeloosheid, maar ik word mezelf en de zonden soms zo moe.”
Oorlog
Buiten miezert het. Binnen zit ds. Mijnders op zijn praatstoel. In de huiskamer van zijn woning in Barendrecht –hij woont naast zijn zoon en schoondochter– vertelt hij over vroeger, over zijn ouderlijk huis, over de Tweede Wereldoorlog, over Duitsland waarheen hij werd weggevoerd. Hij weet van het leven in een strafkamp, kent de binnenkant van de gevangenis, hij lag op het randje van de dood. En ondertussen spreekt hij goed van God en voortdurend slecht van zichzelf. „Mijn Koning is het waard om geëerd en gevreesd te worden. Maar er is geen mens die het lager heeft laten liggen dan ik.”
Jan Mijnders werd op 11 juni 1921 in Dordrecht geboren. „In mijn jonge jaren was ik er al diep van overtuigd dat ik niet kon sterven zoals ik geboren was. Maar mijn voeten stonden op het pad der zonde.”
Toen brak de oorlog uit. Jan Mijnders was 18 jaar. „De wereld stond in vuur en vlam. Op catechisatie zei de ouderling: „Jongens, als de Heere de wereld in vuur en vlam moet zetten om één zondaar te bekeren, dan doet Hij dat.” Waarop ik dacht: Maar om mij te bekeren, mogen er wel twee of drie werelden afbranden, want opgeven doe ik het nooit.”
Een halt toegeroepen
Het was september 1942. „Vader las aan tafel Psalm 91: „Die in de Schuilplaats des Allerhoogsten is gezeten, die zal vernachten in de schaduw des Almachtigen.” Dat sloeg naar binnen, want daar stond ik buiten. Ik was onbekeerd. Na drie weken van de grootste zielsbenauwdheid en zondensmart liet de Heere deze doorbrenger midden in de nacht zien dat ik nog bekeerd kon worden.
Hij drukte de woorden uit Jesaja 60 met kracht af in mijn ziel: „Maak u op, word verlicht, want uw Licht komt. Want zie, de duisternis zal de aarde bedekken en de donkerheid de volken; doch over u zal de Heere opgaan, en Zijn heerlijkheid zal over u gezien worden.” Nee, ik leerde daar niet dat ik bekeerd was. Maar het kon nog en ik mocht geloven dat de hemel van mij afwist. Zo haalde God mij uit de drek van de zonde. De brug naar de wereld en de zondedienst was voorgoed opgehaald. Ik was 21 jaar.”
Naar Berlijn
Een halfjaar later werd Mijnders verplicht tewerkgesteld in Duitsland. Hij had misschien wel onder kunnen duiken, maar had daar geen vrijmoedigheid voor, „ziende op het beleid van de Heere.”
„Op 11 februari, de dag voor mijn vertrek naar Berlijn, gebruikte de Heere een preek in Dordrecht van ds. W. C. Lamain over Hebreeën 13:5: „Want Hij heeft gezegd: Ik zal u niet begeven, en Ik zal u niet verlaten.” Elk woord uit die preek leek voor mij bestemd. De inhoud van deze belofte werd door Gods Geest zo krachtig in mij, dat ik vast mocht geloven weer gezond thuis te zullen komen. De Heere heeft Zijn belofte in een weg van onmogelijkheid waargemaakt. Dit is nog altijd de praktijk van Gods volk.”
Korte tijd later werd Mijnders te werk gesteld bij de AEG-fabrieken in Berlijn. Daar werd hem verteld dat hij zo nodig ook op zondag aan het werk zou moeten. „Ik zei tegen de personeelschef dat ik zes dagen per week 24 uur per dag wilde werken, maar op zondag niet. Dat is de dag des Heeren en ik moest God meer gehoorzaam zijn dan de mensen. Het antwoord was: „Wij hebben met jouw God niets te maken”. Waarop ik zei dat die God hem, maar ook heel Duitsland hiervoor zou straffen. Voor die man heb ik op dat moment mijn eerste preekje gehouden, hoewel het wel meer vuur dan licht zal zijn geweest.”
Maar Mijnders had ondertussen wel het Deutsche Reich beledigd. Twee leden van de fabriekspolitie sloegen hem met een gummiknuppel bont en blauw. Een paar weken later werd hij door de Gestapo opgehaald en weggebracht naar de gevangenis aan het Alexanderplatz in Berlijn. Daar werd hij veroordeeld vanwege het beledigen van de Duitse staat.
In een gesloten vrachtwagen werd Mijnders, met andere gevangenen, naar een strafkamp ten noorden van Berlijn gebracht. Na een halfjaar werd hij vrijgelaten. Op zijn oude plek moest hij weer dwangarbeid verrichten. Net na zijn vrijlating kreeg hij een hevige bloeding. De dokter, die er direct bij werd geroepen zei: „Breng hem maar weg, doodgaan doet hij toch.” Op dat moment leefde het in mijn hart: ik heb het ernaar gemaakt dat de Heere mij hier wegneemt. Maar in plaats van daar te sterven, kwam ik in een ziekenhuis terecht waar ik vier weken liefderijk verzorgd werd en mocht ik genezen.”
Na een verblijf van anderhalf jaar kwam Mijnders op 6 juni 1945 weer thuis.
Denken aan vroeger
Het gesprek met ds. Mijnders duurt tweeëneenhalf uur. Hem vragen stellen is vrijwel overbodig. Hij vertelt zijn eigen verhaal. Onuitputtelijk zijn z’n herinneringen. Veel denkt hij aan vroeger, vooral ’s nachts, aan alles wat geweest is, aan de dingen die voorbij zijn gegaan, aan mensen die hem zijn voorgegaan, maar ook aan de toekomst.
„Ik mag geloven dat ik straks mijn Koning groot mag maken. Wat in het hemelleven plaats zal vinden, mag hier weleens geestelijk worden ingeleefd. Als de Heere overkomt, als de verhoogde Koning en als de verheerlijkte Middelaar, dan mag ik Zijn zalige gemeenschap ervaren. Dan leeft het: Heere wanneer komt die dag? Dat mág ik zeggen. Nee, dat moet ik zeggen. Ik zou Hem anders te kort doen.”
Zijn er dingen in het leven die u, terugziende, anders had willen doen?
„O joh! Mijn tekorten. Mijn gebreken. Wat ik geweest ben. Wie ik ben en wie ik zou moeten zijn. Alles tekort aan mijn kant. Ook ben ik verontrust over veel ontwikkelingen in het kerkelijk leven. De gangen van Gods Kerk worden zo gemist. Nee, nee, ik ben geen pessimist, want Zijn raad zal bestaan, dus ik hef het hoofd omhoog en mijn hart naar boven, want hier beneden is het niet. Maar er is veel dat mij bezwaart. Soms denk ik: Er lijkt in de wereldgeschiedenis nog nooit zoveel geloof te zijn geweest als vandaag. Tegelijkertijd lijkt de noodzakelijkheid van de waarachtige bekering tot God te gaan ontbreken. Ik hoor zo weinig oefeningen in het geloof en zo weinig de afdalingen in het werk der verlossing. Ik hoop dat we de oude palen niet gaan verzetten. Maar ik mag niet somber doen, want somberheid is geen vrucht van het nieuwe leven. Ik ben er wel bedroefd om.”
Docent ds. L. Rijksen kon op de theologische school ook wel eens somber zijn, zegt ds. Mijnders. „Eerder dan sommige anderen zag hij dat het verval in de gemeenten toenam. Dat maakte hem de laatste jaren van zijn leven soms heel bedrukt. Dat zei hij ook eens toen ik alleen les van hem kreeg. Ik zei: „Dominee, zou Gods Woord falen: „Zie, Ik ben met ulieden al de dagen tot aan de voleinding der wereld”? Toen zei hij: „Mijnders, je hebt gelijk.””
Zou de Heere de kandelaar uit Nederland weg gaan nemen?
„Dat weet ik niet. Ik kan dat niet geloven. Het Woord wordt schaars en het lijkt al schaarser te worden. Maar dat de Heilige Geest in Nederland niet meer zou werken, dat geloof ik niet. De Geest is uitgestort op alle vlees. God houdt altijd een overblijfsel naar de verkiezing Zijner genade, tot op de dag van vandaag.”
U houdt moed.
„Ik houd moed, want God laat niet varen wat Zijn hand begon. Het kan zo donker niet zijn, of Zijn werk gaat door. Laten we daar toch nooit een vraagteken achter plaatsen. God blijft mensen bekeren. Ik zou vooral tegen de jongeren willen zeggen: het kan voor jullie ook, want als het kan voor zo’n doorbrenger als ik, dan kan het voor jullie zeker. Ik breng ze wel eens op mijn knieën bij God, al die jongeren met een ziel voor de eeuwigheid.”
Hoe hoog waren de kerkmuren voor u?
„Niet hoog. Ik geloof met de Twaalf Artikelen in een heilige algemene christelijke kerk. Ik voel me thuis bij iedereen in wie de vreze Gods woont. Dan vallen alle kerkmuren weg. Als dat niet zo is, zijn we niet op onze plek.”
In 2007 werd u koninklijk onderscheiden tot ridder in de orde van Oranje-Nassau.
„Ik had ’t niet verdiend. Ik, de grootste der zondaren, een lintje. Toch heb ik dat wel gewaardeerd, en ik heb dus ook niet gezegd: „Geef dat lintje maar aan iemand anders.” Maar ik zie er wel naar uit om deze versierselen weer te mogen inleveren. Ik zie uit naar een hogere onderscheiding, naar de kroon die voor mij is weggelegd als ik straks voor eeuwig thuis mag komen. Als ik daar geen moed op had, zou ik van ellende sterven.”
Studeerkamer
Ds. Mijnders was altijd graag in zijn studeerkamer. „Ik heb wel eens tegen onze kinderen gezegd: Als jullie mij kwijt zijn, zoek dan maar op mijn studeerkamer.”
Langzaam maar zeker beklimt de predikant de trap naar de bovenverdieping. Daar is zijn studeervertrek. „Dat is mijn binnenkamer. Dat is de beste theologische leerschool.”
Aan de linkerwand hangen foto’s uit de jaren zestig van studenten aan de theologische school in Rotterdam. Aan de rechterwand staat een grote boekenkast, die al lang niet meer zo vol staat als voorheen.
Voor het raam staat een houten bureau uit de jaren zeventig. Op het bureaublad staat geen computer, er ligt alleen een Bijbel. Er staat een houten kast boordevol met preekschetsen. Elke preek kreeg twee kaartjes, die aan beide zijden werden volgeschreven met kernwoorden. „Dat heb ik geleerd van mijn leermeester, ds. Rijksen. Hij zei: „Je mag je preek niet helemaal uitschrijven, want je moet ook wat aan de Heere overlaten.””
In de boekenkast staat veel van Calvijn, Boston, Comrie en de nadere reformatoren. „Ik houd van allemaal. Maar mijn hart gaat toch altijd uit naar de uitwerking, naar de toepassing in het hart. We moeten wel goed lezen. Dat wil ik er graag bij zeggen, want we lezen vaak zo selectief. We lezen het liefst die bladzijden, die ons het beste uitkomen. Maar ik zou willen zeggen: Sla álle bladzijden om. Dan kom ik ook tegen dat ze alles afkappen wat niet van de Heere is.”
Nu is het preken maken voorbij.
De ontroering overvalt hem. „Maar ik heb er vrede mee. Het is goed. Het is Israëls God, Die krachten geeft. Als dat gaat leven, en als de schuren van die meerdere Jozef eens opengaan, dan zou ik zo de preekstoel weer op willen om deze Koning aan te prijzen, om te verkondigen dat Hij goed is voor slechte mensen zoals wij, om aan de jeugd te vertellen hoe de Heere Zijn zaligmakend werk uitwerkt in het leven van Zijn Kerk. De Heere is een goede Werkgever geweest, maar Hij heeft nog nooit zo’n slechte werknemer in dienst gehad als ik. Ik weet ’t wel. De Heere heeft Jan Mijnders niet nodig. Aäron moest het hogepriesterlijk kleed ook een keer afleggen.”
Ds. J. Mijnders
Jan Mijnders wordt geboren te Dordrecht op 11 juni 1921. Hij bezoekt de mulo, werkt bij de Staatsdrukkerij in Den Haag en studeert aan de theologische school van de Gereformeerde Gemeenten te Rotterdam. Op 26 augustus 1970 wordt hij te Rijssen (Zuiderkerk) in het ambt bevestigd. Hierna dient hij de gemeente van Ridderkerk (1973). Vervolgens verbindt ds. Mijnders zich in 1979 aan Veenendaal. In 1991 gaat hij met emeritaat.
Tijdens zijn ambtsbediening is ds. Mijnders onder meer lid van het curatorium, voorzitter van de Particuliere Synode Oost, deputaat evangelisatie en deputaat jeugdzorg.
Lees ook in Digibron:
‘Gods werk gaat door, daar mag je nooit een vraagteken achter zetten’ - interview (De Saambinder, 29-12-2016)
“Binnenkamer is beste theologische school” - interview (Reformatorisch Dagblad, 27-08-2010)
Niet starten - interview (De Saambinder, 16-04-2009)
Ds. J. Mijnders neemt afscheid van Veenendaal (Reformatorisch Dagblad, 27-06-1991)
Bevestiging en intrede van ds. J. Mijnders te Veenendaal (De Saambinder, 10-01-1980)
Afscheid van ds. J. Mijnders van de gemeente van Ridderkerk (De Saambinder, 06-12-1979)
Kort verslag bevestiging en intrede ds. J. Mijnders te Ridderkerk (De Saambinder, 22-11-1973)
Afscheid van ds. J. Mijnders (Reformatorisch Dagblad, 18-10-1973)
Bevestiging en intrede kand. J. Mijnders te Rijssen (De Saambinder, 10-09-1970)