Staat de reformatorische zuil christenen in de weg?
Staat de reformatorische zuil christenen in de weg of helpt de zuil hen om in de wereld te staan? Johan Schouls, auteur van het boek ”Up to date gereformeerd”, en Ton van der Schans gaan met elkaar in gesprek. Vandaag aflevering 1.
Beste Johan,
Met waardering las ik je boek ”Up to date gereformeerd. Reformatorische gemeenschap in een opengebroken wereld.” Je geeft hierin eerst een typering van onze postmoderne wereld en stelt de vraag of deze wereld voor refojongeren een bedreiging of een kans betekent. Je wijst voor de reformatorische gemeenschap dé weg naar het Bijbels christen-zijn: een leven met God. Het trof me hoezeer je op je onderwerp betrokken bent. Je typeert onze tijd en de eigen kring trefzeker. Open en eerlijk zoek je met een opengeslagen Bijbel naar de roeping van een christen. De laatste zin van je boek luidt: „Het zou een zegen zijn als we met elkaar een opbouwend gesprek kunnen aangaan.” Je kunt op me rekenen.
Je haalt in je boek een paar heilige huisjes omver. Je wilt niet investeren in een (reformatorische) zuil die in jouw ogen op sterven na dood is. Je bent van mening dat een zelfgekozen isolement –de zuil– de Bijbelse roeping van een christen in de weg staat. In het interview met deze krant kwalificeer je verzuiling in het licht van de Bijbel als een tekortkoming. Het leven van christenen in de nieuwtestamentische gemeente is voor jou norm en bron.
Helemaal consequent ben je niet. Op de vraag of het erg is als er over tien jaar geen reformatorische zuil meer is, antwoord je: „Zolang we nog eigen reformatorische organisaties hebben, moeten we daar dankbaar gebruik van maken.” Hoe kun je dankbaar zijn voor iets wat je principieel afwijst? Want als ik het goed begrepen heb, ligt de kern van je kritiek op de zuil niet in het feit dat deze door onze open wereld (internet, mobiliteit, materialisme) niet meer ‘werkt’, maar wijs je de zuil principieel af omdat een zuil per definitie ingaat tegen de Bijbelse roeping van de christen.
Ik vind het een misser dat je niet goed omschrijft wat je onder de zuil verstaat. Al zeg je in je Woord vooraf dat je „niet van de zuil uitgaat” omdat deze bijna niet meer bestaat, toch is deze in je commentaar voortdurend op de achtergrond aanwezig. Trouwens, of deze zuil bijna niet meer bestaat, is –en nu kom ik tot mijn punt– vooral ook een kwestie van hoe we de zuil definiëren. Sinds het proefschrift van C .S. L. Janse zitten we met de sociologische definitie van de zuil die jou veel te veel parten speelt. Hierin is de zuil primair een groep die zich met regels en codes apart van de samenleving organiseert om de eigen groep zuiver van wereldse invloeden te houden. Ik definieer de zuil vooral historisch. De zuil is voor mij uit de nood geboren en een opslagplaats van zout, dat erom vraagt in de wereld uitgestrooid te worden om bederfwerend en levensreddend zijn. Vermoeide pelgrims krijgen hier versterking op hun reis.
Zijn christelijke scholen en christelijke partijen opgericht om het als gelijkgezinden zo fijn te hebben en de samenleving aan haar lot over te laten? Ik hoop dat je beter weet. Wil jij net als dr. P. J. Visser de christelijke politieke partijen afschaffen? Misschien dat kennisname van de weg van doorbraakchristenen je hiervan kan weerhouden. Op bladzijde 90 van je boek stelt je een kernvraag: „Hoe leren we onze eigen tijd kennen? Door er midden in te staan.” Helemaal mee eens. Mijn vraag is dan: Waarom mogen de zuilorganisaties hierin niet bemiddelen? De zuil is weliswaar een beperkt (hulp)middel en steeds meer mensen uit eigen kring krijgen moeite met de interne dynamiek van de verzuiling, zoals het typische refocultuurtje en het isolationistische groepselement dat tot verstarring en formalisering leidt. Maar dat ligt niet aan de zuil, want de zuil ben je zelf.
Deze laatste overweging brengt me bij een veel wezenlijker punt dat terecht centraal staat in je boek, namelijk de christelijke gemeente. Omdat naar jouw mening een zuil per definitie ingaat tegen de Bijbelse roeping van de christen, wil je terug naar de tijd van het Nieuwe Testament. Je maakt het echter wel bont door (de vorm van) de nieuwtestamentische gemeente canoniek en modelmatig te verklaren voor alle tijden. De inhoud van de brieven van Paulus en andere apostelen is tijdloos, omdat het Gods Woord is. Maar onderscheid je vorm en inhoud wel genoeg? Van de leer van de apostelen weten we genoeg. Wat weten we van de praktijk van het gemeenteleven in de christelijke gemeente na het jaar 90? Pleit je voor huisgemeenten? Voor wekelijkse avondmaalsviering? Laat je de historische gestalte van de eerste christengemeenten prevaleren boven bijvoorbeeld de gemeente van Calvijn in Genève of die van Kohlbrugge in Elberfeld of die van een migrantengemeente in 2012 in Amsterdam?
Graag praat ik hierover met je door in een volgende brief.
Met vriendelijke groet,
Ton van der Schans
De auteur is docent aan Driestar Hogeschool en voorzitter van de Vereniging van docenten in geschiedenis en staatsinrichting in Nederland (VNG).
Beste Ton,
Mooi dat je op de uitnodiging ingaat om het gesprek aan te gaan over de positie van de reformatorische christenen in onze samenleving. Jij bent iemand die behoorlijke kan prikkelen om verder te denken en de consequenties van standpunten onder ogen te laten zien. Wat mij betreft houd je het scherp. Zeker in gevoelige kwesties is het belangrijk standpunten en argumenten helder te krijgen.
Mijn uitspraak dat een zelfgekozen isolement tegen de Bijbelse roeping van de christen ingaat is inderdaad volop waar (Joh. 17:18). Tegelijk is waar dat een christen zichzelf onbesmet moet bewaren in de wereld (Jak. 1:27). Dit laatste is ten onrechte nagestreefd in een bepaalde variant van de zuil. Je hebt terecht opgemerkt dat ik de versie-Janse gebruik. Als je refo’s vraagt wat ze onder de refozuil verstaan, zullen ze een soortgelijke omschrijving geven. Daar heb ik bij aangesloten. Als beeld kunnen we een bunker gebruiken. Wat ik vooral aan de orde wil stellen is het typerende gedrag dat bij een gesloten groep past, met alle mechanismen om ‘zuiver’ te blijven. Het streven om de groep onder controle te willen houden kan vanuit het zuiverheidsideaal begrijpelijk zijn, maar is in deze opengebroken wereld niet meer mogelijk. Meer nog: ook vanuit een Bijbelse ethiek zijn er kanttekeningen bij te maken. Over de zuil die bunker wil zijn, zijn we het eens. Voor jou als historicus geldt een andere omschrijving en daarbij een ander ideaal, waarbij de betrokkenheid op de samenleving tot uiting komt. Jij ziet de waarde van maatschappelijk betrokken organisaties, die als zout in de samenleving dienen. Mooi beeld is een haven, waar een thuiskomen is, waarna mensen gesterkt de zee opgaan om hun taak te doen. De laatste tien jaar zien we dat organisaties zoals het RD, de RMU, de SGP en de scholen zich meer naar buiten richten. Ze laten zien wat de idealen van reformatorische christenen zijn en hoe je ze kunt uitdragen. Dat is in ieder geval winst. Maar er is meer nodig!
Je wijst op een inconsequentie als ik zeg dat we nog dankbaar gebruik moeten maken van reformatorische organisaties Het probleem van scholen en belangenorganisaties is dat ze, onbedoeld, een afschuifsysteem in de hand werken: van scholen wordt verwacht dat ze een groot deel van de godsdienstige opvoeding overnemen. We doen aan hulpverlening door een gift over te maken, en de kerk houdt zich vooral bezig met het zielenleven van de mensen. Deze fragmentarisering en institutionalisering is ondeugdelijk voor de toerusting van christenen. Ook Peter Schalk wees vrijdag op deze risico’s van organisaties. Als organisaties zo ingezet worden dat ze bijdragen tot de vorming van gewone christenen in de samenleving, kunnen we er blijvend gebruik van maken.
Een paar jaar geleden pleitte ds. R. van de Kamp (Barneveld) voor de afschaffing van refo-organisaties. Hij zag niets in refoscholen, omdat de ouders zelf de taak hebben hun kinderen godsdienstig op te voeden en weerbaar te maken. Dit gebeurt echter niet van de ene op de andere dag. Allereerst moeten de ouders zelf gevormd worden. Een generatie ouders heeft de schijnbare luxe gehad van het refo-onderwijs gehad, maar heeft daardoor de alertheid om de kinderen voor te bereiden op de niet-christelijke samenleving verloren. Bestaat het refo-onderwijs nog tien jaar? Laten we de tijd gebruiken om de komende generatie te vormen voor de taak waartoe zij zelf geroepen is. Het gaat echter om een overgangstijd die we volop moeten benutten. Dus een dogmatisch afwijzen van organisaties, ook politiek, wil ik zeker niet. Een christelijke politieke partij vertegenwoordigt de christelijke gemeenschap in de politieke arena. Maar de christelijke gemeente zal daarin betrokken moeten worden, zodat ze beseft dat in de politiek haar stem klinkt. In de kerkelijke gemeente zullen ook politici en andere belangenbehartigers meer een plek moeten krijgen, zodat het een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid wordt.
Met opzet zet ik in mijn boek de christelijke gemeente centraal. Zij wordt onvoldoende gehonoreerd in refokring. De gemeente is niet alleen een plaats waar God zondaren zalig maakt. In de gemeente moeten leden ook gevormd worden voor een plaats in deze wereld. Niet de christelijke organisaties, maar de gemeente is belichaming van Christus in de wereld. Maar dan moeten we terug naar de gemeente volgens Bijbelse normen. Dat is de haven voor christenen in deze wereld! We moeten dan heel eerlijk willen kijken naar het huidige functioneren van een modale reformatorische gemeente. Maar ik merk dat dit kritiek bij jou oproept. Ik ben benieuwd welke punten je wilt maken.
Met vriendelijke groet,
Johan Schouls
De auteur is docent godsdienst en maatschappijleer aan scholengemeenschap Pieter Zandt in Kampen.