Conflict tussen Madrid en Barcelona nadert climax
Tien uur ’s avonds, een buitenwijk in een voorstad van Barcelona. Het is het tijdstip van de ”cassolada”, het burgerprotest waarbij bewoners hun balkons opgaan of uit hun ramen hangen om met lepels op potten en pannen slaan. De afgelopen weken kon je ze bijna dagelijks horen, de cassolada’s, altijd stipt om 22.00 uur.
Redenen genoeg voor een protest. Ze volgden na de politie-invallen bij drukkerijen en nieuwsmedia, na de arrestaties van leden van de Catalaanse regering en van ondernemers die worden verdacht van medewerking aan het referendum op 1 oktober, na het politiegeweld op de dag van de stembusgang, na de sluiting van tientallen websites, en na de arrestatie van de leiders van twee vreedzame burgerbewegingen voor onafhankelijkheid.
Maar deze donderdagavond zijn het geen potten en pannen. Nu klinkt vanuit een flatgebouw het Spaanse volkslied door deze arbeiderswijk. Met een oorverdovend volume, twee-, driemaal achter elkaar. En voorzien van een tekst. Officieel heeft de Marcha Real al lang geen tekst meer. Maar hier schalt opnieuw het vers door de straten dat de dichter José Maria Peman in 1928 bij het volkslied schreef, in opdracht van dictator Miguel Primo de Rivera (1923-1930), een groot bewonderaar van de Italiaanse fascist Mussolini.
Het is onmiskenbaar: naarmate de stappen naar onafhankelijkheid concretere vormen beginnen aan te nemen, gaan de tegenstanders daarvan zich steeds meer roeren. Sommigen lijken heimwee te hebben naar de tijden waarin het separatisme hardhandig –en vaak bloedig– de kop ingedrukt kon worden.
Dat is een kleine, maar wel luidruchtige minderheid in het unionistische kamp. Hoe de krachtsverhoudingen tussen de voor- en tegenstanders van de onafhankelijkheid precies liggen, weet niemand. De laatste keer dat zonder tussenkomst van politie en justitie kon worden gestemd, was bij de verkiezingen voor het Catalaanse parlement in september 2015. Toen haalden de voorstanders van onafhankelijkheid de meeste stemmen. Toen stemde bijna 48 procent op partijen die uitdrukkelijk voor een eigen staat waren. Een kleine 40 procent koos voor unionistische partijen. De rest van de stemmen ging naar partijen die zich niet duidelijk uitspraken.
Door de duizelingwekkende vaart van de jongste ontwikkelingen lijken die verkiezingen alweer eeuwen geleden. Donderdagochtend verliep de deadline die Madrid de Catalaanse premier Carles Puigdemont gesteld had. Had hij op 10 oktober in het Catalaanse parlement nu wel of niet de onafhankelijkheid uitgeroepen? Dat wilde de Spaanse regering weten. Als de Catalaanse leider uitdrukkelijk bakzeil zou halen, zou het fameuze artikel 155 uit de Spaanse grondwet (opschorting van het zelfbestuur) in de kast blijven.
In zijn brief aan Rajoy benadrukte Puigdemont dat het Catalaanse parlement niet had gestemd over een onafhankelijkheidsverklaring. Daarmee was de onafhankelijkheid dus formeel niet uitgeroepen, om de dialoog een kans te geven. Maar, zei de Catalaanse premier, als de Spaanse regering doorgaat met de „repressie en belemmering van de dialoog” en artikel 155 activeert, zal het parlement in Barcelona zo’n formele onafhankelijkheidsverklaring alsnog in stemming brengen.
Madrid wees de oproep tot dialoog opnieuw van de hand. Er viel niets te onderhandelen en de brief van Puigdemont was volgens de centrale regering „chantage.”
Morgen komt de ministerraad voor spoedoverleg bijeen om speciale bevoegdheden aan de Senaat te vragen voor ingrijpen in Catalonië. Daarmee wordt het mechanisme om artikel 155 uit de kast te halen in werking gezet. Eind volgende week zou de procedure afgerond kunnen zijn.
Wat die vergaande ingreep in het zelfbestuur van Catalonië precies inhoudt, is onduidelijk. De grondwet gaat niet in op de details en er zijn geen precedenten. Maar zeker is dat zo’n ingreep op hevige protesten in de Catalaanse samenleving kan rekenen, waardoor de situatie onvoorspelbaarder wordt.