„Brandwonden grijpen levenslang in”
ELBURG. Het duurde maar een seconde, de gevolgen zijn levenslang. Joanne van der Staaij was anderhalf jaar toen ze brandwonden opliep. „Als ik erover vertel, komt het beklemmende gevoel van die tijd terug”, zegt haar moeder.
Aartje van der Staaij-Torn Broers (35) uit Elburg zat op 4 maart 2010 met vier kinderen aan het ontbijt. Joanne –naast haar in de kinderstoel– wist ondanks haar tuigje zich uit te rekken, vliegensvlug het puntje van de theemuts te pakken en die naar zich toe te trekken. De volle pot eronder viel om en gloeiendhete thee stroomde over haar buik, arm en benen. „Ik heb haar direct onder de douche gezet”, zegt Aartje. „Ik zag velletje na velletje van haar lichaam vallen en in het afvoerputje verdwijnen. Heel aangrijpend.”
Haar man was boven. „Hij belde 1-1-2. Ik weet nog dat ik mijn man liet vragen hoe warm het water moest zijn. Lauw, was het antwoord. Dan kookt het minder in, zoals dat wordt genoemd. Wij waren altijd voorzichtig met de frituurpan, maar vloeistof veroorzaakt ergere brandwonden dan vet. Vet stolt en koelt sneller af.”
Vertrouwen
De ambulance bracht Joanne eerst naar het ziekenhuis in Zwolle. Daar werd de peuter met een infuus in slaap gebracht en kreeg ze vocht toegediend. „Dat was nodig om te voorkomen dat onze dochter in een shock raakte.” Vervolgens werd ze binnen drie kwartier naar het brandwondencentrum in Groningen vervoerd.
„Hoe erg de wonden waren, hebben we pas gezien op foto’s die we later kregen: eerst roze, daarna lelijk bruinig en zwartig. Als het verband werd verwisseld, mochten we er niet bij zijn: dat deed veel pijn. En als je dan niet ingrijpt, kan dat het vertrouwen van een kind in zijn ouders beschadigen.”
Vier weken lag Joanne in het ziekenhuis, de eerste tijd op de intensive care. „Ze kreeg er een buikgriepvirus bij. Ze was zo ziek. Dan sta je bij het bed, vol vrees je kind te verliezen. Je beseft dan nog sterker dat je kinderen leenpanden zijn.”
Familie en bekenden werden op de hoogte gehouden via een weblog. „Dat voorkomt het rondgaan van onjuiste berichten én het zorgt ervoor dat je niet steeds hetzelfde hoeft te vertellen.”
Ondertussen had vooral Aartje veel te verwerken. „Ik voelde me schuldig: ik had voor mijn gevoel als moeder gefaald. Als een ander had gezegd: „Het is jouw schuld”, zou ik boos zijn geworden. Maar ondertussen stond alles op z’n kop, ook mijn zelfbeeld. Men zei ook in het ziekenhuis: „Als ouders met een kind met brandwonden binnenkomen, komt er niet één patiënt binnen, maar komen er drie.” We kregen veel gesprekken, onder andere met een psycholoog. De verpleging was nooit veroordelend. Ook onze drie jongens kregen aandacht; zij hadden het zien gebeuren.”
Hartverwarmend was de pastorale zorg van de predikant en de hulp uit de kerkelijke gemeente. „We hebben hier geen familie wonen, maar buren en gemeenteleden zorgden ervoor dat de was werd gedaan, ons huis werd schoongehouden en dat het gezin elke dag eten kreeg terwijl ik wekenlang in het ziekenhuis was.”
Joanne had op verschillende plaatsen huidtransplantatie nodig. „Op de romp, op haar elleboogje, op haar bovenbenen. Dat blijf je levenslang zien. Toen ze naar school ging, hebben we gevraagd of de juf er tijdens de eerste gymles aandacht aan wilde geven. Dat voorkomt akelige reacties –hoewel Joanne die toch wel heeft gekregen– van kinderen die de littekens „vies” vinden.”
Dit cursusjaar kreeg het zevenjarige meisje schoolzwemmen. „Toen heeft ze de andere kinderen zelf verteld dat ze brandwonden heeft en dat die niet vies of eng zijn. Voor je eigen kind blijft het wel een probleem: „Gaan die plekken nooit meer weg, ook niet als ik een omaatje ben?” Meisjes zijn over het algemeen gevoeliger als het gaat om hun uiterlijk dan jongens. Als ouders moet je het gebeuren niet bagatelliseren, maar het is ook belangrijk dat je het niet dramatiseert.”
Benauwd
Een jaar lang liep Joanne in een drukpakje –„veel strakker dan een panty”– dat ervoor moest zorgen dat de littekens zo min mogelijk zichtbaar zijn. „Het insmeren van de huid blijft belangrijk: waar de huid getransplanteerd is, bevinden zich geen talgklieren meer. Spannend blijft of de nieuwe huid blijft meegroeien. Als Joanne haar elleboog niet goed meer kan buigen, zal een tweede operatie nodig zijn.”
De bewustwordingscampagne die de Nederlandse Brandwondenstichting gisteren aankondigde, is volgens Van der Staaij terecht. „Een ongeluk zit in een klein hoekje. Op verjaardagen heb ik het snel benauwd: allemaal kopjes vol hete vloeistof op tafel, terwijl kleine kinderen eromheen rennen. Je weet nu wat de gevolgen daarvan kunnen zijn.
Zo’n ongeluk aan de keukentafel blijft je altijd bij. Toen ik na vijf jaar foto’s daarvan had ingeplakt in een boek, was ik heel moe. Zo greep het me nog aan. Maar het is groot dat de Heere Joanne nog heeft willen sparen.”