Gehavend Oostburg werd na de oorlog een parel
Het stadje Oostburg lag aan het eind van de oorlog in puin. Van de 800 huizen waren er 400 door bombardementen verwoest. Maar Oostburg herrees uit de as en behoort tot de dertig gebieden die een toonbeeld zijn van de wederopbouw.
Vol optimisme begon Nederland na de Tweede Wereldoorlog aan de wederopbouw. De blik was op de toekomst gericht, de mouwen werden opgestroopt. Met de beperkte middelen die beschikbaar waren, werden overal nieuwe woonwijken uit de grond gestampt.
Naar een ontwerp uit 1945 van ingenieur F. H. Klokke kreeg het verwoeste Oostburg in Zeeuws-Vlaanderen een compleet nieuw centrum, waarin drie pleinen elk een centrale rol vervulden. Er ontstonden een cultuurplein –het Ledelplein, waar een theater kwam–, een bestuurlijk plein –het Raadhuisplein, met een nieuw raadhuis– en een commercieel plein – de Markt, bestemd voor de weekmarkt en de winkels.
Architectuurhistoricus Dolf Broekhuizen was met de Stichting Dorp Stad en Land nauw betrokken bij de aanwijzing van Oostburg tot toonbeeld van wederopbouwarchitectuur. „Vaak hoor je dat de stedenbouw uit die periode saai, schraal en eenvormig is”, vertelt hij. „Maar de wederopbouw leverde architectonische parels op die stads- en dorpsgezichten en ook het landschap verrijkten. Die moeten we beschermen, zodat de wederopbouwperiode zichtbaar blijft.”
Oostburg is zo’n parel, zegt Broekhuizen. „Er is daar gebouwd met respect voor de uiteenlopende maatschappelijke functies bestuur, handel en cultuur. Er is niet gekozen voor één centraal marktplein, de verschillende functies kregen elk hun eigen plek op een eigen plein.”
Het ontwerp dat ingenieur Klokke voor het nieuwe centrum maakte, is volgens Broekhuizen een goed voorbeeld van stedenbouw met oog voor de belangrijke historisch-geografische kenmerken van een stad. „De bestaande wegenstructuur in Oostburg werd aangepakt en het ontwerp voor het nieuwe centrum werd daar als het ware aan vastgehecht. Daardoor ontstond een centrum dat efficiënter functioneerde dan voorheen. De regionale functie van Oostburg in de streek nam bovendien fors in belang toe.”
Volgens de architectuurhistoricus is de herverkaveling van de woonstraten in Oostburg „huis na huis” uitgevoerd, waardoor het nieuwe Oostburg bouwkundig heel divers werd en bovendien „een zeker ritme” kreeg. „De wederopbouw is daardoor tot vandaag heel goed als een mooie samenhangende eenheid zichtbaar in het stadsbeeld.”
Opvallend is dat de kerken juist buiten de drie centrale pleinen waren voorzien, op een stillere plek. „De pleinen moesten druk en levendig zijn volgens Klokke. Aan de nevenpleinen, die meer richting de woonbuurten lagen, werd ruimte gecreëerd voor rust en religie.”
De wederopbouwperiode liep van 1940 tot 1965, met uitlopers tot 1970. Van de gebouwen uit die tijd in Oostburg vindt Broekhuizen vooral het raadhuis „heel sprekend en expressief. In dat gebouw is al het optimisme van de naoorlogse jaren samengebald, dat zich uitte in de wens om het land weer op te bouwen en trotse en bijzondere architectuur tot stand te brengen. We laten ons niet kisten en zullen weleens even laten zien dat we het land snel weer op orde hebben, dat was de stemming onder de bevolking. Het moest wel allemaal snel en efficiënt, want er was een tekort aan geld en middelen en aan materialen en arbeidskrachten. Maar het raadhuis van Oostburg straalt nog altijd het optimisme van die tijd uit.”