Kerkorganist speelt het liefst W. H. Zwart en Sanderman (video)
Het populairste koraalboek onder kerkorganisten is dat van Willem Hendrik Zwart. De isometrische bundel van Dick Sanderman komt op de tweede plaats.
Bekijk hier een lange versie van de video.
Dat blijkt uit de resultaten van een enquête die deze krant hield onder kerkorganisten binnen de gereformeerde gezindte. Bijna 1250 respondenten deden aan het onderzoek mee.
De top 5 van koraalboeken die organisten het liefst gebruiken, wordt gevormd door de bundels van Willem Hendrik Zwart, Dick Sanderman (de eerste, isometrische), Cor van Dijk, Marco den Toom en Johannes Worp.
Organisten spelen niet alleen uit koraalboeken, maar gebruiken ook losse bundels met bladmuziek. Gevraagd naar componisten van wie ze graag muziek spelen, noemen organisten als top 5 de namen van Feike Asma, Jan Zwart, Sanderman, Klaas Jan Mulder en Leen Schippers. Bij de vraag aan welke componist de kerkorganist inspiratie ontleent, komen respectievelijk de namen van Sanderman, Mulder, Asma, Pieter Heykoop en Jan Zwart bovendrijven.
Fanfare
Vier van de vijf organisten geven aan soms of regelmatig de voor- en naspelen te improviseren. Op de vraag welke twee bekende improvisators hen daarbij inspireren, wordt de naam van Mulder veruit het vaakst genoemd, gevolgd door die van Sanderman, Heykoop, Asma en Sietze de Vries.
Uit het onderzoek blijkt verder dat twee op de vijf organisten fragmenten van klassieke orgelwerken in hun orgelspel verwerken. Psalm 116 wordt bijvoorbeeld gecombineerd met het Cantilena van Rheinberger, of de Fanfare van Lemmens met Psalm 150. Ongeveer evenveel respondenten geven aan met enige regelmaat vrije composities te spelen die niet met een koraal zijn verbonden. Daarbij wordt Bach het vaakst genoemd, op afstand gevolgd door Mendelssohn, Buxtehude en Reger.
In de enquête is ook gevraagd hoe de organist in de voorbereiding te werk gaat. Bijna twee derde geeft aan het briefje met de psalmen op z’n vroegst op zaterdag te krijgen. Zeven van de tien zeggen nooit overleg te hebben met de predikant of voorganger over de liturgie. Bijna de helft van de organisten besteedt qua tijd minder dan een uur aan de voorbereiding van de kerkdienst.
Uit het onderzoek komt verder naar voren dat twee op de drie respondenten niet hoefden voor te spelen toen ze organist werden. Op een kleine groep na (8 procent) hebben de meeste geënquêteerden een benoeming voor onbepaalde tijd. In driekwart van de gevallen is er geen contract. Bijna een kwart geeft aan pro Deo te spelen.
Drie op de tien organisten zeggen nooit overleg met hun kerkenraad te hebben over het orgelspel. In ruim een kwart van de gevallen is er geen overleg tussen de organisten onderling. Het overgrote deel (84 procent) geeft tegelijk aan (redelijk) tevreden te zijn over de samenwerking met de kerkenraad.
Kerkorganistschap blijkt een mannenaangelegenheid: slechts één op de tien is vrouw. Velen zijn op leeftijd: één op de drie is ouder dan 50 jaar. Slechts één op de twintig is jonger dan 20. Organisten blijven daarbij vaak lang in functie: ruim een kwart zegt al meer dan dertig jaar te spelen, bijna de helft dient meer dan twintig jaar.
In Dordrecht wordt zaterdag een studiedag over de orgelcultuur van de biblebelt gehouden, waar de resultaten van het RD-onderzoek worden gepresenteerd.