Jongeren als verbinders, schakelaars en ontkoppelaars
Reformatorische jongeren nemen heel verschillende houdingen aan ten opzichte van de Bijbel en het daaraan ontleende gedachtegoed. Op grond van gesprekken met jongeren komt dr. W. Fieret tot een driedeling: verbinders, schakelaars en ontkoppelaars.
Duizenden jongeren tussen de 12 en de 18 jaar gaan dezer dagen op een doordeweekse middag of avond naar de kerk. Ze zitten daar samen met honderden volwassenen: ouders, docenten, leidinggevenden en kerkenraadsleden. Het is een voorrecht dat jongeren en hun opvoeders het nieuwe cursusjaar mogen beginnen met het vragen van de zegen van de Heere. Wat voor jongeren zitten er zo trouw in de kerk?
Van Urk en Rijssen tot Middelburg gaan 23.000 leerlingen naar de 7 scholen voor reformatorisch voortgezet onderwijs en volgen ongeveer 5000 studenten op de 5 locaties van het Hoornbeeck College middelbaar beroepsonderwijs. Al deze jongeren zijn aparte individuen. De een heeft een kritische geest en wil alles precies weten, terwijl een ander volgzamer is. Mensen hebben een eigen karakter. Ouders merken die verschillen in hun gezin, docenten zien ze bij hun leerlingen, en ook catecheten ontgaat dit niet.
Naast deze verschillen, die te maken hebben met karakter en opvoeding, nemen jongeren ook een soms totaal verschillende houding aan ten opzichte van de Bijbel en de daaraan ontleende opvattingen. Dat blijkt uit recent onderzoek dat ik onder 15- tot 19-jarigen op de genoemde scholen heb gedaan.
W. Büdgen heeft hier in het verleden al aandacht voor gevraagd. Hij schreef in 2004 dat jongeren van reformatorischen huize in zes groepen uiteenvallen, namelijk traditionele, reformerende, evangelische, tweeslachtige, existentialistische en schijn-bedriegt- refo’s. Drs. José Baars, die van buitenaf naar de refojeugd kijkt, kwam door middel van gesprekken met meisjes uit de examenklassen van 2005 en een enquête onder leerlingen tot een vierdeling. Zij zag onder de dames bewuste belijders, behoudende bewakers, verre vreemden en vlotte vernieuwers. In het jaarverslag over 2001 van de Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten (JBGG) werd een andere categorisering beschreven, namelijk jongeren die op zoek zijn, serieuze jongeren, jongeren die actief betrokken zijn bij de gemeente, dubbele jongeren, rebellerende en onverschillige jongeren, en jongeren die zich anders ontwikkelen.
De indelingen van Büdgen, Baars en de mensen van de JBGG helpen om greep te krijgen op de lastige vraag in hoeverre het reformatorisch gedachtegoed bij jongeren geïnternaliseerd is, een deel van henzelf is geworden. Er zijn ook nog andere publicaties te noemen, zoals ”Om het hart van jongeren” (2009) onder redactie van dr. Marion Verduijn en Marieke de Vries.
Bij iedereen die zich op welke manier dan ook met jongeren bezighoudt, roept de indeling herkenning op. Iedereen kan zich een aantal traditionele refo’s (Büdgen) voor de geest halen. Het kost evenmin moeite om vlotte vernieuwers (Baars) aan te wijzen. We kennen ook allemaal dubbele jongeren (JBGG). Een dergelijke indeling helpt opvoeders zich nog meer bewust te worden van het feit dat iedere groep een eigen benaderingswijze nodig heeft. Als je als docent voor een klas met 25 leerlingen staat of als catecheet voor 20 jongeren van de gemeente, en je houdt geen rekening met de soms totaal verschillende manieren hoe die jongeren zich verhouden tot het reformatorisch gedachtegoed, doe je hun tekort.
Een 42-jarige oud-leerling van een van de reformatorische scholen voor voortgezet onderwijs vertelde me dat hij destijds met fundamentele vragen zat. Hij twijfelde aan de Bijbelse waarheid. Met zijn vragen kon hij niet bij de docent godsdienst terecht. „Ik mocht die gedachten niet hebben.” Tijdens de catechisatielessen was er evenmin ruimte voor. Het gevolg was dat hij zelf ging zoeken. Hij vond antwoorden, maar ze waren niet gebaseerd op de Bijbel.
Positief
De vraag hoe je als opvoeder jongeren kunt benaderen, neemt een belangrijke plaats in in het onderzoek van het lectoraat identiteitsontwikkeling ”Werken aan de Opdracht”. Dit lectoraat, dat verbonden is aan het Hoornbeeck College, is in augustus 2011 gestart. In het kader van het onderzoek heb ik met meer dan honderd jongeren gesprekken gevoerd. Daarnaast zijn er met ruim dertig leerlingen diepte-interviews gehouden. De leerlingen waren afkomstig van alle scholen, dus van Urk tot Middelburg. Een dwarsdoorsnede van de schoolbevolking vanaf het derde leerjaar. Vmbo’ers, havo’ers, vwo’ers en mbo’ers kwamen aan het woord. Jongeren uit verschillende kerken.
Tijdens de gesprekken viel het me trouwens op dat jongeren het over het algemeen fijn vinden om over dingen te praten die hen bezighouden. Hun levensverhaal vertellen en duidelijk maken waarom ze wat doen, zetten hen aan het denken. Reflectieve mentorgesprekken met een spits naar levensbeschouwelijke zaken lenen zich daartoe. Ook in sommige kerkelijke gemeenten hebben catecheten een gesprek met jongeren, individueel of in een kleine groep. De ervaringen daarmee zijn positief. Jongeren weten zich gekend en ze kunnen met hun vragen ergens terecht. Ordeproblemen worden mede als gevolg van die gesprekken kleiner, is de ervaring van een ambtsdrager. Het loont de moeite om op die manier tijd en energie aan onze jongeren te besteden.
Grote betrokkenheid
Hoewel de indelingen van Büdgen, Baars en JBGG waardevol zijn, is op grond van de gesprekken gekozen voor een driedeling, namelijk verbinders, schakelaars en ontkoppelaars. Deze driedeling is voortgekomen uit de interviews, waarin met name de vraag in hoeverre het Bijbelse gedachtegoed een rol speelt in de levens van jongeren, centraal stond.
De verbinders zijn jongeren die op een serieuze manier een verbinding proberen te leggen tussen de Bijbelse waarden en normen en hun dagelijks leven. Ze hebben een grote betrokkenheid op zaken die met de Bijbelse levensovertuiging te maken hebben. Verbinders bidden ’s avonds voordat ze naar bed gaan, ze lezen vaak een dagboek en een aantal verzen uit de Bijbel. Ze voelen zich meestal betrokken bij hun kerk. De leeftijd in de groep die kenmerken van verbinders heeft, speelt overigens een belangrijke rol. Een 15-jarig meisje vertelde me er vast van overtuigd te zijn dat ze later nog naar dezelfde kerk zou gaan. De loyaliteit aan haar ouders is zo groot dat dat geen vraag voor haar is. Het is waardevol dat dit meisje haar ouders gehoorzaamt. Het is daarnaast ook belangrijk dat ze zelf leert nadenken en langs die weg haar opvattingen verder verinnerlijkt.
Een heel ander voorbeeld van een verbinder is een kritische 17-jarige leerlinge. Zij voelt zich verbonden met de kerk waarin ze is opgegroeid, maar ziet ook de negatieve kanten. Vooral de manier waarop catechisatie wordt gegeven, spreekt haar niet aan. Ze wil wat leren, maar ervaart dat ze een uurtje zit te zitten. Iets bespreken in groepen of een powerpointpresentatie gebruiken, zou veel helpen, is haar mening. Verbinders zijn dus niet alleen maar traditionele, rustige jongeren, die in het pad blijven lopen. In de werelden waarin ze leven, proberen ze vast te houden aan de Bijbel, maar willen daarbij wel ondersteuning van opvoeders ontvangen.
De tweede groep is gedefinieerd als schakelaars. Ze schakelen tussen het Bijbelse en het seculiere waardepatroon. Bij dat schakelen voelen ze geen of weinig spanning. Hooguit geven ze toe dat dat eigenlijk niet kan, maar daar blijft het bij. Schakelaars gaan naar de kerk en de catechisatie, bidden en zijn het in grote lijnen eens met de vorming van thuis en school. Tegelijkertijd vinden ze het geen probleem om regelmatig de soapserie ”Goede tijden, slechte tijden” te bekijken. Vanaf ’s morgens tot ’s avonds popmuziek luisteren, kan gecombineerd worden met trouwe kerkgang en het overtuigd zijn van de Bijbelse waarheden. Bij opvattingen over seksualiteit en het uitgaansleven hoorde ik tijdens de gesprekken eveneens het schakelen.
Ten slotte zijn er ontkoppelaars. Zij hebben hun denken en daden losgekoppeld van de Bijbelse waarden en normen. Voor hen heeft de Bijbel vrijwel geen betekenis meer. Die jongeren geven aan dat ze van hun gezinsopvoeding, van de kerk en de reformatorische school weggroeien. Dat is niet zozeer een bewust schoppen tegen de opvoeding, maar het gevolg van een losmakingsproces dat vaak al op jongere leeftijd begon.
Weggegroeid
De oorzaken van dat proces zijn divers. Een 18-jarige leerling vertelde me dat hij twijfelt over de vraag of ‘ons’ geloof wel waar is. Behoefte aan bekering heeft hij niet, de doop heeft voor hem geen betekenis en hij ziet het nut niet in van bidden. Een oorzaak van heel andere aard is de zucht naar vrijheid, los van regeltjes, geboden en verboden. Uit de gesprekken blijkt dat het aantal potentiële ontkoppelaars klein is. De school heeft voor hen een conserverende werking. Een breuk met die sociale context is een stap te ver. Als het diploma ondertekend is, ontstaat er echter een andere situatie. Een 17-jarig meisje dat op grond van haar opvattingen bij de ontkoppelaars gerekend kan worden, overweegt in de toekomst nog wel naar de kerk te gaan. Als ze dat doet, dan niet meer dan één keer per zondag.
Uit gesprekken blijkt overigens ook dat jongeren in ontwikkeling zijn. Een ontkoppelaar of schakelaar kan een verbinder worden en omgekeerd. Een 18-jarige jongen die een behoorlijk wild uitgaansleven leidde, vertelde me dat hij was gestopt met zijn ‘dubbelleven’. Hij gaat niet meer naar de disco.
Verbinders, schakelaars, ontkoppelaars: iedere indeling, dus ook deze, is een reductie van de werkelijkheid. Het is echter een middel om zicht te krijgen op de thema’s die jongeren bezighouden en op welke manier ze daarmee in hun eigen leven omgaan. De indeling, die in het teken staat van bewustwording dat niet alle jongeren hetzelfde denken en doen, kan opvoeders helpen om op een bij de categorie aansprekende manier met hen om te gaan.
Identificatiefiguur
Een van de onderzoeksresultaten is dat de persoon van de opvoeder als identificatiefiguur een belangrijke rol speelt. Dat wordt overigens doorgaans pas ervaren als leerlingen van school zijn. Een 43-jarige oud-leerling zei me dat docenten het verschil kunnen maken. Hij voegde eraan toe dat ze dat dan wel moeten doen.
Bewustwording van het feit dat die duizenden jongens en meisjes die een dezer dagen de openingsbijeenkomsten van de reformatorische scholen bijwonen, niet allemaal hetzelfde zijn, is voor opvoeders een eerste belangrijke stap. Er concreet iets mee doen, is een vervolgstap waarmee het lectoraat ”Werken aan de Opdracht” verder gaat. Het uiteindelijke doel is immers dat toerusting en vorming van jongeren onder de zegen van de Heere mogen leiden tot een leven waarin Gods Woord een lamp voor hun voet en een licht op hun pad mag zijn.
De auteur is lector identiteit aan het Hoornbeeck College.