Zoeken naar balans tussen veiligheid en privacy
Na de aanslagen in Frankrijk klinkt in Europa de roep om meer geld en bevoegdheden voor de veiligheidsdiensten. Een standaardreflex in reactie op terrorisme. Zijn meer middelen de oplossing, en hoe ver mag dat gaan?
De kans op een aanslag zoals die in Parijs is in Nederland nét zo groot. Dat zei generaal-majoor b.d. Pieter Cobelens een dag na het bloedbad op de redactie van Charlie Hebdo. Cobelens gaf tot 2011 leiding aan de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst.
Nederland doet weliswaar goed zijn best om geweld van terroristen voor te zijn –het dreigingsniveau is substantieel, de veiligheidsdiensten staan op scherp– maar voor Cobelens is dat niet genoeg. De bevoegdheden van de AIVD en de MIVD schieten tekort. „De diensten moeten toegang krijgen tot zo veel mogelijk data. Dat is nodig om verbanden te kunnen leggen. Als politiek moet je niet te veel inzetten op privacy, maar de diensten meer ruimte geven.”
Privacyregels, zo betoogde Cobelens tegenover RTL Nieuws, leiden alleen maar tot tijdverlies. „Het moet sneller en makkelijker worden om gegevens van de Belastingdienst, trajectcontroles en beveiligingscamera’s met elkaar te verbinden. Maar in Nederland is men doodsbenauwd dat privégegevens op straat belanden.”
Elders in Europa klinken vergelijkbare oproepen. De Britse premier Cameron bepleit onbeperkte toegang voor politie en veiligheidsdiensten tot versleutelde programma’s zoals WhatsApp en iMessage. De Londense burgemeester Johnson zei lak te hebben aan „al dat burgerrechtengedoe.” „Als mensen een bedreiging vormen, moeten we gewoon hun e-mails kunnen lezen en hun telefoongesprekken kunnen afluisteren.”
De Belgische justitieminister Geens bevindt zich in hetzelfde kamp. Hij wil meer armslag om verdachte personen af te luisteren. Ook bekijkt hij de mogelijkheden om privéberichten af te tappen die via diensten zoals Facebook, Skype en WhatsApp worden verstuurd. De Franse premier Valls repte in een toespraak voor het parlement van soortgelijke maatregelen. Hij wil daarnaast meer bevoegdheden om terugkerende jihadi’s in de gaten te houden.
In een gezamenlijke verklaring van de Europese ministers van Binnenlandse Zaken die enkele dagen na de terreurdaden in Frankrijk werd uitgegeven, kondigen de ministers tal van maatregelen aan om terrorisme en radicalisering te voorkomen. Ze bepleiten een betere uitwisseling van gegevens tussen inlichtingendiensten. Ook willen ze een strengere controle van passagierslijsten van vluchten van en naar Europa. Die gegevens moeten bovendien aan andere databases worden gekoppeld, zodat potentiële terroristen eerder in beeld komen. De verklaring werd medeondertekend door minister Opstelten.
In Nederland roepen de diverse politieke partijen vooralsnog vooral om extra geld. Daarmee moet de inlichtingendienst AIVD meer armslag krijgen om terugkerende jihadisten in de gaten te houden. Door onderbezetting is dat nu een lastige klus. Een voorstel van minister Opstelten om de reisgegevens van jihadgangers internationaal uit te wisselen, strandde eerder in de Tweede Kamer vanwege privacybezwaren.
Jacob Kohnstamm, voorzitter van het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP), waarschuwde na de gebeurtenissen in Frankrijk voor overhaaste reacties. In een interview met BNR Nieuwsradio zei hij: „De Fransen wisten veel van de daders. Kennelijk is besloten om ze niet 24 uur per dag te volgen. Ik kan niet beoordelen of dat een fout besluit is geweest, maar de dramatische gevolgen ervan gaan nu over de wereld.” Als de Fransen zo veel wisten, zegt Kohnstamm, „laten we dan eerst eens tot tien tellen en heel hard nadenken hoe het tóch heeft kunnen gebeuren.”
In de Verenigde Staten zijn na de aanslagen op 11 september 2001 allerlei antiterreurmaatregelen genomen. Sinds de onthullingen van Edward Snowden weet de wereld waar dat toe heeft geleid: repressieve wetgeving, met grote gevolgen. Oók voor de privacy van gewone burgers. En dat terwijl na de aanslagen de Senaat concludeerde: „We wisten alles. Alle seinen stonden op rood en we hebben niets gedaan.”
Ook de daders van recente aanslagen waren vrijwel allemaal bekend bij politie en veiligheidsdiensten. Dat geldt voor de broers Kouachi in Parijs, hun compagnon Coulibaly, de gijzelnemer in Sydney en de schutter in het Canadese parlement. Ook de man die in mei vorig jaar in het Joods Museum in Brussel vier mensen doodschoot, was in beeld bij de opsporingsdiensten.
In het licht van de gruwelijke gebeurtenissen in Frankrijk klinkt de roep om meer bevoegdheden voor inlichtingendiensten en uitbreiding van surveillance velen als vanzelfsprekend in de oren. Een grotere hooiberg vergroot echter niet de kans op het vinden van de speld.
Niet voor niets pleit Kohnstamm ervoor dat veiligheidsdiensten hun bestaande bevoegdheden eerst beter gaan toepassen, in plaats van nieuwe wetgeving door te voeren die geen direct verband houdt met terreur en geen directe verbetering van de opsporing met zich mee brengt.
De CBP-voorzitter krijgt bijval van prof. dr. Beatrice de Graaf, hoogleraar History of Conflict and Global Governance aan de Universiteit Utrecht. De Graaf vertelt aan de telefoon dat ze eerder deze week in Den Haag debatteerde met onder anderen Rob Bertholee, hoofd van de AIVD. Die wil dat de uitwisseling van vluchtgegevens internationaal beter wordt geregeld, iets waar De Graaf het directe nut in dit verband niet meteen van ziet. „Wat mensen vergeten is dat er al heel veel maatregelen zijn. De meeste wetten worden niet eens gebruikt.”
De Utrechtse hoogleraar heeft de nodige vragen bij de drang van veiligheidsdiensten om zo veel mogelijk gegevens te verzamelen. De data kunnen verkeerd worden gebruikt, met verstrekkende gevolgen voor de privacy van burgers. Maar belangrijker nog: de Amerikaanse CIA en de NSA moesten in een recent rapport toegeven dat bulkdata niets hebben geholpen bij het voorkomen van terrorisme. „Ik zeg niet dat je er níéts aan hebt. Mijn punt is: met alleen maar meer gegevens kom je in de knel. Dat zijn slechts data. Intelligence, brúíkbare informatie, krijg je pas als je er analisten op zet. Menselijke denkkracht. En daar worden vaak onvoldoende middelen voor vrijgemaakt.”
Dat de daders van de aanslagen in Frankrijk bekend waren, wil volgens De Graaf niet zeggen dat de veiligheidsdiensten hebben gefaald. „We weten nog te weinig om daar iets over te zeggen. Toch zou ik me pas echt zorgen maken als die namen níét bekend waren geweest. Dat is ook het probleem niet. Om zo iemand 24 uur per dag in de gaten te houden, daarvoor is 20 tot 25 man nodig. Dat is heel erg duur. Kennelijk waren er geen gerede aanwijzingen om deze jongens continu te volgen.
Achteraf kun je zeggen dat dat een foute beslissing is geweest. Maar het is vóóraf heel moeilijk in te schatten of het proportioneel is om het wel te doen. In Verviers (België) is het wel goed gegaan, op basis van inlichtingenwerk. Het kán dus ook goed gaan. Heel vaak gáát het ook goed. Daar zijn dus al ruim voldoende bevoegdheden voor.”
De Graaf begrijpt dat de inlichtingendiensten mee willen in de wereldwijde verzameldrang van data. „Er zit een technologische drive achter. Alles wat kan, willen ze ook gebruiken. Dat is van alle tijden. In de 19e eeuw wilde de politie gemotoriseerde voertuigen en fototoestellen. Daarna kwamen computers. Professionals die hun werk goed willen doen, willen ook materiaal hebben.” Ze pleit wel voor realisme. Commerciële partijen spelen gretig in op de informatiebehoefte van de diensten. De technologie belooft veel, maar kan niet alles. „De menselijke analyse is niet te vervangen. Je moet de puzzel nog maken. Dat kunnen computers nog niet.”
Vandaar haar oproep om vooral te investeren in de „mensen aan het front: de analist bij de AIVD, de wijkagent. Maar ook leraren en jongerenwerkers. Wat je hoort vanuit de diensten is dat veel jihadgangers pas in beeld komen wanneer bezorgde moeders gaan bellen.”
Het recht op veiligheid en het recht op privacy zijn allebei relevant, zegt De Graaf, hoewel dat eerste recht formeel niet eens bestaat. Een almachtige overheid mag niet zomaar alles doen met privacygevoelige informatie. „Je zou kunnen zeggen dat het recht op privacy onderdeel is van het recht op veiligheid. Je weet immers niet wat je te verbergen hebt. Je weet niet wat mensen met jouw gegevens kunnen doen. Het ongewaarborgd prijsgeven van gegevens leidt ook tot onveiligheid. Bovendien vind ik het ten diepste ook onchristelijk als we zélf zomaar allerlei gegevens op straat gooien.”
In de balans tussen veiligheid en privacy dient het sociale contract tussen overheid en burger uitgangspunt te zijn, stelt De Graaf. „Als burgers bereid zijn autonomie over te dragen aan de overheid, moeten die burgers ook de garantie krijgen dat er voldoende toezicht en controle is op het handelen van de overheid. Dat moet transparant zijn.” Ze verwijst naar haar oratie uit 2013. Daarin schrijft ze: „Veiligheid is geen profiel maar een naam. Het gaat erom dat we de aandacht richten op de mens áchter de data, onder het profiel.”
Is privacy van ondergeschikt belang?
Op de website rd.nl poneerde de webredactie vorige week de stelling: „Bij terrorismebestrijding is de privacy van burgers van ondergeschikt belang.” Van de ruim duizend mensen die reageerden, was 70 procent het met de stelling eens.
Opvallend genoeg kwamen de meeste lezersreacties uit het kamp van de tegenstemmers. Een bloemlezing:
„Een voorspelbare reactie: als het misgaat gelijk roepen dat het voorkomen kan worden door meer controle. (…) Is het kunnen verkrijgen van meer gegevens van alle mensen nou echt zo veel beter? In de overvloed van gegevens wordt het dan toch steeds moeilijker om op tijd de gevaarlijke elementen te ontdekken? Ik snap de behoefte, maar deel vooralsnog niet het gevoel van noodzaak.” M. Hemmen-Karten, Julianadorp.
„Keer op keer blijkt namelijk dat de overheid privé-informatie die ze ‘toevallig’ via andere kanalen in bezit heeft gekregen ook gebruikt voor doeleinden die niet in het belang van de burger zijn.” Wim, Houten.
„Ik heb niets te verbergen, dus hoef ik me ook niet druk te maken als ik eens aangehouden word voor een controle.” Marinus, Zeeland.
„Juist door de mogelijkheden kan onze samenleving orwelliaanse trekken krijgen. Zelfs onder het mom van terrorismebestrijding. En wat verstaat men onder terrorismebestrijding? De geuzen bij Den Briel kunnen zo maar als terroristen beschouwd worden.” Kobus, Zwartewaterland.
„Ik werk met kinderen. Van de overheid heb ik de opdracht vast te leggen als gezinnen afwijkend gedrag vertonen. Voorbeeld: als ze twee keer per week in een cafetaria eten. Wat heeft het voor nut onze vrijheid tegen terroristen te verdedigen als onze eigen overheid onze vrijheid niet respecteert?” Ernst, Leiden.
„Privacy is een groot goed en moet in verhouding staan met de veiligheid. Hoewel het volledig in lijn is met de huidige maatschappij (de waan van de dag die maatgevend is), is het erg dom om op basis van angstpolitiek regels te veranderen. Tevens zou ondertussen duidelijk moeten zijn dat veiligheid altijd relatief is. Wat hier gebeurt is het langzamerhand steeds meer invoeren van een politiestaat onder het mom van veiligheid.” Anoniem.
„Beter kunnen we de oorzaken bestrijden en dat zijn de mensen van de PVV, Klein Rechts en de NVU, die met hun uitspraken letterlijk en figuurlijk het bloed bij de moslims onder hun nagels vandaan halen.” Martien, Someren.
„Zij die zo hard roepen over hun privacy hebben vast iets te verbergen…” C, Gelderland.
„Het kwalijke van de huidige gang van zaken is dat iedere burger schuldig lijkt te zijn volgens de overheid. Alles wat men wil inzetten om de privacy van burgers in te perken, lijkt verdacht veel op de praktijken in communistische landen waar we ons dertig jaar geleden nog met hand en tand tegen verzet hebben.” Anoniem.