Calvijn voerde een dubbele strijd tegen Rome en doperdom
De Reformatie is een herontdekking geweest van de kracht van het Evangelie, de bevrijdende boodschap dat er alleen genade en verzoening te vinden zijn in het werk van Jezus Christus. Het ging om de vrijheid van het Evangelie, maar om wélke vrijheid?
De reformator Johannes Calvijn moest zijn positie bepalen ten opzichte van twee tegenstanders, te weten de Rooms-Katholieke Kerk en de beweging der dopers of anabaptisten, kortweg het doperdom. Het was een dubbele strijd.
De dopers vormden een uiterst gevarieerde groep van hervormingsgezinden die, evenals de Reformatie, de Rooms-Katholieke Kerk kritiseerden als een instituut dat de vrije beoefening van het geloof verhinderde. Ze werden dopers of anabaptisten genoemd vanwege hun praktisering van de volwassenendoop, maar feitelijk ging het om veel meer dan een doopvisie. Deze dopers vonden de Reformatie te halfslachtig, te weinig radicaal in het doorvoeren van de beginselen van de Hervorming. Vandaar dat deze groep in de literatuur aangeduid werd als de „radicale reformatie.”
Calvijn stelt dat Rome en de dopers dezelfde wortels hebben, namelijk het spiritualisme. Tegen beide handhaaft Calvijn de eenheid van Woord en Geest. Tegenover de dopers benadrukt Calvijn het opwassen van de kerk door Woord en Geest in de gemeenschap met Christus (vandaar Calvijns afkeer van alle schisma’s), maar tegenover Rome brengt hij naar voren dat de Reformatie geen schepping van een nieuwe kerk inhoudt, maar een hervorming overeenkomstig het Hoofd, Wiens lichaam de kerk is.
Calvijn ziet de paus en Mohammed op dezelfde lijn –ondanks de verscheidenheid van deze vertegenwoordigers van de antichrist– als de dwepers, omdat zij beiden leren dat de Schrift niet de volmaakte leer bevat, maar aanvulling nodig heeft. De Geest is geen tweede autoriteit naast de Schrift, zo stelt Calvijn tegenover de papisten én de dwepers, die luid ”Geest” roepen, maar op het graf van het door hen verduisterde Woord van God hun eigen leugenstelsel oprichten. Beide, Woord en Geest, gaan gelijk op, veronderstellen elkaar en verwijzen naar elkaar. Calvijn stelt tegenover Rome en de dopers de kerk van het Woord en de sacramenten, een spirituele kerk, een kerk onder het kruis, zij het nog onvolmaakt.
Calvijn ziet in het doperse denken een herleving van de donatisten, die de doop door „onwaardige” dienaren verwierpen. Ook verwijt hij de dopersen schismatiek optreden. Ze zijn vervuld met een valse waan van heiligheid, alsof zij engelen in het paradijs zijn. Hij erkent wel de legitimiteit van het doperse streven naar heiligheid, maar zij gaan de maat te buiten en miskennen het element van zachtmoedigheid. Zij beproeven anderen in plaats van dat zij zichzelf beproeven. Calvijn wantrouwt de motieven van de separatisten. „Ze komen meer uit hoogmoed en een valse waan van heiligheid voort dan uit ware ijver voor de echte heiligheid.”
Twee fronten blijvend actueel
Calvijns dubbele front tegenover Rome en doperdom is nog voluit actueel. Maar de tegenstanders zien er anders uit dan in de zestiende eeuw. Hoe zou Calvijn gereageerd hebben op een veranderd Rome en op bewegingen die in déze tijd het werk van de Geest centraal stellen?
Allereerst zijn er ingrijpende ontwikkelingen in de Rooms-Katholieke Kerk geweest, met name na het tweede Vaticaans concilie (1962-1965). Er worden steeds meer geluiden gehoord dat de vernieuwingen zo ingrijpend zijn geweest dat de Reformatie nauwelijks of geen recht van spreken meer heeft. ”Protestanten hebben geen toekomst”, luidde de prikkelende kop boven een interview (2008) van een Trouwjournalist met Eduard Kimman, destijds secretaris-generaal van de Nederlandse Bisschoppenconferentie. De Reformatie heeft volgens hem haar doel bereikt. „Ik betwijfel of het protestantisme 2017 haalt, 500 jaar na de Reformatie. Protestanten hebben onvoldoende gereageerd op veranderingen in de Rooms-Katholieke Kerk.” Dergelijke geluiden zijn ook bij de protestantse emeritus hoogleraar prof. dr. A. van de Beek te horen. Als Luther in deze tijd geleefd zou hebben, zou hij binnen de Kerk van Rome gebleven zijn, zo is hij van mening.
De tweede uitdaging is de snel groeiende groep van de evangelischen en de charismatischen. In het voetspoor van het doperdom ontstond in de loop der eeuwen een evangelisch-charismatisch geloofstype zoals dat zich in allerlei vormen ontwikkelde via piëtisme, Nadere Reformatie, puritanisme, methodisme, revivalbewegingen tot aan de huidige pinkster- en charismatische beweging.
Doorgaande lijn is een protest tegen een kerk die weinig ernst zou maken met de heiliging, de beleving van het geloof in de realiteit van het leven, een door de Geest vervuld leven dat met kracht getuigt van het Evangelie. Het bevat een protest tegen verwereldlijking en naamchristendom.
De positie van Calvijn tegenover Rome en doperdom houdt in dat hij het goddelijk karakter van het heil en de rechtvaardiging door het geloof alleen heeft willen benadrukken. Vanuit het perspectief van de Reformatie is zowel Rome als doperdom mensgericht: ze verwachten alles van de gelovige mens, van zijn poging om zich langs een weg van werken bij God verdienstelijk te maken. Bij Rome is dat door de bemiddeling van de kerk in het gebruik van de middelen (sacramenten), bij het doperdom in het zoeken van een waar christelijk leven in heiligmaking of in bijzondere religieuze geloofservaringen.
Bij Rome en doperdom wordt de ‘dode’ Schrift pas levend door respectievelijk de (kerkelijke) traditie en het (bijzondere) werk van de Geest. De Geest is gebonden aan het Woord en wordt bemiddeld door de kerk, zonder dat de kerk de Geest bezit (Rome), of de individuele gelovige heeft de soevereine beschikking over de Geest en is voor geen enkele correctie vatbaar (doperdom).