Sinds vrijdag waren nationalisten, aanhangers van het zogeheten ‘alt-right’ en neonazi’s bijeen in Charlottesville. Ze protesteerden tegen plannen om een standbeeld weg te halen van generaal Robert E. Lee, de aanvoerder van de zuidelijke staten in de Amerikaanse burgeroorlog (1861-1865).

Zaterdag kwam het tot gewelddadige confrontaties tussen extreemrechtse groepen en tegendemonstranten. Een auto reed in op een protestmars van tegendemonstranten. Een 32-jarige vrouw kwam daarbij om het leven en negentien mensen raakten gewond, van wie vijf in kritieke toestand verkeren.

De dader, een 20-jarige man uit Ohio, is gearresteerd. Hem wordt onder meer moord ten laste gelegd. Bij schermutselingen op andere plekken in de stad raakten nog eens vijftien mensen gewond.

Uiteindelijk verboden de autoriteiten de bijeenkomst van de extreemrechtse betogers en werd het park waar ze bijeen waren gekomen ontruimd. De gouverneur van Virginia kondigde de noodtoestand af in Charlottesville.

Naast de protesten stortte even buiten de stad een politiehelikopter neer. De twee inzittenden kwamen daarbij om het leven. De politie onderzoekt de toedracht van het ongeluk.

President Donald Trump heeft het geweld veroordeeld. Hij sprak van „geweld van vele kanten” en riep op tot wederzijds respect en naastenliefde. De uitspraak kwam hem op kritiek te staan van onder meer leden uit zijn eigen partij. Ze hekelen het feit dat Trump extreemrechtse groeperingen niet expliciet veroordeelt.