Basisscholen staken opnieuw, maar niet allemaal
Veel basisschoolpersoneel staakt donderdag; een aantal scholen doet bewust niet mee. Intussen lijkt de overheid steeds meer geld uit te trekken om aan de wensen van de scholen tegemoet te komen.
Alweer een staking?
Ja, alweer. En grondiger. Het gros van de basisscholen begon op 27 juni een uur later met de lessen. Donderdag gingen de meeste scholen helemaal plat en werden leerkrachten opgeroepen te demonstreren in Den Haag.
Vanwaar dit tumult?
De leerkrachten vinden het onterecht dat ze minder verdienen dan hun collega’s in het voortgezet onderwijs. Het maximumloon van basisschooldocenten is 3826 euro, dat van docenten op de middelbare school 4639 euro. Een basisschoolleerkracht verdient 74 procent van het salaris van mensen met een vergelijkbaar opleidingsniveau.
Ze willen ook dat de overheid geld uittrekt voor verlichting van de werkdruk. Die neemt toe door de grootte van de klassen, de invoering van passend onderwijs, de administratie die moet worden bijgehouden en de vacatures die steeds moeilijker kunnen worden vervuld. De verwachting is dat het tekort aan leerkrachten in 2025 is opgelopen tot 10.000. Circa 25 procent van de leerkrachten heeft last van burn-outklachten. De gemiddelde basisschoolleerkracht komt uit op een werkweek van 46,9 uur. Dat is circa 7 weken overwerk per jaar.
Er zijn zo’n 31.000 mensen met een pabodiploma die uit het basisonderwijs zijn verdwenen. Om een deel van hen te laten terugkeren, moet de werkdruk omlaag en het salaris omhoog, zo bleek vanmorgen uit een onderzoek dat in opdracht van Trouw, het Onderwijsblad en De Groene Amsterdammer is uitgevoerd.
Het basisonderwijs krijgt van het nieuwe kabinet toch extra geld? Rupsje Nooitgenoeg?
In de onderwijsbegroting is voor komend jaar 270 miljoen euro extra uitgetrokken voor verhoging van de salarissen. „Volstrekt onvoldoende; een fooi”, reageerde het onderwijs boos. Dus bleef het volgens de bonden „Code Rood” en gingen de scholen dicht.
Woensdag bevestigden ingewijden dat het nieuwe kabinet een kleine 500 miljoen euro uittrekt om de werkdruk in het primair onderwijs te verlichten. Scholen kunnen het geld gebruiken om bijvoorbeeld onderwijsassistenten aan te trekken en kleinere klassen te vormen.
Ook dat is nog niet genoeg: er is wel 900 miljoen euro nodig om de salarisongelijkheid ongedaan te maken. En het plan staat ook nog niet zwart op wit. Dus ging de staking gewoon door.
De kinderen hadden een vrije dag; lastig voor werkende ouders?
Lastig, maar de scholen hopen op begrip. Attracties haakten erop in door kinderen gratis of tegen verlaagd tarief entree te bieden.
Waarom deed een aantal scholen, onder andere de reformatorische, niet mee?
Niet omdat ze de zorgen niet delen. Maar ze zijn principieel tegen staken. Op Bijbelse gronden mag staken alleen als doorwerken zonde is, of in het geval van apert onrecht, zoals de RMU bij de vorige staking zei.
De scholen vinden een staking pedagogisch ook niet verantwoord: richting kinderen wordt een verkeerd signaal afgegeven over gezagsverhoudingen.
De reformatorische scholenorganisatie VGS onderschrijft de wens ”meer handen in de klas”. Niet alleen de overheid, maar ook schoolbesturen zouden daar wat mee moeten doen.
Zeker zo belangrijk als extra investeringen vindt de VGS verbetering van het aanzien van het beroep leraar. „Maatschappelijk lijkt dit weggezakt. Het beroep van leraar moet niet alleen aantrekkelijker worden, maar verdient ook een betere positie en status. Dat lossen we niet met extra geld op.”
De staking heeft op de aantrekkingskracht van het basisonderwijs juist een averechts effect, vindt de VGS. „In de beeldvorming wordt het werken in het onderwijs als negatief bestempeld. Dat willen we toch juist niet! Mede daarom vindt de VGS het onverstandig dat de PO-Raad deze actie steunt.”