„Kerk kan door WMO zinvolle bijdrage leveren aan samenleving”
De Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) heeft lokale kerken dichter bij elkaar gebracht. Dat concludeert prof. dr. H. Noordegraaf. Hij onderzocht hoe kerken de afgelopen vijf jaar met de WMO zijn omgegaan. De hoogleraar presenteerde vrijdagmorgen de resultaten van zijn onderzoek in Utrecht.
Noordegraaf voerde het onderzoek uit in het kader van de bijzondere leerstoel diaconaat, die vanwege de Stichting Rotterdam gevestigd is aan de Protestantse Theologische Universiteit (PThU), en op verzoek van Kerk in Actie, een samenwerkingsverband van tien kerkelijke en interkerkelijke hulporganisaties.
Vijf jaar geleden werd de WMO van kracht. De komst van de wet dwong kerken om zich te bezinnen op de rol van de lokale en regionale kerkelijke gemeente in de samenleving. Noordegraaf noemt dat een van de positieve effecten van de komst van de wet.
De WMO heeft ook de samenwerking tussen kerken op lokaal niveau versterkt, concludeert Noordegraaf. „In veel plaatsen werken mensen uit grote kerken als de Rooms-Katholieke Kerk en de Protestantse Kerk in Nederland, en uit evangelicale en reformatorische kerken samen. Op dit praktische punt hebben zij elkaar gevonden. Dat gaat veelal goed. In Sittard is het WMO-platform nog breder opgezet. Daar is sprake van interreligieuze samenwerking en doen bijvoorbeeld ook moslims mee in het overleg.”
Zonder de invoering van de WMO waren zulke brede platformen niet tot stand gekomen, denkt Noordegraaf. „Dat is een positief effect”, zegt de bijzonder hoogleraar diaconaat aan de PThU (locatie Groningen) en docent diaconaat aan de Protestantse Theologische Universiteit in Amsterdam en Groningen.
Veel kerken waren aanvankelijk wat huiverig bij de komst van de WMO. Ze wisten er niet zo goed raad mee. Wat ziet u nu na vijf jaar?
„Er was in het begin veel onbekendheid. Wat waren de verwachtingen? Ook bij de overheid was er veel onduidelijkheid over de koers. Dat is nog steeds zo. Gemeenten zoeken nog steeds naar de juiste koers, en er is nog veel onzekerheid rond de WMO. De komende bezuinigingen maken het nog moeilijker. Bij de overheid was zeker in het begin weinig kennis van de activiteiten van kerken. Door overleg rond de WMO is daar over en weer wel meer duidelijkheid gekomen.”
Biedt de WMO meer kansen dan bedreigingen?
„De WMO biedt kerken duidelijk mogelijkheden om zich te profileren, maar dat is misschien niet het juiste woord. Beter gezegd: de wet biedt kerken de kans om een zinvolle bijdrage te leveren aan de samenleving.”
Kritische participatie is een van de sleutelwoorden uit uw rapport. Wat wilt u daarmee zeggen?
„Kerken en diaconieën moeten duidelijk voor ogen hebben wat zij willen in de samenleving. De kerk richt zich op mensen die in de knel zitten, daklozen, mensen die het financieel moeilijk hebben. Voor de kerk blijven dat allemaal beelddragers van God. Die visie op de mens is heel anders dan die van de overheid. Dat moet de kerk zich steeds weer realiseren. Ik beschrijf het voorbeeld van een inloophuis in Sittard. Daar komen mensen met problemen. Die worden er op een respectvolle, rustige manier begeleid. De vrijwilligers gaan naast die mensen staan. De gemeente Sittard wil echter dat ze snel naar de arbeidsmarkt worden geleid. De kerken hebben daar een andere visie op. Dan moet je daar als kerken goed over communiceren. Je moet het uitleggen. Dus als kerk moet je wel mee blijven doen, maar vanuit je eigen uitgangspunten blijven werken.”
Op welke punten kan de samenwerking van kerk en overheid rond de WMO verbeterd worden?
„Er is veel gebeurd in de afgelopen vijf jaar. Kerken zijn veel meer gaan samenwerken. Toch kunnen kerken nog meer zoeken naar verbindingen met andere organisaties die zich ook met zorg en welzijn bezighouden. In moderne bewoordingen: nog meer netwerken. Kerken hebben soms wat schroom om deel te nemen aan projecten en vragen zich soms af of zij wel genoeg deskundigheid in huis hebben, maar dat hoeft geen belemmering te zijn. Het is belangrijk om te laten zien wat je als kerk doet.”
Concrete projecten zijn erg stimulerend, stelt Noordegraaf. „Participeren in een inloophuis of een schuldhulppuntje maakt zichtbaar wat je als kerk kunt en wilt bijdragen. Anders blijft het bij nota’s en praten. Rond concrete projecten ontstaan contacten en kan samenwerking van verschillende partijen groeien”, stelt de hoogleraar, die kerken adviseert een paar behapbare projecten ter hand te nemen en zich niet te vertillen.
In overheidsnota’s over de WMO hebben de kerken geen bijzondere plaats als mogelijke samenwerkingspartner, schrijft u in uw rapport.
„Dat bevestigt het beeld van de situatie in Nederland anno 2012. De kerk is voor de overheid een van de vele organisaties waar zij mee samen kan werken. Het is niet meer vanzelfsprekend dat de overheid contact zoekt met de kerken over thema’s. Het is niet meer vanzelfsprekend dat bij ambtenaren en politici kennis aanwezig is van het werk van kerken. Dat was bij de invoering van de Algemene bijstandswet in de jaren zestig nog anders. Toen ging de overheid zelf landelijk het overleg aan met de kerken. Nu, rond de WMO, is er geen landelijk overleg geweest.”
Zullen de kerken, nu de overheid zich meer en meer terugtrekt, weer een grotere rol gaan spelen in het sociale domein?
„We moeten ons geen illusies maken. Kerken zijn kleiner geworden en nemen niet meer de positie in die zij vroeger hadden. Kerken zouden gezien hun omvang dergelijke projecten praktisch en financieel niet meer kunnen trekken. Afgezien van de vraag of het wenselijk is dat kerken op het terrein van de zorg actief zijn. Daar zijn professionele organisaties voor. En lokale kerken mogen al blij zijn als ze een paar concrete projecten in de lucht kunnen houden. Ik schrijft in mijn rapport dat de kerken een bescheiden, maar zinvolle rol kunnen spelen binnen het veld van de WMO. De samenleving mag kerken niet overvragen.”
Welke adviezen geeft u kerken en diaconieën voor de komende vijf jaar mee?
„Blijf je oriënteren op de samenleving. Kerken kunnen veel betekenen in het signaleren van probleemsituaties. Daarom is huisbezoek zo belangrijk. Door de bezuinigingen zullen meer mensen tussen wal en schip vallen. Kerken kunnen dat vroegtijdig signaleren. De WMO gaat erg uit van de zelfredzaamheid van mensen. De vraag is of er geen mensen zijn die tussen wal en schip vallen.”
Positief noemt Noordegraaf het feit dat de WMO ertoe heeft geleid dat een aantal activiteiten van de kerken subsidie heeft gekregen. „Dat blijft voor de toekomst een aandachtspunt. Er liggen kansen in een systeem van gemengde financiering: een combinatie van eigen middelen, overheidsgelden en fondsen. Daar moet verder over worden nagedacht binnen kerk en diaconie.”
En welk advies geeft u aan de overheid?
„De overheid moet zich ervan bewust zijn dat kerken een belangrijke partner zijn in de lokale samenleving als het gaat om de zorg voor mensen die het moeilijk hebben. De overheid moet daarom relaties opbouwen met vertegenwoordigers van kerken. Overheden zien de laatste tijd in dat kerkgebouwen ook een belangrijke rol kunnen spelen, zeker nu bijvoorbeeld wijkgebouwen vanwege bezuinigingen de deuren moeten sluiten.”
„Kerken moeten zich niet laten gebruiken”
Prof. dr. H. Noordegraaf ging voor zijn onderzoek naar zeven gemeenten en onderzocht daar de ervaringen van kerkelijke gemeenten met de WMO. De hoogleraar bezocht grote steden als Amsterdam en Den Haag, plattelandsgemeenten als Bellingwedde, Boskoop en het toenmalige Niedorp, en ook Ede en Sittard, plaatsen waar de kerk een relatief grote rol speelt. Hij voerde in al die gemeenten gesprekken met vertegenwoordigers van kerken die actief zijn rond de WMO. Enkele citaten uit de praktijk.
„In Amsterdam-Zuidoost zet een opvallend groot deel van de bevolking (37 procent) zich actief in voor een organisatie. Een veel groter deel (11 procent) is hier actief binnen de kerk of moskee dan gemiddeld in Amsterdam (4 procent)” (WMO-nota Amsterdam).
„Het is onzes inziens vooral in en via de WMO-raad dat de uitvoering van de WMO kan worden beïnvloed. Het zou een goede zaak zijn als de gezamenlijke diaconieën van de kerken, uiteraard door middel van afvaardiging, in de gemeente Bellingwedde hun betrokkenheid in en/of bij de WMO-raad tonen”, aldus een diaken van de protestantse gemeente Bellingwolde.
„De geboden kans voor de kerken tot een nadere betrokkenheid bij de WMO moet positief beoordeeld worden. Vanuit een nadrukkelijk te behouden onafhankelijke positie en tevens vanuit haar deskundigheid en haar aandeel in het toeleveren van vrijwilligers krijgt de kerk de gelegenheid om positief in te spelen op de mogelijkheden, die de wet biedt” (stelling in discussiestuk kerken en WMO, Den Haag).
„Kerken moeten opnieuw leren in gezamenlijkheid te werken. Kerken doen al heel veel, maar weten het alleen niet van elkaar. Het wordt hoog tijd dat er informatie-uitwisseling komt. Niet alleen voor de kerken onderling, maar ook in kaart brengen wat vrijwilligers en professionals doen” (kadernota WMO, Ede).
„Diaconieën en caritasorganisaties moeten zich in de discussie over de WMO niet buitenspel laten zetten. En zij moeten zich ook niet laten gebruiken. Zo kan het niet de bedoeling zijn dat eventuele financiële problemen van de overheid op de diaconale fondsen worden afgewenteld. Diaconieën moeten er gewoon bij zijn wanneer het over thema’s gaat waar zij verantwoordelijkheid voor dragen en waar zij ‘verstand’ van hebben” (WMO-nota ChristenUnie Ede).
„Hierbij ligt een prachtige kans om met name in het kader van het bevorderen van de leefbaarheid desgewenst multireligieuze verbindingen te leggen. Het biedt nieuwe mogelijkheden voor religieuze organisaties om elkaar te vinden in gezamenlijk geformuleerde doelstellingen en daarnaast ook verbindingen aan te gaan met andere, niet-religieuze, professionele en/of vrijwilligersorganisaties” (nota ”Religie en WMO”, Sittard).
Wat is de WMO?
De Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) regelt dat mensen met een beperking de voorzieningen, hulp en ondersteuning krijgen die ze nodig hebben. Het kan gaan om ouderen, gehandicapten, daklozen of mensen met psychische problemen. Gemeenten voeren de WMO uit. Iedere gemeente legt daarbij andere accenten. De WMO omvat woningaanpassing, vervoersvoorzieningen en verstrekking van rolstoelen; welzijnsbeleid; huishoudelijke verzorging; bestrijding van huiselijk geweld; vrouwenopvang; zorg voor dak- en thuislozen.
De wet is per 1 januari 2007 ingevoerd. De WMO verving de Welzijnswet 1994, de Wet voorzieningen gehandicapten (WVG) en delen van de Algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ).
De invoering veroorzaakte vooral het eerste jaar veel onrust in de thuiszorg. In kerken leefde de vrees dat zelfstandigheid rond kerkelijke initiatieven op het gebied van thuishulp verloren zou gaan.