Mag een christen de wet overtreden om anderen te helpen?
De verhouding tussen overheid en burgers is al eeuwenlang een onderwerp van discussie. Enkele gebeurtenissen lieten dit debat recent oplaaien in Amerika en Nederland. Mag je als christen de wet bewust overtreden uit humanitaire motieven, vraagt Arjan van den Os, zich af.
Vorige maand was er in de Verenigde Staten ophef over ouders die aan de grens met Mexico gescheiden werden van hun kinderen. Minister van Justitie Jeff Sessions verdedigde het zerotolerance-beleid door in een toespraak te verwijzen naar Romeinen 13. In Nederland hebben we recent de ontwikkelingen rond de groep ‘We Are Here’ en de gebeurtenissen rondom de Armeense kinderen Lili en Howick gezien.
Een kernvraag is, of je als christen de wet bewust mag overtreden uit humanitaire motieven? Concreet kunnen we daarbij denken aan het herbergen van illegalen op geheime locaties, zoals bij Lili en Howick gebeurd is.
Romeinen 13 speelt hierin een belangrijke rol. De interpretatiegeschiedenis van dit hoofdstuk uit de Romeinenbrief is echter wel gevoelig. Er zijn legitieme en humane politieke houdingen mee gelegitimeerd, maar slavenhouders, nazi’s en aanhangers van de Apartheid beriepen zich ook op dit hoofdstuk om hun beleid een ‘wettige’ basis te geven.
Niet zachtzinnig
Romeinen 13 bevatte echter al in de tijd van Paulus zelf een sensitieve inhoud. De Romeinse overheden waren niet bepaald zachtzinnig met betrekking tot nieuwe religieuze stromingen. Kort nadat Paulus deze brief geschreven had, vervolgde keizer Nero de christenen gruwelijk onder het valse voorwendsel dat zij Rome in brand hadden gezet. Johannes kan het Romeinse Rijk in Openbaring niet anders omschrijven dan als beestachtig en verschrikkelijk.
Paulus weet hoe de overheid zich kan gedragen én misdragen. Hij geeft daarom de overheid een dubbele verantwoordelijkheid. De overheid is dienares van God en vanwege die titel worden burgers verplicht om gehoorzaamheid te betonen. God heeft politieke structuren gegeven heeft om zijn schepping te laten beheren. Overheden hebben de taak en macht om het goede te belonen en het kwade te voorkomen en desnoods te straffen (Rom. 13:3-4). De machten zijn de wrekers die christenen niet mogen zijn (Rom. 12:19; Rom. 13:4). Een ieder is zodoende schuldig zich te onderwerpen aan de overheden (NGB artikel 36).
Paulus benadrukt echter ook een andere kant. De overheid is dienares van God en ten allen tijde moet zij dat beseffen. Zij is slechts ‘dienares’, een menselijke ordening zoals Petrus zegt (1 Petr. 2:13-14). Romeinen 13 geeft een afbakening aan: de overheid mag zich niet de plaats van God toe-eigenen en ook haar taak niet verzaken. De gereformeerde theologie heeft de scheidslijn van burgerlijke ongehoorzaamheid getrokken bij Gods geboden: de overheid mag met haar beleid niet ingaan tegen Gods geboden, want dan moet een christen God meer gehoorzaam zijn dan mensen (Hand. 5:29).
Juridische weg
Een christen moet echter terughoudend zijn om zelf naar de wapenen te grijpen (zoals Paulus in Romeinen 12:17-21 betoogt). In onze tijd moet eerst de juridische weg gegaan worden, want rechters en instellingen kunnen de overheid corrigeren. Een christenburger zal dus niet zomaar bewust wetten te overtreden: de juridische weg moet eerst afgelopen worden. Eén wapen mag echter altijd gebruikt worden: het gebed om Gods leiding in deze wereld en de komst van Zijn Koninkrijk. In een gebroken wereld waar onrecht tot het eind der tijden een plaats heeft, is er houvast aan Hem die geen onrecht doet (Deut. 32:4) en die in de Zoon gerechtigheid toont (Rom. 3:21-22). Een steun voor onderweg, voor zowel overheid als burgers.
Arjan van den Os is promovendus Nieuwe Testament aan de Theologische Universiteit Apeldoorn. Hij schrijft dit artikel als lid van de gezamenlijke onderzoeksgroep BEST (Biblical Exegesis and Systematic Theology) van de Theologische Universiteiten in Apeldoorn en Kampen.