Johanna den Herder had zes kinderen overzee
Toen Jan den Herder naar Amerika emigreerde, was zijn broer Tinus één jaar oud. Ze ontmoetten elkaar ruim 41 jaar later pas weer, toen Jan drie maanden in Nederland op bezoek kwam. Emigratie was vroeger nog veel ingrijpender dan nu. Contact was er alleen via briefwisseling.
Van de Zeeuwse familie Den Herder trokken vijf broers en een zus naar de Verenigde Staten. Dat is al meer dan een eeuw geleden, maar het contact van hun nazaten met de familieleden op Zuid-Beveland bleef. Als Yersekenaar Ad Hoogstrate zijn laptop openklapt, verschijnt de ene na de andere foto uit de VS op het scherm. „Ik ben er verscheidene keren geweest en de Amerikaanse familieleden kwamen ook graag naar Nederland.”
Weg van de herinneringen
De landverhuizing had vooral economische redenen: de broers Den Herder werkten ’s zomers bij de boeren op het land en plukten fruit in de boomgaarden, ’s winters waren ze bezig aan de zeekant, in de mossel- en oesterteelt. Maar ze wilden vooruit. „Ik voelde me meer slaaf dan werkman”, schreef Jan den Herder later.
Voor hem kwam er nog een reden bij: hij had ruim drie jaar verkering gehad met Maatje Douw. Ze zaten in het gras aan de Kijkuit en het gesprek ging over hun huwelijk, toen Maatje plotseling onwel werd. Jan droeg haar op zijn rug naar huis. Een week later overleed ze aan een hersenziekte. Toen wilde Jan weg; ergens opnieuw beginnen waar geen herinneringen waren. Hij kreeg van de vader van zijn vriend geld te leen om de reis te kunnen betalen. Op 28 maart 1910 stapte hij in Rotterdam op de boot, op 6 april zette hij in New York voet aan wal, waarna hij onderdak vond bij een oom.
„Jan trouwde in Amerika met Nellie van der Mast, een godvrezende vrouw”, zegt Hoogstrate. Jan beschreef hoe hij in 1948 met zijn zeven kinderen in Passaic General Hospital bij haar sterfbed had gestaan, „waar zij afscheid van ons nam en mocht getuigen dat die lieve Koning der koningen, Die zij hier in veel zwakheid mocht dienen, nu haar beloofd had haar tot Zich te nemen en dat ze nu voor eeuwig mocht gaan zingen van de goedertierenheden Gods. O, wat een wonder.”
Koeien in de kamer
Jans broer Janus had een meisje in Yerseke, Marina Biersteker. „Toen Jan in Amerika aankwam, stuurde hij haar een telegram: „Ik blijf je eeuwig trouw.” In Amerika vond hij echter spoedig een ander. Tal van jaren later, toen hij bij zijn moeder in Yerseke op bezoek was, was Marina bij het uitgaan van de kerk er zo op gespitst haar vroegere vriend tussen het kerkvolk te vinden, zodat ze hem kon aanspreken op zijn woordbreuk, dat ze tegen de onderste treden van de galerijtrap opliep en languit in het gangpad terechtkwam.
Een zus van Jan en Janus den Herder, Geertruid Tannetje (Trui), had verkering met Marien van Peenen uit Waarde. Hij was vrachtrijder, maar wilde een eigen boerderij. Omdat hij in Nederland geen mogelijkheden zag, emigreerde het stel na hun huwelijk naar de Verenigde Staten. „Het eerste wat ik ga doen, is geld opzijleggen voor het geval ik naar Nederland terug wil”, zei de bruidegom. Hij heeft zijn vaderland nooit teruggezien.
In Amerika werd Marien van Peenen eerst weer vrachtrijder. Hij vervoerde grond voor een woningbouwproject. Van het Engels verstond hij niets. ’s Avonds zei hij tegen zijn vrouw: „Je bent de eerste vandaag met wie ik kan praten.”
Met financiële hulp van familieleden kocht Van Peenen in Wayne (New Jersey) de boerderij van een Duitser op. Het land lag laag, en als het water steeg, werden de koeien in de bijkeuken en zelfs in de woonkamer gezet om ze op het droge te houden. Ds. J. van Zweden uit Passaic, predikant van de Gereformeerde Gemeenten, kwam in een bootje naar de boerderij gevaren.
Niet naar huis
In brieven van emigranten werden de mogelijkheden van Amerika breed uitgemeten. De werkelijkheid bleek genuanceerder. „Sommigen uit onze familie hebben er goed verdiend; anderen waren minder bedeeld”, zegt Hoogstrate. De brieven uit die tijd spreken ook van heimwee en verdriet.
„Eind 1939 ging mijn overgrootmoeder met haar dochter Dina naar New Jersey om de vijf zoons en de dochter te bezoeken die daar woonden. Terwijl ze overzee waren, viel Duitsland Nederland binnen. Daardoor konden ze niet terug naar huis. Ze zijn ruim vijf jaar in Amerika gebleven, tot de oorlog voorbij was.”
Vanwege het langdurige verblijf in den vreemde legde Hoogstrates overgrootmoeder haar klederdracht af. „Die heeft ze na haar terugkeer ook niet meer aangetrokken. Haar dochter Tannetje Geertruid –mijn oma– droeg die dracht wel. De omgekeerde wereld dus, want meestal is het de jongere generatie die de dracht aflegt.”
Het verblijf van de Nederlandse logés had nog een gevolg: „Oma’s zus in Amerika had één zoon, Jake van Peenen. Die leerde in die vijf jaar plat Yerseks praten. Later, op bezoek in Nederland, kon hij dat beter verstaan dan gewoon Nederlands.”
Jake kwam graag naar het land van zijn voorgeslacht. „Dan wilde hij ’s avonds, als het licht brandde, door de oude straatjes van Yerseke lopen en zei hij: „Het is hier net Madurodam. Je kunt gewoon bij de mensen naar binnen kijken.” Tijdens een bezoek in Nederland kreeg hij zijn eerste beroerte. Het duurde even voordat hij terug kon naar Amerika.”
De laatste keer
Amerikaanse militairen die in de jaren zestig in Duitsland gestationeerd werden, kwamen in Yerseke vertellen hoe het met de overzeese familie was. Verder was er vooral contact via briefwisseling. Daarnaast bleef een dagboek uit de zomer van 1951 bewaard, waarin het ruim drie maanden durende bezoek van John den Herder –zoals Jan zich inmiddels noemde– aan Nederland uitvoerig is beschreven, de eerste pagina’s door hemzelf, het grootste deel door de vrouw van zijn broer Tinus.
Ook de andere broers bezochten Nederland, en zus Trui kwam wel tien keer. Een van de broers, Joos, was in Paterson ouderling geworden: van 1947 tot 1963 in de gereformeerde gemeente en daarna –tot zijn overlijden in 1966– in de gereformeerde gemeente in Nederland.
Hun moeder werd ouder en tijdens een van Truis bezoeken besefte ze dat dit waarschijnlijk hun laatste ontmoeting was. Huilend namen ze afscheid van elkaar. „Daar stond ik als kind bij; het is me altijd bijgebleven”, zegt Hoogstrate.
Het contact met de achterneven en -nichten overzee bleef, en het echtpaar Hoogstrate ging er meermalen op bezoek. „Ik herinner me dat de predikantsvrouw van de gereformeerde gemeente in Franklin Lakes, waar Jake en Jenny van Peenen kerkten, op hun boerderij altijd zuivel kwam halen. Dat was rond 1990. Jake, die vanwege zijn beroerte met een stok liep, wilde de deur van de koelcel opentrekken. Hij greep echter mis en viel als een blok achterover, bijna van het perron af. Ik stond vlak achter hem en kon hem nog net opvangen. Iedereen schrok, maar Jake zei droog: Hé, Ad, bin jie d’r ok?”
Bij vrienden van Jake en Jenny hebben we met z’n allen eens uit volle borst het Wilhelmus gezongen. Een prachtig moment. Nu hebben we nog steeds contact met de nazaten van Jake en Jenny. Enkelen van hen spreken nog moeizaam Nederlands.”
A. Hoogstrate
Ad Hoogstrate (73) is vinoloog, fietst dagelijks van Yerseke naar zijn werk in Bergen op Zoom en maakt ’s avonds roestvrijstalen kettingnetten voor de mosselvisserij. Er bleef nog genoeg tijd over voor een andere hobby: hij verzamelde tal van foto’s, brieven, verhalen, documenten en stamboomgegevens uit zijn familie, zowel in Nederland als overzee.
serie Verre voorouders
Dit is het derde deel in een serie over onderzoek naar familiegeschiedenis