In omstreden Brits kiesstelsel maken kleine partijen geen kans
De Britten gaan donderdag naar de stembus voor parlementsverkiezingen. Dat gebeurt volgens de regels van een oud kiesstelsel dat de twee grootste partijen telkens weer een meerderheid garandeert.
De kleinere partijen probeerden voor het laatst in 2011 het kiessysteem te vervangen. Maar in een referendum wees 67,9 procent van de kiezers een verandering af. Nieuwe partijen hebben daardoor telkens weer het nakijken. De positie van de Conservatieven en de Labour Party in het parlement is daardoor onaantastbaar.
Groot-Brittannië telt 650 districten die elk een parlementslid leveren. In zo’n district telt alleen de winnaar. Dat blijkt een flink nadeel voor nieuwe en kleine partijen. Ook al krijgen ze veel stemmen, ze zien dat niet vertaald in zetels omdat ze dikwijls net niet de grootste worden. Daarmee gaan veel stemmen voor kleine partijen verloren.
Hoe groot het verschil is tussen de twee grootmachten en de rest bleek weer na de verkiezingen van 2015. De Conservatieven en Labour behaalden gezamenlijk met twee derde van de stemmen 563 van de 650 zetels. De kleine partijen als onder meer de Scottish National Party, de Liberal Democrats, de UK Independence Party en de Groenen mochten de overige 87 zetels verdelen.
Hoe onrechtvaardig het systeem volgens de critici kan zijn bleek in 2015 voor de UK Independence Party. De partij kreeg bijna vier miljoen stemmen, maar veroverde zegge en schrijve één zetel in het Lagerhuis.