Opinie

Kringen in de kerk zijn zegenrijk

De Bijbel geeft grond om te verwachten dat God Bijbelkringen en gebedskringen in de kerkelijke gemeente wil zegenen, reageert Michel Priester op ds. A. Schot (RD 26-9).

Michel Priester
6 October 2016 20:26Gewijzigd op 16 November 2020 07:15
beeld Istock
beeld Istock

In zijn bijdrage ”Ambtelijk gezag over kringen voluit Bijbels” stelt ds. A. Schot dat kringvorming in kerkelijke gemeenten minder onschuldig is dan het lijkt. Hij geeft aan dat het past bij onze tijd, die gekenmerkt wordt door sleutelwoorden zoals: mondigheid, individualisme, onafhankelijkheid en ontkerkelijking. Deze woorden hebben niet direct een positieve lading. Daarmee wordt kringvorming mijns inziens wel heel gemakkelijk verbonden aan het negatieve. Trouwens, het feit dat het woord ”kring” wordt verbonden met ”individualisme” geeft te denken.

Vanwaar die negatieve insteek? Dat mogen we toch wel vragen wanneer het gezamenlijk onderzoeken van Gods Woord en het samen bidden wordt ontmoedigd of sterker nog: wordt verboden? We stoppen toch ook niet met eten omdat veel voedsel dat in de supermarkt verkocht wordt, ongezond is? En hoe zit het met alleenstaanden in de gemeente?

Vertrouwen

In een gezond geestelijk klimaat zal onderling vertrouwen uitgangspunt zijn. Dat vertrouwen komt op uit de liefde, zoals Paulus leert in Romeinen 12:10: „Hebt elkaar hartelijk lief met broederlijke liefde; met eer de een de ander voorgaande.” Of zoals David het in Psalm 133 verwoordt: „Ziet, hoe goed en hoe liefelijk is het, dat broeders ook samenwonen.” De kanttekening bij dit laatste vers luidt: „Onder het woord broeders worden niet alleen verstaan vleselijke broeders, maar ook degenen die in een gelijke bediening en ambt staan; ja al degenen die dagelijks een en dezelfden Vader, Die in den hemel is, aanroepen. Het is zoveel alsof de profeet hier zegt: De eendracht onder alle mensen is lieflijk en aangenaam, maar inzonderheid die, welke onder de broeders is.” De psalm eindigt als volgt: „want de Heere gebiedt aldaar de zegen, en het leven tot in eeuwigheid.”

De wijze waarop ds. Schot in het genoemde artikel Bijbelteksten aanhaalt, komt mij selectief over. Er lijkt sprake te zijn van een vooringenomen visie waar vervolgens Bijbelteksten bij worden gezocht. Ik waag te betwijfelen of die omgang met de Schrift juist is. In de Bijbel is God Zelf aan het woord. Het kan uiteraard niet de bedoeling zijn dat we Bijbelteksten gebruiken om God na laten spreken wat wij vinden.

Aansporing

Nu een paar relevante Bijbelgedeelten die duidelijke taal spreken. De Heere Jezus zegt in Mattheüs 18:19-20: „Indien er twee van u samenstemmen op de aarde, over enige zaak, die zij zouden mogen begeren, dat die hun zal geschieden van Mijn Vader, Die in de hemelen is. Want waar twee of drie vergaderd zijn in Mijn Naam, daar ben Ik in het midden van hen.” Het gaat in dit gedeelte over een eenstemmig verlangen van twee of drie personen, in vergadering bijeen en in gebed bij de Vader neergelegd. Het zál hun geschieden. Er zit veel kracht en aansporing in deze woorden. Hier moeten wij niet allerlei beperkingen op gaan leggen. Dat is het Woord van God krachteloos maken (zo dat al mogelijk is).

Nog een Bijbelgedeelte, Handelingen 16:13: „En op de dag van de sabbat gingen wij buiten de stad aan de rivier, waar het gebed placht te geschieden; en neergezeten zijnde, spraken wij tot de vrouwen die samengekomen waren.” Geplaatst in onze tijd zou wat hier beschreven staat volgens ds. Schot helemaal niet zo onschuldig zijn. Vrouwen zijn bijeengekomen om samen te bidden; los van ambtelijk gezag. En dat niet zomaar één keer. Er staat immers: „waar het gebed placht te geschieden.” Er is sprake van een langer bestaand gebruik.

Ik lees echter helemaal niet van een afwijzende houding bij Paulus of een waarschuwing van hem. Sterker nog, de apostel gaat erbij zitten. De woorden ademen een weldadige rust en vrede, ze schetsen een heel ontspannen tafereel. Paulus lijkt het zich te herinneren als hij later schrijft in de Filippenzenbrief: „En de vrede Gods, die alle verstand te boven gaat, zal uw harten en uw zinnen bewaren in Christus Jezus” (Fillip. 4:7).

Ambtsdragers

Naar mijn mening brengt bovenstaande geschiedenis ons bij de ‘oplossing’ voor het geschetste ‘probleem’. Kringen van welke aard dan ook binnen de kerkelijke gemeente moeten in principe openstaan voor ambtsdragers die zich erbij willen voegen. Daar mag op geen enkele wijze een drempel voor opgeworpen worden. Bijbel- en gebedskringen kunnen zo een zegenrijk middel zijn tot toename in de kennis en genade van de Heere Jezus Christus. Dient elkaar zo in de onderlinge liefde, tot opbouw van het lichaam van Christus. Niet om elkaar wat aan te praten of de handen op te leggen, maar door eensgezind bijeen te zijn en te volharden in het gebed (Hand. 2:1). Daar zal ontvangen worden –naar 1 Korinthe 2:12– de Geest Die uit God is, opdat wij zouden weten de dingen die ons van God geschonken zijn.

Ik roep alle ambtsbroeders op om zich regelmatig bij (bestaande) kringen te voegen. Beschouw het maar als een vorm van huisbezoek. Dat deed Paulus ook, daar bij de rivier. En de Heere opende het hart van Lydia. Onder de prediking van Zijn dienstknecht, aanwezig bij… inderdaad: een gebedskring.

De auteur is lid van de hersteld hervormde gemeente te Ridderkerk.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer