De reformatorische kroket
Elke kring kent zijn tradities, ook op voedingsgebied. Wat is kenmerkend voor het reformatorische volksdeel? In ieder geval de populariteit van de kroket.
Een hoogtepunt in het jaar blijft voor mij de Ontmoetingsdag van In de Rechte Straat. De stichting voor het getuigend gesprek met Rome trakteert de bezoekers steevast op een gevarieerd programma. Dat begint met koffie en een stevige plak cake, om een bodem in de maag te leggen. Na het openingswoord van de voorzitter luisteren we met elkaar naar de ervaringen van veldwerkers en zingen we –waar hoor je ze verder nog– een aantal hartverwarmende gezangen uit de bundel van Johannes de Heer.
Als de voorzitter het officiële deel van de bijeenkomst heeft afgesloten en een zegen voor de maaltijd heeft gevraagd, haasten we ons vol verwachting naar de hal van de reformatorische school waar de bijeenkomst wordt gehouden. Voor de lunch die IRS ons jaarlijks aanbiedt, bereid door de montere conciërge. Op een langgerekte tafel liggen de ingrediënten gereed. Verschillende soorten broodjes, tomaat, plakjes ei, kaas, vleeswaar… Maar alles valt in het niet bij de kroketten en frikadellen die ons toelachen. Aan weerskanten van de tafel schuifelen we begerig naar de bakken waarin de gefrituurde lekkernijen liggen opgeslagen. De paap leeft in ieders hart, zei Luther al. Dat geldt zeker voor de smulpaap, zelfs bij een bijeenkomst van stichting In de Rechte Straat.
Topper
Voor zover ik weet is er nooit wetenschappelijk onderzoek naar verricht, maar ik heb de indruk dat de kroket een topper is bij de lunch na kerkelijke en aanverwante bijeenkomsten in reformatorische kring. De keren dat ik aanwezig was bij de maaltijd na de bevestiging van een predikant werd die in ieder geval steevast geserveerd.
De hervormde kanselredenaar J. H. C. Olie, die al jaren het aardse te boven is, onthulde ooit dat zijn vrouw de kerkenraadsvergaderingen in Opheusden een feestelijk tintje gaf door bitterballen: ronde minikroketjes. Als de vergadering een keer onverwacht snel verliep, rekte hij de tijd wat. Hij wilde zijn medebroeders na het zuur van de doorworstelde agenda niet het zoet van de bitterballen onthouden. Daardoor gingen ze altijd met een fijne nasmaak naar huis.
Het hoge woord moet er maar uit: als het om voeding gaat, zijn ascese en verfijnde smaak niet de opvallendste eigenschappen van reformatorische christenen. Onder het onuitgesproken motto ”Ons soort mensen mag toch al zo weinig” nuttigen we graag op gezette tijden een goede koek of een hartige snack. Leek en geestelijke trekken hierin eensgezind op. Menige degelijke kansel zucht onder het gewicht van een te zware dominee. Het in seculiere kring populaire broodje gezond, eventueel met een glas bronwater erbij, vindt onder het bevindelijk gereformeerde volk weinig aftrek.
Uit betrouwbare bron vernam ik overigens dat de synodeleden van de Gereformeerde Gemeenten hun morgenvergaderingen in de Utrechtse Westerkerk niet met broodjes kroket of frikadel afsloten. Voor hen werd een heus driegangendiner bereid door de koster en een peloton vrouwelijke vrijwilligers. De eenvoudige doch voedzame maaltijd schonk het broze lichaam van de synodeleden nieuwe krachten, en dat is hun van harte gegund. Het uitzitten van zulke vergaderdagen is geen kleinigheid.
Bij eventuele kritiek op de copieuze maaltijd hadden de broeders een goed excuus. De Dordtse Synode. Aan het slot daarvan trakteerde de stad de afgevaardigden op een vorstelijk banket, „met vermaeckelijcke musyck van stem en snarenspel door musicyns uyt d’omliggende steden, oick vrouwen, die achter de gordynen songen.” Dat was nog even andere koek dan het diner aan de Utrechtse Catharijnekade.
Ik vraag me altijd af hoe predikers zoals Bogerman, Voetius en Trigland in Dordrecht aan tafel hebben gezeten, met voor zich „treffelicke ende statelicke gerechten” en karaffen vol wijn van de duurste soorten. De 130 aanwezigen aten en dronken gezamenlijk voor maar liefst 1219 gulden en 18 cent weg. Krap 10 gulden de man, dat was destijds het maandsalaris van een matroos in vredestijd. Mijn moeder zou zeggen: „Dat noem ik geen eten, daar hebben we een ander woord voor.”
Sprinkhanen
Wat dat betreft konden de Dordtse vaderen destijds en kunnen hun geestelijke nazaten nu een voorbeeld nemen aan het Joodse volk. Na de dienst in de synagoge is er voor de aanwezigen een maaltijd met als hoofdbestanddeel toast met hummus. Ik leerde het gerecht kennen door het bijwonen van een dienst in de synagoge van Groningen. Toen ik hoorde dat het wordt gemaakt van gepureerde kikkererwten, viel de smaak me niet eens tegen. Maar eerlijk is eerlijk, ik miste de kroket.
De echte voedingsfreaks, vooral te vinden in het hooggeschoolde segment van de bevolking, zijn de hummus al voorbij. Die kiezen voor zeekraal, een biologische salade van rucola en gegrilde pompoen, afgewerkt met zeewier en pijnboompitten, of een volkorenbroodje sprinkhaan. Dat heeft volgens kenners de toekomst. De druk van rundvlees op het milieu is dramatisch, kip scoort al beter, maar vanuit het oogpunt van duurzaamheid gaat er niets boven sprinkhanen.
Al met al ben ik benieuwd hoe de Ontmoetingsdag van IRS zich gaat ontwikkelen. Nauwkeuriger geformuleerd, het laatste deel van de dag. Komt de conciërge over enkele jaren met toastjes hummus? Of broodjes sprinkhaan? En wat eten de synodeleden van de Gereformeerde Gemeenten straks? Marokkaanse rauwkost?
Het zal wel die kant uit moeten, maar het omschakelen gaat moeite kosten, dat weet ik nu al. Ook voor mij. Vooral vanwege de kroket. Mocht die in de ban gaan, dan is mijn voorstel om bij kerkelijke aangelegenheden voorlopig als alternatief een vegetarische Vietnamese loempia te serveren. Dan kunnen we daarvandaan de sprong naar de sprinkhanen wagen. Met een beetje mayo of mosterd erop moeten ook wij die toch door de keel kunnen krijgen.