Onderwijs & opvoeding

Ouders en dochter Van Woerden geven alle drie les op de Pieter Zandt

Gedrieën geven ze les aan de Pieter Zandt scholengemeenschap: vader en moeder Van Woerden en hun dochter Anne-Esther. „Steeds meer leerlingen zetten vraagtekens bij onze beginselen. En thuis krijgen ze geen antwoorden.”

L. Vogelaar

18 August 2016 08:47Gewijzigd op 16 November 2020 05:47
G. J. van Woerden, A. van Woerden-Posthouwer en hun dochter A. E. Visscher-van Woerden geven alle drie les op de Pieter Zandt scholengemeenschap. beeld RD, Anton Dommerholt
G. J. van Woerden, A. van Woerden-Posthouwer en hun dochter A. E. Visscher-van Woerden geven alle drie les op de Pieter Zandt scholengemeenschap. beeld RD, Anton Dommerholt

De trap is lang en steil. Anne-Esther Visscher-van Woerden woont boven de kerk van de gereformeerde gemeente in Deventer. Twee dagen per week rijdt ze naar Urk om er Nederlands te doceren. „Het is er heerlijk kleinschalig. Voor schooltijd zitten alle docenten bij elkaar in het hokje van de conciërge. Ik werkte eerst in Kampen, maar daar vond ik het zo groot. Ook de openheid van de Urkers spreekt me aan. Ze zeggen alles. Zelf neem ik ook geen blad voor de mond. Een heerlijk sfeertje; ik rijd er graag een halfuur langer voor.”

Haar ouders geven in Kampen les. Vader Gert-Jan van Woerden werkt al twintig jaar op de Pieter Zandt, en is er ook al twintig jaar vertrouwenspersoon. „Het is belangrijk om een band met leerlingen op te bouwen. Daarom houd ik elk jaar thuis een barbecue voor mijn mentorklas.”

Wie het laatst lacht…

De boerenzoon uit Zoetermeer wilde het beroep van zijn vader kiezen. „Mijn broer nam echter de boerderij over, dus toen zei mijn moeder: „Joh, ga het onderwijs in.” Daar heb ik geen spijt van gekregen.”

Na de opleiding aan de Driestar moest Van Woerden in militaire dienst. In oktober 1980 kon hij aan de slag op de School met de Bijbel in Oene. „Er was moeilijk aan werk te komen. Ik wilde naar een rustige streek. Het dorp Zoetermeer werd in snel tempo uitgebreid tot een stad, dus ik wilde weg. Toen las ik een advertentie uit Oene. Moeder kende de stukjes van ds. J. T. Doornenbal en zei: Dat is een mooi dorp; daar kun je wel naartoe. Onder hoongelach van mijn maten zat ik tijdens bivak in een tentje een sollicitatiebrief te schrijven. Ik werd uit ruim dertig sollicitanten gekozen. Toen was ik degene die lachte, want ik mocht een maand eerder uit dienst.”

Zestien jaar gaf hij les aan de combinatieklas 4/5 (groep 6/7). Dat verveelde niet. „Elk jaar leerde ik een geschiedenisvertelling uit mijn hoofd. Vertellen blijft leerlingen aanspreken, ook in het voortgezet onderwijs.”

Als moeder thuis

Van Woerden woont inmiddels 36 jaar in Oene. „Twee lokalen verderop werkte een knappe juf. Na anderhalf jaar kregen we verkering, en nog weer anderhalf jaar later zijn we getrouwd.”

Ada Posthouwer kwam uit Putten en was twee maanden eerder dan haar echtgenoot op de school in Oene begonnen. Toen hun eerste kind op komst was, stopte ze met werken. „Dat was toen normaal. En het is voor kinderen het best als moeder of vader thuis is.”

Na acht jaar werd ze gevraagd in te vallen in Emst. „Dat kon: onze drie kinderen zaten inmiddels op school en de vierde moest nog geboren worden.”

Ze bleef er twintig jaar, specialiseerde zich in hulp aan kinderen met leer- en gedragsproblemen en werd intern begeleider. „Ik nam deel aan een studiereis naar Amerika om kennis te nemen van het inclusief onderwijs en haalde mijn master SEN. De school moest echter op het aantal ib-uren bezuinigen. In 2012 kreeg ik een baan voor drie dagen per week aangeboden op de cluster 4-afdeling van de Pieter Zandt.”

Naar de pubers

Haar man zette de stap naar het voortgezet onderwijs al eerder. „Ik dacht na een jaar of tien: Als ik ooit verder wil, moet ik gaan studeren. Het werd een vierjarige opleiding economie. Een jaar na de afronding kon ik op de Pieter Zandt aan de slag. Eerst als leraar Nederlands. Het was niet gemakkelijk om een baan als docent economie te vinden, maar al na een jaar werd ik gevraagd om dat vak te gaan geven.”

De overgang was groot. „Op de basisschool moet je alle vakken geven aan kinderen van alle niveaus. Je hebt het als leerkracht echt druk. Op de middelbare school zit je aan de andere kant van de sorteermachine, zeg ik dan als boerenzoon.”

Ada: „Ik had in Oene ook een combinatieklas. Dat betekent dat je dagelijks een dubbel aantal lessen moet voorbereiden.”

Gert-Jan: „Nogal wat ouders zeiden: Joh, ga je naar de pubers toe? Maar ik heb nooit ordeproblemen gehad. Humor is erg belangrijk. En leerlingen moeten weten wat ze aan je hebben.”

Jong personeelslid

Anne-Esther, de oudste van hun vier kinderen, volgde in de voetsporen van haar ouders. „Na het vwo wilde ik direct aan het werk. De lerarenopleiding Nederlands aan de Driestar draaide net proef met een duaal traject.”

Net als haar vader kwam ze op de Pieter Zandt binnen bij een ander vak dan ze ambieerde. Gert-Jan: „Ik ben bij onze rector binnengelopen: „Mijn dochter studeert Nederlands. Is er een plek voor haar?” Ze kon bij Engels aan de slag.” Anne-Esther: „Als onderwijsassistente, zonder sollicitatiegesprek. Na twee jaar werd ik docente en moest ik alsnog solliciteren.”

Ze was achttien toen ze in Kampen aan de slag ging. „Een collega probeerde me ergens weg te sturen omdat hij me voor een leerling aanzag.”

Gert-Jan: „Anne-Esther reed met me mee naar school. Dan gaf ik haar weleens een tip. Bijvoorbeeld dat het een valkuil voor beginnende docenten is dat ze aardig gevonden willen worden. Wees in het begin streng; jíj bent de kapitein. Als je gezag hebt, gaan ze je vanzelf aardig vinden.”

Anne-Esther: „Je bent onzeker als je net begint, en je bent nog erg met je vak en je eigen ontwikkeling bezig.”

Ada: „Betrouwbaar zijn is heel belangrijk. Leerlingen proberen je uit. Van nieuwe docenten hebben ze binnen een paar seconden een inschatting gemaakt.”

Anne-Esther: „Urkers willen luisteren als ze zien dat een docent het goed doet.”

Gewetensvraag

Drie onderwijsmensen in één gezin, en daar bleef het niet bij. De tweede dochter werd logopediste op de Obadjaschool voor speciaal onderwijs in Zwolle.

Op school is de familierelatie bekend. Maar niet bij iedereen. Gert-Jan: „Een leerling ontbrak tijdens de kennismaking met de mentorklas, waarin ik had verteld dat mijn vrouw ook op school werkt. Toen hij de volgende les wél kwam, zat hij door me heen te praten. „Als je niet kunt luisteren, ga dan maar even op de gang staan”, zei ik. „Dat vind ik niet lief van u”, reageerde hij. „Ik niet lief?” reageerde ik quasiboos, en gaf hem opdracht in lokaal 251 te vragen of ik lief ben. Hij was stomverbaasd. Pas toen hij bij mijn vrouw kwam, begreep hij dat hij ertussen was genomen. In de klas lagen we dubbel van het lachen. Op zijn vraag antwoordde m’n vrouw: „Soms wel, soms niet.” Dat vond hij zo’n mooi antwoord dat hij vroeg of ze dat wilde herhalen, dan kon hij het op z’n telefoon opnemen. Met een brede grijns kwam hij terug naar mijn lokaal en liet Ada’s antwoord horen.”

Afhakers

Verschillen tussen 1980 en 2016? Ada: „Jongeren zeggen tegenwoordig wel erg veel.”

Anne-Esther: „Er zijn collega’s en leerlingen die dicht bij de Heere leven. Wat mij echter zorg geeft, is dat steeds meer leerlingen de godsdienstige vorm nog wel hebben, maar dat het hun inhoudelijk niets zegt. Ik zie veel opstandigheid: jongeren willen het waarom van iets weten, en thuis krijgen ze vaak geen antwoorden. Dit is echt de uitholling van de reformatorische scholen.”

Ada: „De middelbareschoolperiode is zo belangrijk. Die bepaalt voor een belangrijk deel hoe ze de samenleving ingaan. De media vergen zo veel aandacht dat er in de hoofden soms geen ruimte en rust meer is om leerstof op te nemen. Ik ben weleens met een leerling in gesprek geraakt die tot halfvier ’s nachts met zijn mobieltje bezig was geweest. Zo veel appjes, zo veel groepjes, het is ‘giga’ om dat allemaal bij te moeten houden.

Een leerling vroeg aan me: Waarom zijn we op aarde? Ik vraag me af of er nog tijd en rust in de gezinnen is om zulke vragen te bespreken.”

Gert-Jan: „Ik herinner me een klas waarbij ik merkte dat de leerlingen tijdens de dagopening niet meededen. Ik ging daarover met hen in gesprek: Wat is bidden eigenlijk?

Na schooltijd reden we naar huis en vertelde Anne-Esther dat ze mensen van het ministerie achter in de klas had gehad die kwamen kennismaken met het programma Engels. Ze moest –als beginnend docente– met die klas eindigen. Toen de leerlingen weg waren, bleken de bezoekers onder de indruk: „U bent zo’n jonge juf, en het was een grote, drukke klas, maar ze hadden allemaal hun ogen dicht!”

Toen Anne-Esther dat vertelde, ging me een licht op: het was de klas waarmee ik aan het begin van de dag ernstig had gesproken. Het was Gods leiding geweest dat dit juist op deze dag was gebeurd. Welke indruk zou onze school anders op de bezoekers hebben gemaakt? Die vraag heb ik de volgende les ook met die klas besproken.”


Zo ouder, zo kind

Dit is het vijfde deel van een serie over ouders en kinderen die op dezelfde school werken.

Meer over
Zo ouder zo kind

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer