Claudius Buchanan: zendingspionier in India
Schoolmeester Alexander Buchanan en zijn vrouw hadden hun zoon Claudius (1766-1815) voorbestemd voor werk in Gods wijngaard, maar hij ging eerst een andere weg.
Toen hij twintig jaar oud was en zijn studie aan de universiteit van Glasgow had afgerond, wilde hij te voet door Europa gaan. Hij loog zijn ouders voor dat hij de reis onder begeleiding zou maken, maar ging alleen op pad. Claudius kwam niet verder dan Londen. Daar bleef hij vier jaar; ook toen zijn vader stierf was hij hier. Dit sterven maakte kennelijk weinig indruk, want hij ging voort op zijn zondige wegen.
Zaterdag is het 250 jaar geleden dat Claudius Buchanan in het Schotse Cambuslang, bij Glasgow, werd geboren. Zijn naam is niet vergeten, want hij werd een van de belangrijkste zendingspioniers in India. Maar voordat hij zich geroepen wist, moest er heel wat gebeuren.
In 1790 besloot hij zijn leven te beteren. Hij ontmoette de bekende predikant van St. Mary Woolnoth, John Newton (1725-1807). De prediking van deze ex-slavenhandelaar sloeg bij hem aan. Het kwam tot een radicale bekering. Newton, die de Engelse kerk diende, haalde hem over om in deze kerk geordend te worden. Omdat hij in het presbyteriaanse Schotland gestudeerd had, moest hij de vervolgopleiding in Cambridge volgen. Aan het Queen’s College maakte hij kennis met ”president” Isaac Milner. Deze behoorde tot de evangelicals van de Anglicaanse Kerk. Ook raakte hij bevriend met Charles Simeon, die studenten toerusting gaf. Simeon had een breed netwerk van contacten binnen en buiten de kerk. Als predikant van de Holy Trinity in Cambridge maakte hij door zijn bevindelijke en christocentrische preken veel indruk.
De Kerk van Engeland, die onder invloed stond van de verlichting, kende in die tijd een sterke vleugel van predikanten en leken die stonden in de traditie van de puriteinen en de leiders van de opwekkingsbeweging van halverwege de achttiende eeuw, zoals Whitefield en de Wesleys. Simeon en Newton waren, in tegenstelling tot de arminiaanse Wesleys, aanhangers van de calvinistische theologie, die zij op praktische wijze handen en voeten gaven. In dit kader beijverden zij zich in het opzetten van charitatieve doelen en niet te vergeten de wereldzending. De oprichting van het interkerkelijk Londens Zendingsgenootschap in 1795 en vier jaar later van de anglicaanse Church Missionary Society betekende een doorbraak in de traditie van de gevestigde kerken in Engeland.
Vertaalwerk
De woorden „Hoe liefelijk zijn op de bergen de voeten desgenen die vrede verkondigen” (Jes. 52:7) waren het middel om Buchanan tot het wondere ambt te roepen. Henry Thornton uit de kring van de Clapham Sect steunde hem ook financieel bij zijn studie. Na zijn ordening in de Anglicaanse Kerk, in 1795, werd hij benoemd tot ”huisgeestelijke” in de Engelse kolonie Bengalen (het huidige Bangladesh). Na zijn huwelijk vier jaar later werd hij ”viceprovoost” van het pas opgerichte college in Fort William bij Calcutta, in India. Het zendingswerk stond in dit immense schiereiland nog in de kinderschoenen.
De baptist William Carey, die in het Indiase Serampore werkte, ondervond veel tegenwerking van het koloniale bestuur. Buchanan werd de pleitbezorger van diens pionierswerk en bood hem zijn hulp aan bij vertalen van de Bijbel. Hij wierp zich op de studie van de Perzische taal en de talen die de hindoes in India spraken. Met zijn linguïstische kwaliteiten coördineerde hij vertaalprojecten, zoals die in het Chinees. Ook onderhield hij goede relaties met de eeuwenoude geloofsgemeenschap van Syrische christenen in Malabar, die resulteerden in de publicatie van het Nieuwe Testament in het Mayayalam.
Zijn omgang met Syrische Thomaschristenen was opvallend. Volgens de traditie ging hun kerk terug op de zendingsarbeid van de apostel Thomas. Buchanan voelde zich aangetrokken tot deze kerk, die eeuwenlang een oase was te midden van het heidendom. In een preek die hij in 1809 hield in Bristol, in Engeland, merkte hij op dat deze Syrische geloofsgemeenschap „als het braambos van Mozes niet werd verteerd. Omgeven door de vijanden van hun geloof werden zij niet uitgeroeid. Zij bestaan nog steeds, hebben het zuivere Woord van God in hun handen en spreken in hun kerken dezelfde taal als de Zaligmaker sprak in de straten van Jeruzalem.”
Inheemse religies
In zijn korte leven verzette Buchanan veel werk. Zo schreef hij boeken die meermalen herdrukt werden. In 1811 kwam zijn ”Christan Researches in Asia” van de pers. Twee jaar later zijn apologie voor het bevorderen van het christendom in Azië.
Zijn beschrijving van de misstanden van de hindoegodsdienst en de noodzaak om vanuit het koloniale bestuur verandering aan te brengen, stuitte op verzet. Ook bepleitte hij de vestiging van een officiële Anglicaanse Kerk in dit gebied. De koloniale bewindvoerders waren kennelijk meer uit op geldelijk gewin dan op hervorming van zeden en verbreiding van het Evangelie van Christus. Zij wilden het liefst alles bij het oude houden en geen kritiek leveren op de inheemse religies. Het in stand houden van het kastensysteem en van de zogenaamde weduweverbranding mocht in de ogen van Buchanan en Carey door het christelijke Britse rijk niet langer worden gedoogd.
Noodzaak van zending
De geschriften van Buchanan maakten protestanten in Engeland, Schotland en in Amerika wakker om de hand aan de ploeg te slaan. Zendelingen werden naar India uitgezonden. Vanwege zijn zwakke gezondheid moest Buchanan naar Engeland terugkeren. Onderweg stierf zijn tweede vrouw, Mary, die hem tot grote steun was geweest. Zijn werk was nog niet klaar. In Engeland hield hij spreekbeurten, waarbij hij de noodzaak van zending onder de aandacht bracht. Zijn preek ”De ster in het oosten”, die hij in februari 1809 hield, werd meermalen gedrukt.
Buchanan was naar India gegaan om huispredikant te worden, maar zijn eigenlijke missie werd het zendingswerk. Zijn taalkundige inzichten werden tot in de twintigste eeuw benut. Buchanans belangrijkste taak bestond uit zijn bijdrage aan de internationale zending en zijn werk als onderzoeker en publicist. Zijn wetenschappelijke kennis wist hij te combineren met een praktische toepassing bij het pionierswerk. Hij was een man die dicht bij zijn Zender leefde en zich met grote bewogenheid inzette voor het behoud van verloren zielen.
Zijn baanbrekende werk als missioloog werd door verschillende universiteiten bekroond met een doctoraat. Dat waren de universiteiten van Glasgow, Aberdeen, Dublin en Cambridge.
Buchanan overleed in 1815 in Broxbourne, Hertfordshire. Hij was bezig met de revisie van de Syrische vertaling van het Nieuwe Testament, toen de Heere hem thuishaalde. In Ouseburn, Yorkshire, werd hij begraven.
De waarheid van de wedergeboorte
„Voorwaar, voorwaar, zeg Ik u: Tenzij dat iemand wederom geboren worde, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien.”
„Voorwaar, voorwaar”: dit is een ontwijfelbare waarheid, een onveranderlijk principe van de hemelse bedeling, dat tenzij een mens in zijn gemoed vernieuwd wordt door de Geest van God, hij geen kracht zal ontvangen, zelfs niet om het Koninkrijk van God te zien. Wat zijn er vandaag velen die deze leer ontkennen! Een gehele natie ontkent deze leer, ja zelfs meer dan dat. Want de Naam en godsdienst van Christus worden in onze tijd verloochend. Maar als er een leer is van het Evangelie die onze Zaligmaker duidelijker heeft verklaard en wat dan ook, dan is het de leer van de geestelijke vernieuwing. En deze leer wordt in alle landen gevonden waar het Evangelie bekend is. Al verschillen christenen in veel dingen, dan doen zij dit niet op dit punt. Er zijn verschillen in taal, gewoonten, huidskleur en land. Er zijn verschillen in de manier van het dienen van God, in kerkorde, in uiterlijke vormen en orde van dienst. Toch komen zij allen overeen in de leer van de vernieuwing door het geloof in Christus. Dit is zichtbaar in alle landen, talen en betrekkingen waar het Evangelie bekend is en door alle eeuwen tot op deze dag is verkondigd. Dit maakt het verschil uit met andere godsdiensten, zoals die in Azië, die slechts vormen van mensen zijn. In alle delen van de wereld waar ik geweest ben, wordt deze leer verkondigd, als de hoop van de zondaar en de eer van de Zaligmaker.”
Uit een brief aan John Newton
„U hebt het voornemen om morgen een preek voor jonge mensen te houden. Wilt u mij gedenken en gepaste woorden spreken, die door de hulp van de gezegende Geest mijn hart mogen raken? Hoe het verder met mij en met mijn werk gaan moge, ik bid God dat u in uw bediening vrucht mag dragen en dat uw arbeid overvloedig gezegend mag worden.
Ik vertrouw erop dat uw prediking in enige mate ook voor mij tot zegen mag zijn. Maar u richt zich in uw preken meer tot hen die reeds bevestigd zijn in het geloof of ze zijn bestemd voor hen die God helemaal niet zoeken. Maar heeft u geen woordje voor mij? Als er enige troost in het Woord des levens voor mij is, o, dat dan iets daarvan mijn hart mag raken. Ik ben me ervan bewust dat ik niet bereid ben om die troost te ontvangen. Mijn zonden raken mij niet als ik zou wensen. Ik kan alleen maar spreken van een sterke begeerte om tot mijn God bekeerd te worden. O, wat zal ik dan doen om het eeuwige leven te verkrijgen? Ik zie duidelijk in dat ik in geen enkel geval in dit leven gelukkig kan zijn, totdat ik vrede met God heb ontvangen. Maar hoe zal ik die vrede krijgen? Als de wereld mijn erfenis is, dan zou ik deze verkopen om de parel van grote waarde te verkrijgen.
Wat moet ik huilen als ik lees wat onze Heere over de verloren zoon zegt! Ik zou vele mijlen willen lopen om een preek te horen over 2 Kronieken 33:12 en 13 (over de bekering van Manasse).”
Citaten uit ”Memoirs of the Life and Writings of the Rev. Claudius Buchanan” (1834).