Eerste lichting babyboomers wordt 65: wat zijn de gevolgen?
De eerste lichting babyboomers gaat dit jaar met pensioen. Nederland wordt nu echt grijs.
Het ging de babyboomers doorgaans voor de wind, schrijft hoogleraar ethiek Frits de Lange in het boekje ”Bye Bye Babyboomers” (Business Contact, najaar 2010). „Wie in het eerste decennium na de Tweede Wereldoorlog is geboren, kon rekenen op vrede en groeiende welvaart in de jaren vijftig, hoger onderwijs (nu ook voor vrouwen) in de jaren zestig, riante salarissen voor nieuwe banen in de kennis- en diensteneconomie, goedkope huizen in de jaren zeventig en tachtig en ten slotte de macht in de jaren negentig.”
De babyboomgeneratie, geboren in de jaren tussen 1945 en 1955, is een generatie die op veel fronten geluk heeft gehad. Nu begint ze te grijzen en kan ze gaan genieten van een riant pensioen – als ze dat al niet aan het doen is, via een comfortabele VUT- of prepensioenregeling.
Deze groep gelukskinderen zit bij de andere generaties niet zelden in de irritatiezone. Babyboomers zijn luidruchtige, zelfgenoegzame mensen, zeggen zij, die ervan houden het woord veel en lang te voeren. Die het morele gelijk aan hun kant hebben. Die onder het mom van taboedoorbrekend handelen in de woelige jaren zestig en zeventig voornamelijk deden aan zelfontplooiing –bijvoorbeeld door ”soosjologie” te studeren of ”aksie” te voeren– en een topzware verzorgingsstaat optuigden die voor de generaties na hen onbetaalbaar is geworden, maar waarvan zij nog net de rijpe vruchten plukten.
„En nu?” schrijft blogger en columnist Bert Brussen in hetzelfde ”Bye Bye Babyboomers”, „Het land is kaal en dor. Leeggetrokken. Alles weggeroofd. Er is geen enkel financieel draagvlak meer voor de verzorgingsstaat. De studenten van nu mogen blij zijn als ze nog een beurs krijgen, die twaalf jaar studeren per babyboomer eist ook voor hen zijn tol. De huizenmarkt zit op slot, de babyboomers verteren langzaam hun afbetaalde koopwoningen. Nederland zit muurvast, de economie lijdt aan aderverkalking. Slagadervernauwing, opstoppingen door massa’s babyboomers.”
Zo gepeperd negatief ventileert niet iedereen zijn mening, al is Brussen niet de enige die verkondigt dat de generatie babyboomers –of het nu bewust of onbewust is– de toekomstige generaties voor lastige uitdagingen plaatst.
De Franse filosoof, essayist en econoom Hervé Juvin typeert in zijn ”L’Avènement du corps” (2006, in 2008 vertaald onder de titel ”Hoe de wereld verandert doordat we steeds ouder worden”) de babyboomgeneratie als „grote cohorten van mensen die zich bewust zijn van hun belangen en onverzettelijk op hun recht staan.”
Juvin stelt dat babyboomers voor het eerst niet meer rekenen met een generatie na hen – en dus eigenlijk afrekenen met het hele begrip generatie. „De laatste generatie”, noemt hij hen. Er is met hen een einde gekomen aan de zogeheten solidariteit tussen generaties, aan het vanzelfsprekende doorgeven van kapitaal, cultuur en eigendommen. Dat komt, zegt Juvin, doordat Europeanen steeds ouder kunnen worden –in honderd jaar tijd is de levensverwachting verdubbeld– en er dus ook alles aan doen óm dat te worden en gedurende dat ouder worden eruithalen wat eruit te halen valt in plaats van hun bezit door te geven aan jongere generaties.
Europa zal hierdoor enorm gaan veranderen, aldus de filosoof. „De dood doet er zijn werk niet meer. De vernieuwing van de generaties blijft er achterwege, doordat de oude mensen geen plaats meer maken. Ze nemen de plaats in beslag.” Het idee dat we de honderd kunnen halen, verandert niet alleen het denkbeeld over ons eigen leven, maar heeft ook enorme maatschappelijke gevolgen. Volgens Juvin zal de sociale, politieke en economische orde een verjongingskuur moeten ondergaan, want de consequenties van de vergrijzing zijn veel groter dan we vermoeden.
De golf aan ouder wordende babyboomers die vanaf dit jaar Nederland overstroomt, zal ons land de komende decennia blootstellen aan ingrijpende veranderingen, zo veel is wel duidelijk. Enkele feiten op een rij over deze katalysators van de vergrijzing.
1. Om hoeveel babyboomers gaat het?
Het CBS meldde in maart dat de vergrijzing in Nederland sneller gaat dan tot dan toe werd aangenomen. Het aantal 65-plussers groeit tussen nu en 2040 van 4,2 naar 4,6 miljoen, 143.000 meer dan volgens de CBS-bevolkingsprognose in 2008. In de komende decennia is niet alleen sprake van een snelle vergrijzing, maar ook van een dubbele vergrijzing. Binnen de groep 65-plussers neemt het aandeel van de 80-plussers vanaf medio jaren twintig sterk toe, van 25 naar ruim 40 procent begin jaren vijftig.
Na 2011 begint de potentiële beroepsbevolking (het aantal 20-64-jarigen) aanzienlijk te krimpen. De potentiële beroepsbevolking neemt –uitgaande van een pensioenleeftijd van 65 jaar– met ruim driekwart miljoen personen af. Tussen 2040 en medio jaren vijftig neemt het aantal 20-64-jarigen weer licht toe.
De demografische druk –een term waarmee de verhouding tussen het aantal jongeren plus ouderen en de potentiële beroepsbevolking wordt bedoeld– zal in 2040 groot zijn, ongeveer even groot als in de jaren zestig van de vorige eeuw. Alleen is de samenstelling heel anders. In de jaren zestig werd een vijfde van de druk veroorzaakt door ouderen, in 2040 zal dat 50 procent zijn. Dat betekent één bejaarde op elke twee potentiële arbeidskrachten.
2. Hoeveel geld hebben ze?
Babyboomers zitten er relatief warmpjes bij. De huishoudens met een 50- tot 65-jarige hoofdkostwinner zijn naar verhouding vaak te vinden in de hoogste inkomensregionen, berekende het CBS. In 2008 had maar 27 procent van de Nederlandse huishoudens een 50- tot 65-jarige hoofdkostwinner, maar die groep maakte wel 43 procent van de 10 procent hoogste inkomens uit. Gemiddeld hadden de huishoudens in deze inkomensgroep een besteedbaar inkomen van 88.000 euro. In de op een na hoogste inkomensgroep vertegenwoordigden de babyboomers ook een fors aandeel: 37 procent van de huishoudens. Bovendien hebben babyboomers vaker dan gemiddeld een groot vermogen. Het aandeel babyboomhuishoudens met een eigen woning is met 65 procent het hoogst van alle huishoudens.
3. Wat brengt de grijze golf de arbeidsmarkt?
De vergrijzing slaat in eerste instantie hard toe in het onderwijs en dan met name in het mbo. Het komende decennium bereikt bijna een derde van de mbo-docenten de pensioengerechtigde leeftijd. Verder zullen er op de langere termijn in de zorg veel nieuwe vacatures ontstaan. De arbeidsmarkt zal deze veranderingen moeten gaan opvangen, en liefst zo tijdig mogelijk. De commissie-Bakker, in 2008 door het toenmalige kabinet gevraagd te adviseren over het aan de slag helpen van honderdduizenden extra mensen, deed een hele reeks aanbevelingen waarmee zij het mogelijk acht in 2016 een arbeidsparticipatie van 80 procent van de potentiële beroepsbevolking te halen. Zo stelt de commissie voor vanaf 2016 de pensioen- en AOW-leeftijd stapsgewijs te verhogen naar 67 jaar in 2040. In april van dit jaar stemde het kabinet in met een voorstel van minister Kamp om de AOW-leeftijd te verhogen naar 66 jaar. De Raad van State is echter kritisch over de manier waarop minister Kamp (Sociale Zaken) de AOW-leeftijd wil verhogen. Zo vindt de raad dat de verhoging van 65 naar 66 jaar in 2020 te laat komt.
Vrijwillig doorwerken is voor veel ouderen overigens geen optie, ook al willen ze nog zo graag. In de meeste cao’s is opgenomen dat de arbeidsovereenkomst tussen werkgever en werknemer wordt beëindigd als de werknemer de 65-jarige leeftijd bereikt. Steeds meer ouderen laten zich daardoor overigens niet tegenhouden hun arbeidzame bestaan voort te zetten, bijvoorbeeld door voor zichzelf te beginnen. Volgens Mireille Muller, woordvoerder van de Kamer van Koophandel, is er een „waanzinnige ontwikkeling” gaande. „Vorig jaar zijn er 2002 nieuwe bedrijven gestart door mensen van 65 jaar of ouder. Dat is echt veel.” Ter vergelijking: in 2009 startten er 1488 en in 2008 waren dat er 1153.
In het Handelsregister zijn op dit moment 95.030 bedrijven ingeschreven die gerund worden door mensen van 65 of ouder. In 2006 waren dat er 41.720, dus dat aantal is meer dan verdubbeld. „Dat kunnen mensen zijn die gewoon doorgaan omdat ze het bedrijf niet kunnen verkopen”, aldus Muller, „maar er zitten dus ook erg veel starters tussen. Hoe langer hoe meer ouderen zijn er nog helemaal niet klaar voor om al achter de begonia’s te gaan zitten.”
Dit is het eerste deel in een serie over de eerste babyboomers die met pensioen gaan. Maandag verschijnt deel twee.