Rapport Fukushima: Dit keer boften we
TOKIO – De kernramp in Fukushima had veel erger kunnen zijn, concluderen onderzoekers over het falen van de kerncentrale. Het eerste onafhankelijke onderzoek over Fukushima schetst een verontrustend beeld.
„Dit keer boften we omdat we de ergste gevaren konden afwenden”, zegt Koichi Kitazawa. „Maar daar kunnen we niet altijd op vertrouwen en daarom moeten we ons ernstig zorgen maken.” Kitazawa was een van de zes deelnemers aan het onderzoek en is voormalig hoofd van het Japanse Bureau van Wetenschap en Technologie.
Volgens Kitazawa was niet de reactor, maar waren de baden met verbruikte splijtstof (grondstoffen voor kernenergie, red.) de gevaarlijkste elementen na de beving en tsunami van 11 maart. Radioactieve lekken lagen daar het meest op de loer. „Gelukkig hebben we dat kunnen vermijden”, stelde Kitazawa echter.
Kitazawa en zijn vijf collega’s publiceerden deze week het rapport van de Rebuild Japan Initiative Foundation (RJIF). Het rapport is uniek voor Japan, waar dergelijke onafhankelijke onderzoeken zelden plaatsvinden.
De organisatie werd vorig jaar maart opgericht door Yoichi Funabashi, voormalig hoofdredacteur van de Asahi Shimbun, de op een na grootste krant van Japan. Bij het onderzoek waren in totaal zo’n dertig jonge specialisten betrokken, variërend van ingenieurs en economen tot journalisten.
Het rapport noemt vooral slechte communicatie, het geloof in een mythe van „absolute veiligheid” en groeiend wantrouwen tussen het elektriciteitsbedrijf Tepco en de Japanse regering onder leiding van toenmalige premier Naoto Kan als een van de kernproblemen van het ongeluk afgelopen jaar.
De onderzoekers ontdekten dat de situatie soms leek op een klucht. „Zowel de president van Tepco als premier Kan was ertegen dat er zeewater in de kerncentrales werd gepompt,” beschrijft Funabashi de situatie op 12 maart. De reactoren stonden intussen echter op het punt oververhit te raken. „De plaatselijke directeur in Fukushima, Masao Yoshida, loste dit probleem op door tegen zijn medewerkers te fluisteren dat er zeewater ingepompt moest worden en tegelijkertijd luid te verkondigen dat het pompen niet mocht plaatsvinden.”
Tussen het hoofdkantoor van Tepco en de kerncentrale in Fukushima liep de communicatie al even slecht. „Het wantrouwen tussen Fukushima en Tepco was waarschijnlijk nog groter dan tussen Tepco en de overheid”, aldus Funabashi.
Het rapport is in het algemeen zeer kritisch over het optreden van premier Kan. Hij zou zich te veel met details te hebben beziggehouden, en andere leden van zijn team hebben geïntimideerd, waardoor ze zich niet konden uitspreken. Belangrijke informatie kwam daardoor niet ter sprake.
Het team heeft echter ook lovende woorden voor Kan. „Begin maart hoorde het team van de premier Kan dat Tepco zijn medewerkers uit Fukushima wilde terugtrekken. Maar de premier stond dit niet toe. Uiteindelijk werden er 600 mensen geëvacueerd en bleven er 50 achter. De grootste prestatie van premier Kan is dat hij kon voorkomen dat Tepco zich uit Fukushima terugtrok.”
De communicatie met de internationale gemeenschap was volgens het rapport ver onder de maat. Zo dumpte de Japanse regering begin april in stilte radioactief water in de oceaan. „Natuurlijk volgenden daarop klachten van buurlanden, maar dat werd totaal niet ingecalculeerd”, aldus een van de medewerkers. Zelfs de vanouds hechte band met de VS werd in de nasleep van Fukushima gekenmerkt door wantrouwen.
„Er zijn veel dingen die gecorrigeerd moeten worden”, besluiten de onderzoekers ernstig.