„Ze vroegen me of ik me ook bij IS wilde voegen”
Meer dan 30.000 Irakezen, die door IS zijn verdreven uit hun huizen in Mosul en omgeving worden opgevangen in het vluchtelingenkamp Khazer. Het kamp ligt op zo’n 30 kilometer van Erbil, net buiten Koerdisch gebied. Twee verslagen van ooggetuigen van het IS-bewind.
„We moesten weg, want IS wil geen pottenkijkers”
„We kwamen in de vuurlinie terecht”, vertelt Sameh Hikmat Sultan (45) uit Mosul, die sinds een week wordt opgevangen in vluchtelingenkamp Khazer. „Wij moesten ons huis binnenvluchten omdat de mortieren door onze straat vlogen. Ons buurhuis werd beschoten. Twee kinderen werden gedood: Mohammed van 10 en ons jongste buurkindje van 2. De kinderen werden met een ambulance van het Iraakse leger nog met spoed naar het ziekenhuis vervoerd, maar het mocht niet meer baten.”
Sultan en zijn gezin moesten Mosul halsoverkop verlaten: vrouw Nour Nafea en kinderen Ali (9), Guar (8) en Ahmed (6). „Op onze vlucht werden we ook nog beschoten: mijn vrouw werd geraakt door kogels van sluipschutters.”
IS verwoest alles, zegt de kraanmachinist. „Door de bezetting had ik geen werk meer. Ik had een auto, maar die vloog in de lucht toen een zelfmoordterrorist zichzelf opblies. De jihadisten vroegen me of ik me bij IS wilde aansluiten, maar dat doen alleen mensen die niet sterk in hun schoenen staan. Ik weigerde.”
Volgens Sultan worden juist nu veel inwoners van Mosul opgepakt. „IS voelt zich in het nauw gedreven door de opmars van het leger.” Hij zegt dat de terroristen bij hun terugtrekking uit delen van Mosul nog veel mensen vermoordden. Sommigen werden opgehangen, maar ze zouden ook explosieven op baby’s hebben gebonden. Het doel was hen te laten ontploffen zodra het Iraakse leger in de buurt zou komen.
Sultan denkt er voorlopig niet aan naar Mosul terug te keren. „Pas als alle IS-strijders Mosul hebben verlaten, kan de vrede misschien weerkeren.”
Gevlucht uit IS-gebied
Medien Mujbil Ahmed (35) woonde met zijn gezin in Nimrud, een stadje bij Mosul. Ze moesten twee maanden geleden op last van IS de stad verlaten.
„De jihadisten wilden geen pottenkijkers bij de wandaden die ze zouden plegen”, denkt Ahmed. „In de tijd dat IS het gezag over Nimrud had, hoorden we vaak van executies. Mijn broer en een nicht zijn vermoord door IS-strijders. Mijn broer was 44 en werd opgepakt toen hij met zijn telefoon aan het bellen was. Ze beschuldigden hem ervan militaire informatie naar buiten te brengen. Hij werd standrechtelijk geëxecuteerd.”
Ahmed zegt dat hij geen baan meer had, hoewel hij opgeleid was als advocaat. Zijn familie woonde op een boerderij, waar ze in hun eigen levensonderhoud konden voorzien.
Voor de komst van IS waren de contacten met christenen in Nimrud goed, zegt Ahmed. „Het verbaast mij dat wij door de Koerden nu van hen worden gescheiden. Christenen worden in de stad opgevangen, terwijl wij dit vluchtelingenkamp niet mogen verlaten. De Koerden zijn bang dat er zich jihadisten onder ons bevinden die aanslagen willen plegen in Koerdistan.”
Voedselprijzen
Na hun gedwongen vertrek uit Nirmud bleven Ahmed, zijn vrouw Rajae Hassan en hun kinderen Elaf (9), Amena (7), Enas (4) en Areej (2) drie dagen bij vrienden in Mosul. „Toen besloten we de vrijheid tegemoet te gaan. Onze auto lieten we achter en we verlieten de belegerde stad te voet. Ook mijn broers gingen mee.”
Ahmed en zijn familie liepen steeds enkel ’s nachts, en zo lukte het hen de checkpoints van IS te omzeilen. Via een omweg kwamen ze terecht in Tel Agub, in de buurt van hun woonplaats Nimrud. Tel Agub lag dicht bij het strijdtoneel, maar de meeste inwoners hadden de stad nog niet verlaten.
„We leefden er een tijdje als vluchtelingen in een lemen huis. Er was daar geen water en geen elektriciteit. Voedsel hadden we meegenomen, en dat was maar goed ook omdat het eten door de gebrekkig bevoorrading in oorlogstijd onbetaalbaar was geworden. Ondertussen wilden we dolgraag terugkeren naar ons huis in Nimrud.”
Toen de strijd dichter bij Tel Agub kwam, besloten Ahmed en zijn gezinsleden verder te vluchten. „We wilden naar veilig gebied. Weer vertrokken we ’s nachts, samen met mijn broers. We passeerden ongehinderd de vuurlinies en bereikten de peshmerga’s (Koerdische troepen, red.). Die ontvingen ons hartelijk: we kregen water en fruit. Gelukkig werden we niet verdacht van oorlogsmisdaden of het lidmaatschap van IS, omdat we vergezeld werden door vrouwen en kinderen.”
Dit is het tweede deel in een serie over vluchtelingen uit de regio Mosul. Donderdag verscheen het eerste deel.