Bossche Sint-Jan is een echte kathedraal
De Sint-Jan in ’s-Hertogenbosch is een kathedraal die die benaming –als bisschopszetel– met recht mag dragen. Het gebouw oogt imposant, fraai en monumentaal. Een boek over de bouwgeschiedenis van de kerk onderstreept dat.
Ronald Glaudemans bestudeerde de kathedraal van alle kanten en bracht de ontwikkeling van het kerkgebouw in beeld. Hij promoveerde er in april op aan de Radboud Universiteit Nijmegen.
Het is een diepgaande studie, maar toch wist Glaudemans –zelf gedoopt in de Sint-Jan– er een redelijk toegankelijk boek met veel beeldmateriaal van te maken. Dat lukt maar weinig promovendi. De kathedraal fascineert de Bossche bouwhistoricus al van kinds af, en dat merkt de lezer.
De eerste Sint-Janskerk werd begin dertiende eeuw gebouwd, een echt romaanse kerk. Glaudemans denkt tussen 1220 en 1222, maar de ontstaansgeschiedenis van de bekende kerk is omgeven door raadsels. Het gebouw functioneerde toen als dochterkerk van de oudere Sint-Salvator.
De kerk groeide daarna stapje voor stapje uit tot de kathedraal die er nu staat. Glaudemans laat aan de hand van plattegronden en 3D-reconstructies zien hoe dat bouwproces verliep: kapel ernaast, toren erbij, uitbreiding van het koor. In de periode 1350-1385 kwamen koorzijbeuken en straalkapellen gereed. Tussen 1370 en 1400 kooromgang en hoogkoor. Vanaf 1400 volgden het noordtransept en vanaf 1445 het zuidtransept.
Een grote rol speelde de Lieve-Vrouwe-Broederschap, een invloedrijke groep geestelijken én leken. De broeders zorgden voor het benodigde geld. Interessant is dat de broederschap vrijwel alle bouwrekeningen vanaf het midden van de veertiende eeuw bewaarde. Ze leveren een schat aan gegevens op. De naam van de orde leeft voort in de Broederschapskapel, die in 1495 gereedkwam en een van de rijkst versierde delen van de kerk vormt. Na de afronding van deze kapel gingen de bouwers aan de slag met het schip en de zijbeuken. Toen kreeg de kerk ook haar beroemde luchtbogen met tal van grappige, potsierlijke en soms monsterlijke figuurtjes die naar boven lijken te klimmen, naar het dak. De beeldjes zijn nu amper te zien. Vorig jaar kregen bezoekers de gelegenheid om het dak te bereiken via speciale steigers en door de goten van de kerk te lopen. Nu biedt het boek van Glaudemans zicht op de sculpturen.
Slotstuk van de bouw vormden de grote vieringtoren en de hoofdtoren, die in de periode tot 1529 werden opgetrokken. De houten vieringtoren –midden op het kerkdak– is hoger geweest dan het huidige exemplaar. De hoogte benaderde mogelijk die van de Utrechtse domtoren, maar hoe hoog de toren is geweest, heeft Glaudemans niet kunnen achterhalen. Een brand verwoestte de vieringtoren in 1584.
De Sint-Jan heeft nog veel beeldhouwwerk, ook al ontkwam de kerk niet aan de Beeldenstorm van 1566. Daarbij ging een rijkversierd oksaal –een stenen afscheiding tussen schip en koor– verloren. Glaudemans concludeert ook dat de periode waarin de kerk in protestantse handen is geweest (van 1629 tot 1810) het onderhoud geen goed heeft gedaan.
Belangrijkste conclusie van Glaudemans onderzoek is dat een groter deel van de kerk de eeuwen goed heeft doorstaan en dat –ondanks restauraties– een groot deel nog oorspronkelijk is. In eerdere studies kwam dat niet naar voren.
Boekgegevens
”De Sint-Jan te ’s-Hertogenbosch. Bouwgeschiedenis en bouwsculptuur 1250-1550”, Ronald Glaudemans; uitg. WBooks, Zwolle, en Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort, 2017; ISBN 978 94 625 8011 4; 320 blz.; € 39,95.