Dr. ir. J. van der Graaf
Was vanaf begin jaren zeventig tot 1 september 2000 algemeen secretaris van de Gereformeerde Bond in de Nederlandse Hervormde Kerk. Daarna was hij tot 1 februari 2002 studiesecretaris van de Bond. In publicaties en talloze artikelen in de Waarheidsvriend heeft hij de bezwaren kenbaar gemaakt die binnen de Gereformeerde Bond leven tegen het Samen op Weg-proces.
Wat hebt u met SoW?
„Toen ik begin jaren zeventig algemeen secretaris van de Gereformeerde Bond werd, begon ook SoW echt te spelen. Dus vanaf het eerste moment heb ik beleidsmatig meegestuurd. Bovendien zat ik namens de GB van 1982 tot 1993 in de raad van deputaten Samen op Weg. Dat was een kerkelijk orgaan dat plannen maakte met betrekking tot SoW en die vervolgens voorlegde aan de synode. Alle discussies heb ik dus niet alleen van buitenaf, maar ook van binnenuit gevoerd.”
Noem hoogtepunten van het SoW-proces die u persoonlijk hebt meegemaakt.
„Begin 1993 hadden we als hoofdbestuur een ontmoeting met de hervormde synode. Dat gebeurde na ”Putten 1992”, toen we als GB tijdens een bijeenkomst voor ambtsdragers hadden gezegd: We kunnen niet weg en we kunnen niet mee. ”We kunnen niet weg” betekende: afscheiding is ons vreemd. ”We kunnen niet mee’’ wilde zeggen: we kunnen onze stem niet geven aan een kerkorde die niet voluit gereformeerd is. Nooit eerder was het gebeurd dat een modaliteitsorganisatie zich mocht verantwoorden tegenover de synode. Ik heb direct uitgelegd dat elke afscheidingsgedachte ons in Putten vreemd was. Een hele dag lang mochten synodeleden reageren. Als laatste kreeg ’s avonds onverwacht de gereformeerde prof. dr. H. B. Weijland het woord. Hij hield een emotioneel betoog. Daarin zei hij dat de door de gereformeerden in het verleden zo hoog geroemde samenbindende kracht van de gereformeerde belijdenis niet bestond. Hij stond toen als gereformeerde hoogleraar zó neerbuigend en kritisch over de gereformeerde belijdenis te doen. Toen gebeurde er iets dat ik persoonlijk als heel bijzonder heb ervaren. Na het betoog van dr. Weijland ging ik met een bos papieren naar het spreekgestoelte om alle vragen van die dag te beantwoorden. Maar toen ik daar stond, liet ik opeens de vragen voor wat ze waren. Inhoud van mijn toespraak: Dit komt ons nu iemand vertellen uit de Gereformeerde Kerken, die altijd de belijdenis zo verstaan hebben dat ze in de Hervormde Kerk geen plaats konden hebben. En dat moeten wij nu nota bene vanuit de Hervormde Kerk weerspreken. Tijdens maar vooral ook na de lange toespraak heb ik ervaren hoe krachtig ik werd geleid. Dat was een geestelijk hoogtepunt.
Ander hoogtepunt was de ambtsdragersvergadering in Amersfoort in 1996. Daar spraken we uit: We kunnen niet weg. Na ”Putten” merkten we als hoofdbestuur dat sommige predikanten de gedachte naar buiten brachten dat ”we kunnen niet mee” hetzelfde zou betekenen als ”we gaan niet mee”. Toen ben ik persoonlijk door een diepe geestelijke crisis gegaan. Ik zag gebeuren dat zich eventueel mede onder mijn leiding een soort afscheiding zou voltrekken. En ik wist: Dat nóóit. Amersfoort heb ik vanwege die crisis die er bij mezelf en anderen was als een hoogtepunt beleefd. Want we werden opnieuw en verdiept geworpen op het verbond. Dat betekende: op onze post blijven.”
En dieptepunten.
„Hoogtepunten en dieptepunten liggen vaak dicht bij elkaar. Het hoofdbestuur koos slechts met één stem tegen voor de lijn van ”Amersfoort”. Maar daarna kwam, met het ontstaan van het Comité tot behoud van de Nederlandse Hervormde Kerk, de tweedeling in eigen kring. Met alle gevolgen van dien.
Een ander dieptepunt passeerde in 1998. De hervormde synode nam de motie De Visser/Van Heijst aan. We mochten als bezwaarden met voorstellen komen die ons een plaats konden bieden in de toekomstige verenigde kerk. Maar uiteindelijk vielen we als bezwaarden in drie groepen uiteen. Een absoluut dieptepunt.”
Stelling 1: SoW heeft zich ontwikkeld als een van bovenaf opgelegd proces.
„We moeten eerlijk zeggen dat SoW begin jaren zestig begon van onderaf. En de eerlijkheid gebiedt ook te zeggen dat alle besluitvorming rondom SoW alle ambtelijke vergaderingen is gepasseerd. Telkens vormden we een minderheid. Dus als zodanig is de kerkelijke weg gevolgd. Er is echter één heel wezenlijk moment geweest waarvan ik zeg dat er van bovenaf werd gedirigeerd. Dat was toen de Commissie voor Kerkordelijke Aangelegenheden (KOA) in 1995 een voorstel tot federatie niet serieus nam. Eerder, in 1993, ben ik daarom ook uit de raad van deputaten gestapt.”
Stelling 2: de hervormde synode en de beide SoW-partners peilen onvoldoende hoe diep de bezwaren zijn van verontruste hervormden.
„Ik erken dat gereformeerden en lutheranen het hervormde kerkbesef niet echt begrijpen. De leiding van de Hervormde Kerk echter weet deksels goed wat er aan de hand is. Het moderamen heeft het hele land afgereisd om bezwaarden te ontmoeten.”
Stelling 3: Als lokaal scheuren en breuken optreden, moet het proces als mislukt worden beschouwd.
„De Heere beware ons ervoor. Ik zie gebeuren dat het besluit hoe dan ook genomen wordt. Als mensen dan echt waarmaken waarmee ze dreigen, zal het een verschrikkelijk zwarte dag in mijn leven zijn. Het SoW-proces -hoe de beslissing ook uitvalt- levert ongelooflijk veel verlies op. Maar in de situatie zoals ik die nu geestelijk beleef, ervaar ik ook dat we als hervormd-gereformeerden geen recht van spreken meer hebben. De onverkwikkelijkheden in onze eigen kring geven ons niet meer het recht om zo ontzettend hoog van de toren te blazen.”
Hoe vult u de dag van 12 december in?
Er is besloten dat in Utrecht na de stemming een dienst is; ook als de fusie niet doorgaat. Ik vind dat vanzelfsprekend. Stel je voor dat een kerk bij zulke ingrijpende beslissingen daarmee niet voor Gods aangezicht zou komen. Natuurlijk mag zo’n dienst niets opgetogens hebben. Of ik er bij ben, weet ik nog niet. De synodezitting woon ik in ieder geval niet bij. Dat alles zou mij erg emotioneren. Ik zal die dag wel in gebed zijn. De grondtonen daarvan zullen zijn: Vergeef ons onze schulden -ook onze kerkelijke schuld, niet het minst in de eigen gelederen-, Uw Koninkrijk kome en Uw wil geschiede.”
Uw grootste wens, aan de vooravond van het besluit.
„Ik hoop en bid dat elk synodelid, van Terneuzen tot Onstwedde, in vrijheid des Geestes voor Gods aangezicht een beslissing zal nemen, zonder last of ruggespraak, of uitgeoefende dwang. Wanneer het zo gebeurt, kan ik niet anders dan zeggen: Uw wil geschiede. Als het besluit dan valt, hoop ik dat de kerk alle soepelheid en begrip zal tonen tegenover bezwaarden en ook bereid zal zijn nog een aantal mijlen te gaan met hen die zich in dit besluit niet kunnen vinden.”