Nederlanders in Ethiopië slaan voedsel in
Een Nederlandse tuinder uit Ethiopië besloot deze maand na plunderingen de biezen te pakken. Wat is er gaande in het Afrikaanse land, waar protesten lange tijd nooit voorkwamen?
In sport zit soms veel politiek. Toen de Ethiopische atleet Feyisa Lilesa in augustus finishte op de olympische marathon in Rio de Janeiro kruiste hij zijn polsen boven zijn hoofd. Veel toeschouwers zagen er aanvankelijk slechts een gebaar van triomf in vanwege het behalen van de zilveren plak. Maar zijn landgenoten begrepen het direct: het was een uiting van solidariteit met de bevolkingsgroep van de Oromo.
Lilesa verklaarde naderhand dat hij de zaak van de Oromo zo op een internationaal niveau onder de aandacht wilde brengen. „Ik wist dat dit wereldwijd live zou worden uitgezonden en ik wilde tonen dat de protesten in Ethiopië net zo vreedzaam waren als mijn gebaar”, zei hij deze week in een interview met Al-Jazeera.
Om de ernst van de situatie te onderstrepen maakte Lilesa tegelijk duidelijk dat hij na zijn protestdaad niet meer terug kon keren naar Ethiopië uit vrees voor zijn leven. Wat volgens de autoriteiten van zijn thuisland volslagen onzin is. „Hij maakt een hoop ophef om niets”, verklaarde de Ethiopische minister van Communicatie, Getachew Reda.
Dan was er nog een voorval met een heel wat minder presterende Ethiopische sporter in Rio. Aan de start voor de 100 meter zwemmen verscheen ene Robel Kiros Habte, die direct de aandacht trok vanwege zijn bepaald niet afgetrainde lichaam. Habte eindigde met afstand als laatste en haalde zich een hoop spot op de hals. Op sociale media ging hij al snel de over de tong als ”Robel de walvis”.
Hoe hij aan de start kon verschijnen? Veel Ethiopiërs weten het wel: zijn vader, een Tigray, staat hoog op de ladder bij de Ethiopische zwemfederatie.
Tegenstellingen
In Rio was er zo heel wat aan Ethiopische politiek te zien. Lilesa vertegenwoordigde de zich achtergesteld voelende Oromo; Habte de juist invloedrijke Tigray. Er leeft in Ethiopië veel onvrede over het feit dat de Tigray, die slechts een paar procent van de bevolking uitmaken, in het landsbestuur overal aan de knoppen zitten. De grootste twee bevolkingsgroepen, de Oromo en de Amharen, hebben weinig in de melk te brokkelen. Het moet uit zijn met die dominantie, vinden jongeren als hardloper Lilesa.
Tegelijk met de wedstrijden waren er in het thuisland grote demonstraties van Oromo en leden van een ander groot volk, de Amharen – een ongekend verschijnsel in het land. De veiligheidsdiensten sloegen de opstanden hardhandig neer, waarbij volgens mensenrechtengroepen in totaal zo’n 200 mensen het leven lieten. Sinds de Oromo in november de strijdbijl oppakten zouden er al meer dan 500 mensen zijn omgekomen. Daarnaast zijn er tienduizenden mensen gearresteerd.
Begin deze maand sloeg de vlam in de noordelijke stad Bahir Dar in de pan. Opstandige Amharen vielen vijf tuinderijen aan. Bij het Nederlandse bedrijf Esmeralde Farms richtten ze zodanig grote schade aan, dat het besloot om zich terug te trekken uit Ethiopië. Alle 600 werknemers in Ethiopië verliezen daarmee hun baan.
Bij alle demonstraties vormden landkwesties een directe aanleiding voor het protest. In Bahir Dar leeft er woede om plannen om een deel van een regio met veel Amharen te voegen bij een Tigray-regio. Burgers rond Addis Abeba protesteren tegen de plannen om de hoofdstad verder uit te breiden, op grondgebied van Oromo’s. De regering betaalt weliswaar compensatie voor het land, maar dat is volgens de demonstranten te weinig.
Waarom de tuinderijen doelwit zijn, blijft enigszins gissen. Ze zouden als verlengstuk van de Ethiopische overheid worden ge- zien. Mogelijk gebruiken de betogers de aanvallen ook om internationale attentie te verwerven.
Oorlogsgebied
De afgelopen week bleef het relatief rustig in Ethiopië, maar de onlusten zijn nog niet voorbij. „Er heerst veel spanning onder de bevolking”, zegt de Nederlandse Mark Gerritsen. Hij is directeur van een internationale christelijke school in de Ethiopische plaats Debre Zeit, waar veel buitenlandse bedrijven zitten. „Waar je ook bent, iedereen praat over de rellen en iedereen is ontevreden.”
Gerritsen vertelt dat Nederlanders vorige week van de ambassade het advies kregen om eten, drinken en brandstof voor minimaal een week in huis te hebben. „Dan schrik je toch wel even. Het lijkt dan wel of je in oorlogsgebied zit”, zegt hij. „Tegelijkertijd gaat het leven ook gewoon door. De winkels zijn open, iedereen is aan het werk. Op straat lijkt alles normaal, hoewel ik wel merk dat de mensen alerter zijn.”
De school hield de deuren maandag bovendien gesloten en zal eind september pas weer opengaan. „Er is een vergadering uitgeschreven door de overheid waarbij alle leerkrachten aanwezig moeten zijn en die maar liefst tien dagen gaat duren. Het gaat daar over onderwijskundige zaken, maar leerkrachten zal zeker ook verteld worden dat de leerlingen loyaal moeten zijn aan de regering.”
Dit is het eerste artikel in een serie over de onlusten in Ethiopië.