„Klooster is geen wellnesscentrum” (met fotoserie)
De monumentale Onze-Lieve-Vrouweabdij van Tongerlo is een baken in het landschap. Abt Jeroen De Cuyper laat het volume van zijn stem dalen tot fluisterniveau. „We hebben het hier over negen eeuwen historie.”
Wie via een lindedreef, aangelegd in 1678, de poort van de abdij van Tongerlo, provincie Antwerpen, doorloopt, móét wel even de pas inhouden. De schoonheid van het immense complex is overweldigend. Rondom een enorme binnenplaats zijn verschillende gebouwen opgezet. Aan de overzijde van het plein valt meteen de kerk op, het middelpunt van de abdij. In het midden van het plein staat een zogeheten tiendenschuur, waar een permanente tentoonstelling over de abdij is te zien.
„Zet u zich, ik zal de abt inlichten over uw komst”, meldt de portier. Het vertrek ziet er, naar het lijkt, nog precies hetzelfde uit als 400 jaar geleden. Op het getik van de grote antieke staande klok na, is het er stil. Een stilte die je vanzelf doet fluisteren.
Abt Jeroen De Cuyper, die aangesproken dient te worden met ”meneer prelaat”, moet eerst een paar misverstanden uit de wereld helpen. „Norbertijnen vallen niet onder de monastieke, maar onder een canoniale orde. Wij zijn reguliere kanunniken en volgen de regel van Augustinus. Maar, het Evangelie is onze basis, niet de regel.”
Kanunniken leven in gemeenschap en streven naar „gehoorzaamheid, armoede en zuiverheid.”
Witheren
De orde van de norbertijnen, die ook wel witheren of premonstratenzers worden genoemd, is gesticht door edelman Norbert van Gennep, kanunnik van Xanten, in Duitsland. Nadat in 1124 in Antwerpen de eerste norbertijnse vestiging van België tot stand kwam, volgde spoedig daarna, in 1130, de stichting van de abdij van Tongerlo, door ene Giselbertus. Het bezit nam toe en zo breidde door de eeuwen heen de abdij steeds verder uit. Daardoor is er van de beloofde armoede niet veel meer te merken. „Norbertus zou wel even schrikken als hij de abdij nu zou zien”, meent De Cuyper.
Bijna kreeg de abdij tijdens de Franse Revolutie de genadeslag. In 1796 werden de kloosterlingen, na jarenlang te zijn afgeperst (de oorlogsbelastingen), door de Franse revolutionairen op straat gezet. Toch kon na circa veertig jaar, in 1840, de herstelde abdijgemeenschap van Tongerlo weer van start gaan. Als gevolg van alle verwoestingen en wederopbouw door de tijd heen heeft het complex nu architecturaal erfgoed van de veertiende tot de twintigste eeuw.
De Cuyper: „De norbertijnen zijn nummeriek een kleine gemeenschap met zo’n 1200 kanunniken wereldwijd, verdeeld over 45 kloosters. In Tongerlo wonen 34 kanunniken, tussen de 25 en de 91 jaar. Achtentwintig anderen zijn op missie of wonen en leven elders. Maar je kunt eigenlijk niet van norbertijnen spreken. Een norbertijn wordt altijd in het verband van zijn abdij genoemd, dus bijvoorbeeld norbertijnen van Tongerlo of norbertijnen van Orange. Daarom is het moeilijk om kenmerken van norbertijnen an sich te noemen.”
Norbertus en zijn volgelingen wilden niet werkeloos teren op het gewin uit kerkelijke beneficies, maar door eigen handenarbeid in hun onderhoud voorzien. In 1993 heeft de abdij haar laatste landbouwbedrijf afgestoten. Nu heeft ze vooral inkomen uit het bier –dat al in de beginperiode van de abdij gebrouwen werd–, pensioenen en de zelfwerkzaamheid van de bewoners. In een museum bij de abdij hangt de oudste replica van Leonardo da Vinci’s ”Laatste avondmaal”, die sinds 1545 in het bezit van de abdij is. Van de 3500 hectare land die de abdij voor 1796 bezat, is nog 90 hectare over.
Geïncardineerd
Over de toekomst van de norbertijnen is De Cuyper positief. „Het Evangelie heeft altijd toekomst. Het godgewijde kloosterleven verheugt zich in niets anders dan Jezus te volgen. Het enige motief om kanunnik te worden, is een streven naar een leven in nabijheid van God. In een gehaaste maatschappij is er behoefte aan rust, maar het kloosterleven is geen wellnesscentrum. Je bent voor het leven geïncardineerd in een abdij.”
De abt legt uit dat de norbertijnen van Tongerlo vier dingen nastreven. „Leven met Christus als leidsman, leven van gebed en liturgie, leven in gemeenschap met de broeders en leven in de dienst van de kerk.”
Hij wordt onderbroken door klokgelui: het is tijd voor gebed. Voor een leek luidt de klok elke keer hetzelfde. De Cuyper en de kanunniken onderscheiden in het ritme en het geluid welke activiteit er wordt aangekondigd. Over enkele ogenblikken begint de eucharistieviering. Maar er is nog net genoeg tijd voor een snelle rondleiding door het abtshuis uit 1724.
De wandeling voert langs een portrettengalerij. Aan deze gang zijn ook de gastenverblijven ingericht. Bezoekers die de deur uitstappen, worden aangestaard door tientallen geportretteerde Tongerlose prelaten.
Het is tijd voor de eucharistieviering. Via het binnenplein is er toegang tot de kerk. De kanunniken zelf betreden onder klokgelui, allen gekleed in een wit habijt –ongeverfde wol is een teken van armoede–, de abdijkerk via de wandelgangen. Twee voorzangers zetten een lied in. Een handjevol mensen woont de dienst bij, waarin naast de eucharistieviering gezang en gebed centraal staan.
Kent de abt de bezwaren van protestanten tegen de rooms-katholieke avondmaalsviering? „Ik zou niet durven beweren daar helemaal van op de hoogte te zijn. Tijdens de rooms-katholieke eucharistieviering geloven wij dat God reëel present is in de schamele gaven van brood en wijn. God heeft er geen moeite mee om Zich klein te maken, niet bij de incarnatie, niet bij de verandering van brood en wijn in lichaam en bloed van Christus.”
Na de dienst vertrekken de monniken richting de refter om te eten. Net als gisteren, eergisteren, de dag daarvoor en alle dagen die ze in het klooster leven.
Dit is het eerste artikel in een serie over abdijen in België. Volgende week donderdag deel 2.\
Gemeenschappelijk eenzaamheid nastreven
„Als je aan het eind van de wereld bent gekomen, ligt de abdij nog een kwartiertje verder, sprak een abt eens treffend.”
Afzondering van de wereld, om in vroomheid een leven te leiden van boeten ten behoeve van –zoals dat in de devotionele lectuur wordt genoemd– de eenwording met God, is niet van oorsprong christelijk. Vanuit het Jodendom is er al een vorm van radicale vroomheid onder de Essenen bekend. Een groeiende behoefte aan isolatie leidde tot een vlucht, vrij van de prikkels en de invloed uit de wereld. Zo werden in de ontbering van de woestijn of ander onherbergzaam gebied de stilte en eenzaamheid gevonden. In het leven van afzondering dat men daar vond, streefde men naar een eenheid met God.
Zij die in afzondering leefden, werden monnik genoemd. Het woord monnik komt van het Griekse ”monachos”, dat eenzaam betekent, en het woord ”monos”: alleen. Aanvankelijk werden hiermee kluizenaars aangeduid, maar later ook kloosterlingen. Een vrouwelijke monnik heet moniale of non, maar vanwege de negatieve lading is zuster gebruikelijker.
In de vierde eeuw verenigde Pachomius in de woestijn van Egypte verschillende monniken in een permanente gemeenschap onder zijn leiding. Pachomius’ voorbeeld werd al snel gevolgd. Er ontstonden steeds meer gemeenschappen, die het karakter van een eenvoudig dorp hadden. Later werden deze dorpen ommuurd. Deze samenlevingsverbanden groeiden verder uit tot centra van theologische en spirituele activiteit: de kloosters. Niet zelden werden monniken in hun levenswijze geleid door een ervaren geestelijke die abt werd genoemd. Langzaam verspreidde het oosterse monnikendom zich verder naar het westen.
Het is Augustinus geweest die juist de gemeenschap belangrijk vond. Hij schreef een kloosterregel die voor veel ordes als uitgangspunt geldt. Het eerste artikel luidt: „Allereerst moet u eensgezind tezamen wonen, één van ziel en één van hart op weg naar God. Want is dat juist niet de reden waarom u bent gaan samenwonen?”
Iedere orde of congregatie heeft eigen regels die door de stichter van de orde zijn vastgelegd. Het is onmogelijk een complete lijst van de verschillende ordes te maken. De belangrijkste zijn augustijnen, benedictijnen, cisterciënzers, dominicanen, franciscanen, jezuïeten, kapucijnen, karmelieten, kartuizers, norbertijnen en trappisten.
Een abdij is een zelfstandig klooster dat wordt bestuurd door een abt of abdis. Een abdij is daarmee een klooster, maar niet elk klooster is een abdij. De abt wordt gekozen door de kloosterlingen en ingezegend door een bisschop. Abt ben je doorgaans voor het leven.
In Europa zijn nog honderden abdijen in gebruik. Een niet onaanzienlijk deel bevindt zich in rooms-katholieke landen als Frankrijk en België. België telt nog tientallen abdijen. In Nederland zijn het er niet meer dan tien.
100 adressen
In deze serie worden abdijen in België geportretteerd. Uitgeverij Lannoo heeft in 2011 een reisgids uitgegeven. Deze gids heeft 100 adressen gebundeld met plaatsen waar je kennis kunt maken met het kloosterleven. Hoewel niet alle abdijen in en net buiten de Benelux in de gids staan, geeft hij een mooi sfeerbeeld van de locaties, de geschiedenis en praktische informatie.
100x Abdijen, kloosters & bezinningscentra, Harald van Gils; uitg. Lanno, Tielt, 2011; ISBN 978 90 209 93356; 216 blz.; € 15,99.