Armeense moeder durft nog niet blij te zijn met kabinetsplan
Geloven kan ze het nog niet. „Ik moet eerst het besluit zwart op wit in handen hebben dat we in Nederland mogen blijven”, zegt de Armeense Arpine. Al negen jaar lang verscheurt onzekerheid haarzelf, haar man en twee kinderen.
Elke ochtend om tien voor zeven staat ze voor het raam. En tuurt ze naar buiten. Komen de politiebusjes vandaag? Welke deur gaan ze binnen? Die van de buurman? Of van hen?
Als de dag van gisteren herinnert ze zich die ochtend in november 2017. „Beneden mij stond een agent. Ik keek hem recht in de ogen.” Binnen enkele seconden stond de Dienst Terugkeer en Vertrek in hun kamer. „Wij hebben een procedure lopen”, spartelde Arpine nog tegen. Het enige antwoord dat ze kreeg was dat de dienst de opdracht had gekregen hen mee te nemen.
Documenten van de asielprocedure en een paar koekjes voor de kinderen waren het enige dat ze kon pakken voordat de busjes tien minuten later vertrokken naar het detentiecentrum in Zeist. De laatste bestemming voor hun enkele reis Armenië. Dachten ze.
Het bleek een fout. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) mocht de familie niet terugsturen, omdat die pas een procedure was gestart. Het is die gebeurtenis die maakt dat Arpine woensdagmorgen nog niet kan geloven dat de aanvraag voor een kinderpardon dit keer wél zal slagen.
Nachtmerries
Het Armeense gezin vlucht in 2010 naar Nederland. „Wij hadden problemen met de overheid”, vertelt Arpine. Na mislukte asielaanvragen doet de familie in 2016 een beroep op het kinderpardon. Dat wordt afgewezen, omdat het gezin niet heeft meegewerkt aan vertrek uit Nederland – een van de criteria voor een pardon. „Dat is toch onlogisch? Waarom zou ik een aanvraag voor het kinderpardon beginnen als ik toch niet wil blijven?”
Het doet haar pijn als ze berichten leest dat asielzoekers gelukszoekers zijn. De Armeense stond niet te springen om in Nederland te wonen. „We moesten alles achterlaten in ons land, ook onze ouders. Maar we kozen voor onze veiligheid.” Er volgt een leven in onzekerheid en angst.
Moeilijk vindt ze het dat asielzoekers niet mogen werken. „Straks denken ze dat ik een lui persoon ben, omdat ik geen bijbaantjes heb gehad”, zei haar dochter, die tweetalig onderwijs volgt op het vwo, pas. De jongste gaat naar groep 7 op een school in het azc. Een kindertijd hebben haar dochters (nu 11 en 15) nooit gehad, zegt hun moeder. „Ze durfden niet buiten te spelen, bang dat ze opeens meegenomen zouden worden. Zonder dat wij wisten waar ze zijn.” Nog steeds hebben de kinderen nachtmerries. Ook Arpines man is ernstig getraumatiseerd. Hij durft niet meer alleen naar buiten, sinds hij in 2012 een halfjaar lang vastzat om uitgezet te worden.
Rustig slapen
Dinsdag volgde de Armeense moeder de hele dag nieuwssites, de NOS, Twitter. Een beetje opgelucht was ze wel toen het kabinet besloot dat er tijdelijk een ruimere regeling komt voor ouders met gewortelde kinderen die eigenlijk geen recht hebben op verblijf. Naar verwachting mag 90 procent van de 700 gevallen blijven. „Ik weet nog niet of mijn kinderen daarbij horen. Ik moet eerst de officiële papieren zien.”
Ze vertrouwt erop „dat God nooit slechte dingen voor ons wil. Elke dag bid ik: Laat mij Uw weg zien. Doe Uw wil met ons. In de allerslechtste minuten weet ik dat God ons gaat redden. Als Nederland mijn plek is, zullen we hier blijven. Armenië is niet mijn plan, maar het kan dat God wil dat onze plek daar is.”
De appjes stroomden de afgelopen uren binnen: „Eindelijk kan je rustig slapen hè.” Arpine weet wel beter. „Wij durven nog niet blij te zijn.” Ze slaapt nooit langer dan tot halfzeven. Want ze weet: om zeven uur kan de politie in de kamer staan.