Davidsster zette Joodse Nederlanders apart
De Jodenster was overal. Op rouwkleding, op trouwkleding. Buitenshuis, doorgaans ook binnenshuis. Morgen is het 75 jaar geleden dat de Duitsers de Joden afzonderden van de andere Nederlanders. Met een geel lapje.
Dag en nacht had de Joodse Raad doorgewerkt om alle volksgenoten tijdig van het stigmatiserende symbool te voorzien. Pas op 29 april had de raad te horen gekregen dat alle Joden die ouder dan 6 jaar waren, de davidsster moesten dragen, met daarop het woord ”Jood”. De Jodenster moest zichtbaar zijn en worden vastgenaaid op de linkerkant van de kleding, op borsthoogte.
In Polen was het dragen van de Jodenster al op 23 november 1939 ingevoerd. Andere landen volgden in 1941. In Nederland werd de ster op zondag 3 mei 1942 verplicht. De Joden moesten die zelf betalen: 4 cent per stuk –ze kregen vier sterren per persoon– en ze moesten per ster een textielpunt (distributiebon) inleveren.
De Enschedese textielfabriek Nijverheid –ontnomen aan een Joodse familie– produceerde 569.355 sterren. Onder de Joden ontstond verdeeldheid. De Joodse Raad kreeg felle kritiek omdat hij de maatregel uitvoerde én omdat hij er zo veel haast mee maakte.
De meeste Joodse inwoners durfden het dragen van de ster niet te weigeren, want dat zou hun op zes maanden hechtenis of 1000 gulden boete komen te staan. Van de enkelingen die wel weigerden, kwamen sommigen in een concentratiekamp om.
De controle op naleving was gemakkelijk, want de Joden waren al eerder gestigmatiseerd doordat er op hun persoonsbewijs een J stond. Sommige Joden droegen de ster met trots, bij anderen overheerste de vrees. Humor was er ook; wrange humor. Zo werd de Jodenbreestraat in Amsterdam vanwege de vele sterren de Melkweg genoemd.
Het publiekelijk kleineren van de Joden maakte diepe indruk. Niet-Joden namen hun hoed af als iemand met een ster voorbijliep, stonden hun plaats in het openbaar vervoer aan een Jood af of maakten spontaan een praatje met hem. Sommigen droegen uit solidariteit ook een ster, met daarop bijvoorbeeld ”katholiek”. En een Rotterdamse havenarbeider zette zijn naam erop: ”Joop”. Als luid protest tegen de bezetter.
In Deventer kwamen veel leerlingen met nagemaakte Jodensterren op hun kleding naar school. Twintig jongeren zaten daarvoor twee weken vast in Kamp Amersfoort.
Vanuit Engeland riep Radio Oranje op tot protest: „Wij vertrouwen, dat gij deze hatelijke maatregel doorziet als een nieuwe Duitse poging om scheidsmuren op te trekken tussen de Joodse en de andere Nederlanders. (…) Wij laten het in goed vertrouwen aan u over om gezamenlijk, zonder uitzondering en zonder verwijl, alle maatregelen te beramen en uit te voeren, die in dit geval geboden zouden zijn om de onverbrekelijke eenheid van ons volk tegen de bezetter te demonstreren.”
Het protest zwakte echter al snel af, ook omdat de Duitsers er niet van gediend waren. In Bulgarije ging dat anders. Daar droegen veel burgers uit protest een ster, soms met de beeltenis van de koning erop. Joden die de sterren droegen werden door hun medeburgers toegejuicht en op de schouder geklopt. Na verloop van tijd gaven de Duitsers het dan ook op. Bulgarije was een bondgenoot van Duitsland, maar de bevolking, aangevuurd door de kerk en door politici, wist te verhinderen dat de ruim 48.000 Joden naar kampen werden gedeporteerd.
Nieuw was het apart zetten van bevolkingsgroepen niet. In vroeger eeuwen dwongen moslims in Egypte christenen een donker gewaad met blauwe of zwarte tulband te dragen. In Europa bepaalde het Vierde Lateraans Concilie in 1215 dat Joden en Saracenen onderscheidende kleding moesten dragen, drie jaar later moesten Joden in Engeland een teken dragen en in het Heilige Roomse Rijk werd in 1270 de Jodenhoed verplicht.
Een teken van onderscheiding werd al gauw een teken van minderwaardigheid. En zo bedoelden de Duitsers het ook.