Prof. Mirjam de Baar geïnteresseerd in „alles buiten gevestigde kerken”
GRONINGEN – Ze studeerde af op de dissidente theoloog Jean de Labadie en zijn volgelingen, en promoveerde op de Vlaamse mystica Antoinette Bourignon. Het tekent het interessegebied van de Groningse kerkhistorica prof. dr. Mirjam de Baar. „Laat ik zeggen: alles wat zich buiten de gevestigde kerken beweegt.”
Bijzonder hoogleraar, vanwege de Zwinglibond, was ze alweer even: sinds oktober 2009. Per 1 februari is ze ook ‘gewoon’ hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Groningen (RUG), met als onderzoeksterrein de cultuurgeschiedenis van het christendom in de vroegmoderne tijd.
Het gaat hier om een persoonlijke leerstoel, die dus gebonden is aan haar persoon. „Mocht ik nog eens vertrekken, dan wordt mijn plaats niet automatisch ingenomen door iemand anders. Maar”, relativeert De Baar, „dat is in deze tijd van bezuinigingen toch niet vanzelfsprekend meer” (zie bericht hiernaast).
Op de korte termijn zullen haar werkzaamheden voor de beide leerstoelen elkaar wel wat overlappen, zegt ze. „Onderwijs, onderzoek, het begeleiden van promovendi – vorige maand is mijn eerste promovendus gepromoveerd, Sibbe Jan Visser, op een proefschrift over twee remonstrantse theologen en hun relatie tot de socinianen.
Momenteel werk ik aan een studie over de Vrije Gemeente in Amsterdam, in 1877 opgericht door de gebroeders Hugenholtz. Verder ben ik betrokken bij een studiedag, dit najaar, over honderd jaar vrouw in het ambt. Daarover moet ook een bundel komen.
In de loop van volgend jaar wil ik me gaan bezighouden met het onderzoeken van netwerken van religieuze dissenters – zeg sekten. Dat gebeurt in aansluiting op het internationale onderzoeksproject ”Cultures of Knowledge” in Oxford, dat onder andere samenwerkt met het Huygens Instituut in Den Haag.
Een van de concrete figuren die ik wil gaan bestuderen, is de zeventiende-eeuwse profeet Jan Rothe. Dat wordt dan mijn derde profeet. Eerst Jean de Labadie, wel getypeerd als ”chrétien sans église”, christen zonder kerk; vervolgens Antoinette Bourignon; straks Jan Rothe. Ook Rothe, die zich door God geroepen wist, oefende sterke aantrekkingskracht uit op ”zoekende christenen”. Met name in het jaar 1672 publiceerde hij een ware hausse aan pamfletten. Uiteindelijk wordt hij opgesloten in een dolhuis. Rothe is, voor zover ik weet, de eerste in Nederland die wordt opgesloten vanwege godsdienstwaanzin.”
Een scepticus zou kunnen vragen: wat is de relevantie van onderzoek als dit?
„Ik vind dat ook een goede vraag. En ik geef toe: de directe maatschappelijke relevantie van historisch onderzoek is soms moeilijk aan te tonen. Maar, historisch besef is zó belangrijk. Laat ik een voorbeeld geven. Ik geef ook colleges over de dood, het lijden. Hoe komt het nu dat de dood in onze tijd een taboe is geworden? Dat is historisch te verklaren. Eeuwenlang was een overlijden, om zo te zeggen, een zaak van de gemeenschap. Mede als gevolg van de secularisatie en individualisering is ook de dood steeds meer een privézaak geworden. Al zie je de laatste jaren wel een kentering optreden. Mensen blijken toch behoefte te hebben aan bepaalde rituelen.”
Maar nu de relevantie van onderzoek naar de profeet Jan Rothe.
„Dit soort figuren kom je de eeuwen door tegen, nu nog. Kijk, als ik zo iemand bestudeer, probeer ik hem te plaatsen in de bredere context van zijn tijd, trek ik lijnen naar vandaag, enzovoort. Een heel interessante vraag is altijd weer hoe orthodoxie en heterodoxie zich tot elkaar verhouden. De Republiek zoals die in de zestiende en zeventiende eeuw gestalte kreeg, kende een bevoorrechte kerk. Maar groeperingen daarbuiten werden toch wel gedóógd. Liggen daar dan misschien ook al de wortels voor de huidige gedoog- en overlegcultuur?
Tegelijk zie je dat er grenzen waren: de remonstranten wilden toch niet één kerk gaan vormen met de socinianen, die ook zij als ketters beschouwden, zoals de dissertatie van Sibbe Jan Visser laat zien.”
Eerder gebruikte u het woord sekten. Het lijkt, met de verdwijning van het orthodoxe christendom als ‘ijkpunt’, steeds moeilijker te definiëren wat een sekte is.
„Ik probeer het woord meestal te vermijden, maar soms kun je er niet omheen. Je zou het zo kunnen zeggen: zonder kerk geen sekten; zonder sekten geen kerk. De godsdienstsocioloog L. Layendecker heeft daar mooie dingen over geschreven. Kenmerken van een sekte zijn bijvoorbeeld dat er sprake is van één leider en dat volgelingen vaak helemaal op hem gericht zijn, hun banden met familie moeten verbreken, noem maar op.”
De Baar –in 2010 uitgeroepen tot docent van het jaar aan haar faculteit– is verder betrokken bij onderzoek en onderwijs op het gebied van gender en religie in de vroegmoderne tijd, toverij en hekserij, en religie en biografie.
„Wat dat laatste betreft: ook daarover verschijnt dit najaar een bundel. Ook interessant. Het blijkt dat nogal wat biografen eigenlijk niet goed raad weten met de religieuze component van de persoon die zij willen beschrijven. Hans Renders, bijvoorbeeld, gaat in zijn biografie over Jan Hanlo voorbij aan het feit dat een groot deel van Hanlo’s werk te verklaren valt vanuit diens katholieke achtergrond en interesse in het manicheïsme. Inmiddels erkent hij dat ook en is hij daar opnieuw mee aan de slag gegaan. Bekend is ook de kritiek van prof. A. Th. van Deursen op de Kuyperbiografie van Jeroen Koch. Koch levert ook een bijdrage aan de bundel.”
Waar staat u zelf tussen, zeg, kerk en sekte?
„Ha! Ik ben zelf katholiek opgevoed, maar heb afstand genomen van mijn kerk. Maar stel dat ik nu voor de keus zou staan –dat is niet zo–, dan zou ik me denk ik aansluiten bij de remonstranten, bij de vrijzinnigheid. Maar met de historicus Hans Bornewasser zeg ik: Je moet wel affiniteit met het christelijk geloofsleven, of in elk geval met religie, hebben om een leerstoel als deze te bekleden. Anders moet je dat niet willen.”