Opinie

”Sola scriptura” goede term voor gereformeerde Schriftvisie

De uitdrukking ”sola scriptura” is wel degelijk een adequate term voor de gereformeerde Schriftvisie, reageert dr. H. J. C. C. J. Wilschut op prof. dr. H. van den Belt.

dr. H. J. C. C. J. Wilschut
19 June 2015 15:35Gewijzigd op 15 November 2020 19:49
beeld Sjaak Verboom
beeld Sjaak Verboom

Prof. H. van den Belt heeft problemen met de uitdrukking ”sola scriptura” (RD 11-6). Van hem mogen deze ”sola’s” bijgezet worden in de trofeeënkast van de kerkgeschiedenis. Ik zou er nog maar even mee wachten.

In de bijdrage van prof. Van den Belt is meer aan de orde dan alleen de omgang met een term. Over woorden kun je twisten. De vraag is welk belang bepaalde woorden vertegenwoordigen. Dekt de term ”sola scriptura” de lading van de Reformatie voor wat betreft het zicht op de Schrift, ook al stamt de term als zodanig uit later tijd?

Inderdaad werden de drie sola’s aan het begin van de 20e eeuw als systematische trefwoorden geformuleerd. Dat neemt niet weg dat van alle drie de sola’s voorbeelden te vinden zijn in geschriften van de reformatoren. Maar geen van hen gebruikte ze als samenvattende en kenmerkende formules voor de kernen van de Reformatie.

Belijdenis

De term ”sola scriptura” biedt mijns inziens een doeltreffende samenvatting van de belijdenis dat de volkomen genoegzame Schrift als Woord van God een geheel eigensoortige plaats heeft, waarmee geen menselijk geschrift of gewoonte et cetera gelijk te stellen is (artikel 7 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis (NGB)). Als Woord van God is de Schrift zowel wat betreft afkomst, inhoud en gezag volstrekt uniek.

Tegelijk betekent dat voor de NGB niet dat daarmee andere kenbronnen uitgesloten worden. Integendeel, zo blijkt uit artikel 2. Wij kennen God door twee middelen: 1. De schepping, onderhouding en regering van de hele wereld, en 2. Gods heilig Woord. Tegelijk, voor het kennen van de weg der zaligheid kan een mens alleen bij de ”theopneuste” Schrift terecht.

Bovendien, zonder de Schrift leert een mens God ook nooit uit de schepping et cetera kennen. Dat ligt niet aan Gods openbaring daarin, maar aan het zondig verduisterd menselijk verstand. Ook om God als Schepper te leren kennen, heeft een mens Gods Woord nodig. Adam, Noach, Abraham en de andere aartsvaders konden niet zonder (Calvijn).

Daarnaast erkent het gereformeerd belijden dat er in de mens nog kleine overblijfselen zijn van Gods oorspronkelijke voortreffelijke gaven (waaronder het menselijk verstand). Maar evenals door Gods openbaring in de schepping et cetera dient dit om de mens elk excuus af te nemen (art. 14 NGB). Hetzelfde kan gezegd worden over de natuurlijke godskennis. Zonder het Woord van de Geest, dat instrument van de Heilige Geest, blijft ware godskennis buiten beeld. Alleen de Schrift dus.

Zekering

De uniciteit van de Schrift sluit de tweeslag ”Schrift en belijdenis” niet uit’, juist omdat de term ”sola scriptura” bij voorbaat een zekering aanbrengt. In dogma en belijdenis voegt de kerk geen eigen boodschap toe, maar wil zij juist stem geven aan het Woord van God, in dienst van het unieke gezag van dat Woord. Aan dat Woord blijft het belijdend spreken van de kerk dan ook altijd onderworpen.

Daarmee is de kerk van de Reformatie in het spoor van de vroege christelijke kerk. Die kerk kende een vorm van overlevering. Er was ook sprake van een normatieve geloofsregel. Maar deze traditie wilde allerminst als concurrent van de Schrift dienen. Integendeel, de inhoud van de traditie werd geacht samen te vallen met die van de Schrift. Pas later –vanaf de vierde eeuw– ging de traditie zich verzelfstandigen. Totdat het concilie van Trente (1545-1563) uitsprak dat deze traditie met eigen inhoud gelijke eerbied verdiende als de Schrift. Inderdaad, daartegen verzette de Reformatie zich.

Terecht zegt prof. Van den Belt: Er is ware traditie in de overlevering van de Schrift, en in dat proces van overleveren leert de Heilige Geest. Ik denk hierbij aan de uitspraak van H. Bavinck: „Traditie (…) kan verstaan worden van heel dat religieuze leven, denken, gevoelen, handelen, hetwelk in iedere godsdienstige gemeenschap wordt aangetroffen en in allerlei vormen, zeden, gewoonten, gebruiken, religieuze taal en literatuur, confessie en liturgie enz. zijne uiting vindt. (…) De traditie is het middel, waardoor alle schatten en goederen van de voorgeslachten naar het heden en de toekomst worden overgebracht” (”Gereformeerde dogmatiek”). Zolang deze traditie in dienst staat van het unieke Woord van God is er nog steeds sprake van ”sola scriptura”.

Hoe nauw het bij de terminologie luistert, blijkt uit het artikel van prof. Van den Belt zelf. Dat de Heilige Geest in de loop van de tijd verder inzicht in de Schrift geeft, zal iedere gelovige dankbaar erkennen. Toch lijkt de term ”voortgaande openbaring” mij voor dit leerproces aanvechtbaar. Bij voortgaande openbaring denk je toch algauw aan inhoudelijk nieuwe openbaringen. Dat misverstand snijdt prof. Van de Belt met zoveel woorden af. Dan zou ik ook liever niet spreken over ”voortgaande openbaring”. Zeker niet in een tijd waarin inspiratie (ingeving door de Heilige Geest) en illuminatie (verlichting door de Heilige Geest) regelmatig met elkaar verward worden.

Een soortgelijk bezwaar noteer ik om de term ”sola scriptura” te vervangen door ”prima scriptura”, al mag voor prof. Van den Belt een typerende slogan ook helemaal achterwege blijven. Het bezwaar lijkt mij dat je met ”prima scriptura” een zekere gelijksoortigheid suggereert, al gaat de Schrift dan voorop. In de term ”sola scripura” wordt beter bewaakt dat de Schrift een unieke grootheid is. Dat helpt beseffen dat het ook in de tweeslag ”Schrift en belijdenis” om twee ongelijksoortige grootheden gaat. De Schrift is norm in zichzelf, de belijdenis is de genormeerde norm.

Hermeneutiek

Het is verder de vraag of ”sola scriptura” gereformeerden kwetsbaar maakt voor radicalisering. Bij Bullinger en Calvijn was het uniek gezag van de Schrift geen reden om tot steriel biblicisme te vervallen, alsof voor alles een Bijbeltekst beschikbaar moet zijn. Men leefde niet bij losse Bijbelwoorden, maar bij het geheel van de Bijbeltaal. Tegelijk was ”sola scriptura” wel degelijk het uitgangspunt voor de exegese.

Binnen de gereformeerde gezindte blijkt het Schriftgezag een aangevochten zaak te worden. Heeft de Schrift wel goddelijk gezag in zichzelf als Woord van de Geest? Wordt zo de rol van onze uitleg niet ondergewaardeerd? Een moderne hermeneutiek komt ons vertellen dat teksten in de loop van de tijd een betekenisverandering ondergaan (de “Wirkungsgeschichte”, Gadamer). Nee, dat is bij prof. Van den Belt niet aan de orde. Hij stelt een term ter discussie, zonder dat hij de uniciteit van de Schrift op het spel wil zetten. Tegelijk heeft zijn betoog –tegen de bedoeling ervan in– mij erin bevestigd dat de term ”sola scriptura” wel degelijk een adequate term is voor de gereformeerde Schriftvisie. Als korte samenvatting van artikel 7 NGB (in samenhang met het geheel van de NGB) kan de term in de gereformeerde theologie helder en dienstbaar zijn. ”Verba valent usu” (Woorden krijgen betekenis door hun gebruik).

De auteur is predikant van de hervormde gemeenten te Een en Sebaldeburen in combinatie met Leek.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer