„Houd Schriftgezag hoog in discussie over homoseksualiteit”
Juist rond de vragen met betrekking tot homoseksualiteit komt aan het licht dat de gereformeerde gezindte problemen heeft met het Schriftgezag, vindt dr. A. A. A. Prosman.
En dat is „tragisch”, stelt de hervormde emeritus predikant, auteur van een recent verschenen studie over homoseksualiteit. „Als het Schriftgezag op ethisch gebied wegvalt, hebben we niets meer in handen.”
Dr. Prosman sprak woensdag in Huizen op een predikantenmorgen over homoseksualiteit, georganiseerd door de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk in Nederland (PKN). Die signaleert dat veel kerkenraden verlegen zijn met het onderwerp, terwijl het denken van sommige gemeenteleden zich in de „liberale richting” ontwikkelt.
Christenen hebben steeds meer moeite met wat de Bijbel over homoseksualiteit zegt, aldus dr. Prosman. „Exegetisch zijn de zeven Bijbelgedeelten over homoseksualiteit erg duidelijk. Maar wat is het gezag daarvan?”
Hermeneutiek is nodig. „Er is een afstand tussen toen en nu, tussen die wereld en onze wereld. Er zijn problemen die toen niet bestonden. Hoe gaat dan het beroep op de Bijbel in z’n werk?”
De sleutel die mensen dan vaak hanteren bij het verstaan van ethische kwesties, is de liefde. „Liefde wordt gemaakt tot het criterium van wat waar is en niet waar, wat belangrijk is of niet belangrijk, het is het criterium van wat gezag heeft voor christenen en wat inmiddels geen gezag meer heeft.”
De kerk moet in haar standpuntbepaling echter rekening houden met de manier waarop het apostolische vermaan functioneerde, aldus dr. Prosman. „Namelijk over de volle breedte van het leven. Dit vermaan beperkte zich niet tot één bepaalde zonde.”
In de discussie over homoseksualiteit mist dr. Prosman vaak „het brede kader.” Dat homoseksualiteit „een politiek item is, en alles te maken heeft met een herordening van de samenleving, wordt óf niet gezien óf bewust genegeerd.”
Dat was volgens hem het geval op de synodevergadering van de Protestantse Kerk in november, toen gesproken werd over een kerkordewijziging inzake het homohuwelijk. „Niemand ter synode die de verregaande gevolgen voor het kerkelijke leven hiervan noemde of aan de orde stelde. Het kan heel humaan en pastoraal lijken om homoseksuele relaties te aanvaarden. We kunnen een stap verder gaan en zo’n relatie beschouwen als een relatie in liefde en trouw. Nog een stap verder is het inzegenen van deze relatie. Dat is de erkenning die velen zoeken.”
Toch is zelfs dat geen eindpunt, denkt de predikant. „Het adopteren van kinderen is een volgende stap. Want als je het homohuwelijk erkent, dan moet je ook gezinsvorming erkennen.”
Tegen deze ontwikkelingen zal de kerk stelling moeten nemen, vindt hij. „Onze synode moet nu ontkennen dat zij de bevoegdheid heeft het huwelijk opnieuw te definiëren. Pastoraat rondom homoseksualiteit, rondom echtscheiding, rondom samenwonen: ja. Een herdefiniëring van het huwelijk: nee. Die duidelijkheid mogen wij van onze synode verwachten.”
Heilig en veilig
De kerk moet heilig en veilig zijn, betoogde emeritus hoogleraar prof. dr. J. Hoek. „Dat betekent dat we de pastorale vragen rond homoseksuele mensen in onze gemeenten in gehoorzaamheid aan het Woord van God willen bespreken en alleen in die weg ons beleid willen invullen.”
Wat betekent dat voor de pastorale praktijk? Prof. Hoek citeerde met instemming enkele passages uit het vorig jaar verschenen boek ”De veilige kerk” van John Lapré. „Het mooiste cadeau dat aan een worstelende homoseksuele jongere of oudere kan worden gegeven, is het gevoel geven hem te zien staan. Als mens. Als mens met een verhaal, hoe mooi of naar ook.” En: „Een beroep op de Bijbel kan nooit rechtvaardigen een ander compleet af te wijzen.”
Toch zette de hoogleraar ook „een fiks aantal vraagtekens” bij het boek van Lapré. Zo rijzen er „vragen en bezwaren” bij diens conclusie dat een veilige kerk de onvoorwaardelijke en radicale acceptatie van homoseksualiteit als gelijkwaardig alternatief naast heteroseksualiteit inhoudt.
Posities
Er bestaat dus een spanningsveld tussen een heilige kerk en een veilige kerk, aldus prof. Hoek. Hij onderscheidde drie posities binnen de kring van de Gereformeerde Bond. Zo zijn er predikanten en gemeenteleden die homoseksuele relaties totaal afwijzen, ook wanneer die gekenmerkt worden door liefde en trouw. „Homoseksuele gemeenteleden worden echter niet als extra zondig in een apart hokje geplaatst.”
Anderen zijn het ermee eens dat homoseksuele relaties niet Bijbels te funderen zijn. In de pastorale praktijk worden echter met een beroep op de „tegemoetkomendheid van God” uitzonderingen gemaakt. „Er kan tijdens een pastoraal bezoek een gebed worden gedaan om Gods zegen over de relatie van homoseksuelen die het celibataire leven beslist niet aan kunnen. Deze stellen worden niet geweerd van het doen van belijdenis en de viering van het avondmaal.”
Een derde groep ziet het huwelijk weliswaar als uniek, maar wil een homoseksuele relatie in liefde en trouw gelijkwaardig behandelen.
Volgens prof. Hoek is het belangrijk dat kerken zich duidelijk en betrouwbaar uitspreken over hun ethische visie op homoseksualiteit en over hun pastorale beleid. „Mensen die in een homoseksuele relatie leven mogen niet als zondaars bij uitstek worden gezien, terwijl over bijvoorbeeld lichtvaardige echtscheiding of heteroseksuele ontucht meer vergoelijkend wordt gedacht en gesproken, om nog maar te zwijgen over velerlei zonden op niet seksueel terrein.”
Die openheid moet samengaan met „uiterste zorgvuldigheid”, vindt hij. Zo is het bijvoorbeeld te kort door de bocht om te stellen dat homoseksualiteit als zodanig zonde is. „Bij het licht van onze hedendaagse kennis van het verschijnsel homoseksualiteit is het niet verantwoord de homoseksuele oriëntatie als persoonlijke schuld te zien. Het is wel een symptoom van de gebrokenheid van de schepping.”
Tegelijk mag volgens hem de homoseksuele oriëntatie niet worden gezien als een variant in een goede schepping. „Daarom wijzen we het kerkelijk zegenen van homoseksuele verbintenissen af als niet in overeenstemming met de bedoeling van de Schepper. We zullen op dit punt krachtig blijven protesteren tegen het heersende beleid in de Protestantse Kerk in Nederland.”
Seksuele gevoelens horen bij de mens als seksueel wezen, aldus prof. Hoek. Hij kan zich dan ook vinden in de handreiking van jongerenorganisatie HGJB over homoseksualiteit. Daarin staat onder meer dat seksuele gevoelens niet per definitie goed zijn, maar ook niet per definitie zondig. „Oók niet als het gaat om homofiele gevoelens.”
Prof. Hoek zei blij te zijn met het visiedocument ”Homoseksualiteit en homoseksuele relaties” van de Christelijke Gereformeerde Kerken, waarin als pastoraal principe wordt geformuleerd dat de gemeente broeders of zusters met een homoseksuele gerichtheid als volwaardige en gelijkwaardige leden ontvangt. „Als een schepsel van God even kostbaar als elk ander. Als een gevallen mens even vatbaar voor de zonde, maar ook even vindbaar voor de genade van God in Jezus Christus.”
Bijbelstudie
Hoe doe je Bijbelstudie met homoseksuele gemeenteleden? De organisatie Hart van Homo’s belegt iedere maand voor twee groepen een Bijbelkring. Daar komen nog drie groepen bij.
In veel opzichten wijkt de Bijbelstudiegroep voor homoseksuele jongeren niet af van andere Bijbelkringen, vertelt Herman van Wijngaarden van Hart van Homo’s. „De centrale vragen zijn steeds: Wat betekent deze tekst voor ons geloof? Wat houdt het in om zondaar te zijn, hoe kunnen we Jezus volgen?”
Homoseksualiteit komt wel regelmatig aan de orde. „Toen we Psalm 139 behandelden, vroeg een jongen: Heeft God mij als homo gemaakt en waarom dan? Dat bespreken we dan.”
Van Wijngaarden benadrukte het belang van de Bijbelstudies. „Homoseksuele jongeren zijn erg loyaal ten opzichte van hun gemeente, maar ze ervaren vaak dat ze niet worden begrepen. Tijdens de Bijbelstudie kunnen ze hun vragen stellen.”