Buitenland

Opstand Arabische wereld: strijd om brood en vrijheid

Arabische regimes zijn door de onlusten in Tunesië veel minder in verwarring dan wel wordt aangenomen. Maar niet zíj representeren de democratie.

Martin Janssen
28 January 2011 17:30Gewijzigd op 14 November 2020 13:29
Protesten in de Egyptische stad Suez, deze week. Een revolutie in Egypte zal verstrekkende gevolgen hebben in de rest van de Arabische wereld. Foto EPA
Protesten in de Egyptische stad Suez, deze week. Een revolutie in Egypte zal verstrekkende gevolgen hebben in de rest van de Arabische wereld. Foto EPA

De beelden die ons sinds weken uit de Arabische wereld bereiken, roepen herinneringen op aan de jaren 50 van de vorige eeuw, toen de Arabische straat vibreerde onder een revolutionair elan. Net als vandaag waren indertijd de pleinen en promenades van Tunis, Caïro en Saana het toneel van massademonstraties, die de azuurblauwe hemel vulden met politieke leuzen die de centra van de politieke macht binnendrongen.

Deze identieke beelden versluieren echter een fundamenteel andere werkelijkheid. Zestig jaar geleden richtte de woede van de demonstranten zich tegen de Europese koloniale machten en klonk de roep om onafhankelijkheid en eigen Arabische regeringen. Anno 2011 zijn de massaprotesten echter gericht tégen deze eigen Arabische regeringen, die worden beschuldigd van wanbestuur, corruptie en onderdrukking.

Dat roept een paar belangrijke vragen op. Welke ontwikkelingen tussen pakweg 1950 en 2011 hebben tot de huidige explosieve situatie geleid? En zullen anno 2011 de oplossingen voor deze crisis net zo eenvoudig zijn als in 1950, toen het optimisme hoogtij vierde dat onafhankelijkheid en zelfbestuur garant stonden voor een betere toekomst?

Seculiere regimes

De komst van de Europeanen in de 19e eeuw bracht in de Arabische wereld een psychologische schok teweeg. Meer dan duizend jaar hadden de Arabische volkeren in de rustige zekerheid geleefd dat hun islamitische cultuur en beschaving veruit superieur waren aan de Europese beschaving. De komst van de Europeanen echter maakte aan dit zelfbeeld in één klap een einde. De Europese landen bleken de Arabische wereld in politiek, militair en economisch opzicht voorbij te zijn gestreefd. Voor een vrome moslim leek het goddelijk bestel te wankelen en Arabische intellectuelen begonnen een zelfonderzoek naar de oorzaken van de klaarblijkelijke stagnatie in de islamitische wereld en hoe deze op te lossen.

Tijdens dit denkproces ontstonden twee theorieën, die beide de nodige aanhangers hadden. Sommigen meenden dat de moslims waren afgedwaald van de ware islam, die de Arabieren in hun gouden eeuw hun schitterende beschaving had gegeven. De oplossing voor de stagnatie was dus een terugkeer naar deze ware islam van de vrome voorouders, waarmee het salafisme werd geboren. De aanhangers van de tweede theorie daarentegen zagen de oplossing veeleer in het kopiëren van Europese verworvenheden zoals secularisme en democratie. Die zaken zouden Europa zijn vooruitgang hadden gebracht.

De strijd tegen de Europese koloniale machten verenigde aanhangers van beide stromingen in hun verlangen naar onafhankelijkheid. Maar ze hadden totaal verschillende visies over hoe ze zich hun landen na de onafhankelijkheid voorstelden. Het waren de seculiere elites die na de onafhankelijkheid vrijwel overal de macht overnamen en regeringen gingen vormen. Dat ging veelal gepaard met een agressieve secularisering van de staat. Binnen deze nieuwe seculiere Arabische elites waren vooral officieren sterk vertegenwoordigd, wat het militair karakter van veel Arabische regimes verklaart. Deze regimes ontwikkelden zich vrijwel zonder uitzondering tot eenpartijstaten. Hiermee zagen de Arabische volkeren de vrijheid en democratie waar ze op gehoopt hadden in rook opgaan.

Valse keus

De geopolitieke situatie leidde ertoe dat veel van deze ondemocratische heersers in de Arabische wereld door het Westen werden gezien als betrouwbare bondgenoten. Tijdens de Koude Oorlog golden ze als bondgenoten tegen het communistische gevaar en na 11 september 2001 als medestanders in de oorlog tegen het islamitisch fundamentalisme. Dat deze regimes dictatoriale regimes zijn, die iedere oppositie smoren en de mensenrechten met de voeten treden, werd hierbij stilzwijgend geaccepteerd.

Het Westen liep regelrecht in de val die deze regimes hadden opgezet. Ze gaven het Westen de valse keus tussen óf stabiliteit óf politieke hervormingen en vrije verkiezingen, die waarschijnlijk zullen worden gewonnen door politieke islamisten met een antiwesterse agenda. Het was een pact tussen Faust en de duivel, waarbij het Westen koos voor stabiliteit. Het is deze politiek die in belangrijke mate verantwoordelijk is voor de antiwesterse stemming in de Arabische wereld. Van Tunesië en Algerije tot Egypte en Jemen worden de zittende gehate regimes door de bevolking geïdentificeerd met het Westen.

De val van het Tunesische regime kwam als een donderslag bij heldere hemel. Tunesië was wel de laatste plek waar een spontane volksopstand werd verwacht. De val van het regime van president Zine al-Abidine Ben Ali maakte op pijnlijke wijze het dilemma van het Westen duidelijk. De Tunesische president werd gezien als een van de trouwste bondgenoten en Tunesië werd geprezen als een voorbeeld van stabiliteit en economische groei.

Geconfronteerd met de nieuwe situatie in Tunesië restte westerse leiders niet veel anders dan hun steun te betuigen aan de nieuwe ‘democratie’ in het land. Zelfs de trouwste bondgenoot van president Ben Ali, Frankijk, weigerde hem politiek asiel te verlenen. In Libanon gebruikte de leider van Hezbollah dit gegeven om de coalitie van al-Hariri te waarschuwen: zie eens hoe het Westen zijn bondgenoten als een baksteen laat vallen.

Leger

Sinds de revolte in Tunesië zijn in het Westen hele kranten volgeschreven met speculaties over een mogelijk sneeuwbaleffect in de Arabische wereld. Veel Arabische leiders hebben echter een nauwkeurige analyse gemaakt van de gebeurtenissen in Tunesië en trokken de juiste conclusie: namelijk dat de rol van het Tunesische leger hierbij van doorslaggevende betekenis was. De dagen van president Ben Ali waren geteld toen het Tunesische leger besloot om niet op eigen volk te schieten om het regime in het zadel te houden. Het was een herhaling van de Iraanse revolutie van 1979, die pas mogelijk werd nadat het Iraanse leger de kant van het volk koos. Fanatieke moellahs alleen kunnen de loop van de geschiedenis niet bepalen.

Arabische regimes zijn veel minder in verwarring dan wel wordt aangenomen. Met de val van de Sovjetunie in 1991 leken de dagen van veel regimes geteld, maar ze bleken vaster in het zadel te zitten dan Gorbatsjov. Ook de omverwerping van het Iraakse regime van Saddam Hussein in 2003 leidde tot voorspellingen over een domino-effect in de regio. Maar acht jaar later kijken de regimes in buurlanden triomfantelijk naar wat als een smadelijke aftocht van de Amerikanen wordt gezien. Het zijn niet zozeer de Arabische regimes die in een toestand van verwarring verkeren, maar veeleer de westerse landen.

Na Tunesië is de blik van de internationale pers thans gericht op Algerije, Jemen en vooral Egypte. Drie landen waar de zittende regimes worden beschouwd als strategische partners in de oorlog tegen het terrorisme en al-Qaida. Sinds jaren worden deze regimes in het zadel gehouden door een miljardenstroom uit het Westen. Drie landen, waar leger en veiligheidsdiensten zeer wel in staat zijn om zelfs massademonstraties genadeloos neer te slaan. In deze context is vooral het bevolkingsrijke Egypte van belang. Een revolutie in Egypte zal verstrekkende repercussies krijgen in de rest van de Arabische wereld.

Het Westen heeft het strategisch belang van Egypte goed begrepen en roept het regime van president Mubarak vrijwel dagelijks op om politieke hervormingen door te voeren. De regimes in Algerije, Jemen en Egypte regeren hun landen reeds sinds de onafhankelijkheid en hebben deze landen veranderd in politiestaten, gekenmerkt door corruptie, nepotisme en economische stagnatie. Het Westen hoopt dat deze regimes, die belangrijke bondgenoten zijn, democratische hervormingen zullen doorvoeren die beantwoorden aan de verwachtingen van hun vooral jeugdige bevolkingen. De vraag is echter of deze regimes nog wel te hervormen zijn. Veel waarschijnlijker is dat deze volkomen versteende regimes slechts vervangen kunnen worden, waarbij zich de bange vraag laat stellen: door wie?

Twitterjongeren

In de jaren na 11 september 2001 verklaarde de Amerikaanse president George W. Bush dat vrijheid en democratie de antwoorden waren op fundamentalisme en religieus extremisme. De oorlogen in Afghanistan en Irak beoogden hier democratische systemen te implementeren, wat indertijd tot de terechte kritiek leidde dat je democratie niet dwingend kunt opleggen. De ervaringen in Afghanistan en Irak hebben sindsdien het westers enthousiasme voor het propageren van democratie aanmerkelijk bekoeld.

Anno 2011 doet zich echter de paradoxale situatie voor dat we van Jemen tot Tunesië geconfronteerd worden met spontane volksbewegingen die democratie en vrijheid eisen. Waarbij de rol van het Westen beperkt lijkt te zijn tot die van een bezorgde toeschouwer. En deze volksbeweging begon niet in Tunesië maar reeds in 2009 in Iran na de frauduleuze herverkiezing van president Ahmadinejad. Waarbij het Westen verlamd toekeek hoe het Iraanse regime de protestbeweging van miljoenen jongeren, die om werk en democratie vroegen, vakkundig en hardhandig neersloeg.

De vraag is thans of het Westen aan de juiste zijde gaat staan. De zittende regimes in de Arabische wereld chanteren het Westen met zijn angst voor islamitisch extremisme en beweren dat zij een dam opwerpen tegen dit fundamentalisme. Het zijn echter deze regimes die in belangrijke mate het extremisme aanwakkeren waarmee de westerse veiligheid juist wordt ondermijnd.

Voortgaande westerse steun aan deze regimes en doorgaan met het negeren van hun machtsmisbruik en hun schendingen van de mensenrechten zal het Westen nog meer krediet kosten bij de nieuwe generatie van Arabische Twitterjongeren. De keuze tussen óf stabiliteit óf gerechtigheid is vals en bedrieglijk. De angst dat islamisten met hun heel eigen agenda misbruik zullen maken van de situatie is gerechtvaardigd. De realiteit is echter dat de protesterende jongeren in Tunis, Caïro en Saana niet om de invoering van de sharia roepen maar om brood, werk en vrijheid. Zij uiten geen enkel verlangen om een seculiere dictatuur te vervangen door een religieuze. Voor het Westen een historische kans om te laten zien dat we geen vijanden maar bondgenoten zijn.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer