Nieuws rond sekte inspireert tot schrijven roman
Een boek komt nooit uit de lucht vallen. Het kost schrijvers vaak veel zoek- en denkwerk om tot een mooi resultaat te komen. Waar halen ze het vandaan? In een vierdelige zomerserie komen schrijvers aan het woord over hun inspiratiebronnen. Vandaag deel 2: Willem Ouweneel over ”Het Godsgetal”.
Meer dan 130 boektitels staan er op zijn naam. Theologische studies, boeken over psychologie, biologie, geschiedenis, filosofie, noem maar op. En, een beetje verdwaald daartussen, een paar romans. „Waarom zou een schoenmaker zich bij zijn leest moeten houden?” lacht dr. Willem Ouweneel op het zonovergoten terras van een uitspanning net buiten Maartensdijk. „De filosoof K. J. Popma schreef ook romans, Simon Vestdijk was arts en de Italiaanse schrijver Umbert Eco is eigenlijk taalkundige.”
Ouweneels eerste fictieboek was een historische roman over de hugenoten. ”De kleine kudde” verscheen in 1989. Het vervolg daarop, ”Een veldhoen op de bergen”, kwam in 2005 uit. Het verhaal speelt in St. Vincent de Durfort in de Vivarais – tegenwoordig de Ardèche. „Ik kende de streek omdat we daar vaak op vakantie waren. De geschiedenis boeide me en ik dacht: Laat ik die eens in verhaalvorm vertellen. Een historische roman schrijven is relatief gemakkelijk, omdat het raamwerk er al is.”
In 2006 schreef Ouweneel een roman in dagboekvorm. In het spoor van tienduizenden andere mensen liep hij de Camino, de pelgrimsweg naar Santiago de Compostella, waar de beenderen van de apostel Jakobus zouden liggen, en deed daar verslag van. Een sterk autobiografisch boek dus.
Daartussenin verscheen, als een bliksemflits bij heldere hemel, ”Het Godsgetal”, een roman die onmogelijk ”historisch” kan zijn omdat het boek zich afspeelt in het jaar van verschijnen, 2002, en zelfs de grens van de toekomst passeert. Ouweneel waagde zich aan onvervalste fictie.
Hoewel. „Rond het jaar 2000 speelde de zaak rond het Efraimgenootschap. Sekteleider Van Geene verkondigde dat op 1 januari 2002 de wereld zou vergaan. In Heinenoord verzamelde hij een groep volgelingen die met hem de jongste dag afwachtte. Daardoor begon ik belangstelling te krijgen voor het fenomeen sekte en werd ik geïnspireerd om een roman over dit onderwerp te schrijven. De hoofdpersoon in ”Het Godsgetal” is Winfried Kohn, een begaafde persoonlijkheid met een grote belangstelling voor getallensymboliek in de muziek en in de Bijbel. Op grond van het Bijbelboek Daniël berekent hij ongeveer het moment waarop Jezus zou terugkomen.”
”Het Godsgetal” speelt zich af bij Maartensdijk. Waarom? „Een juwelier presenteert zijn ringen op zwart fluweel. Maartensdijk is een van de plaatsen in Nederland met een standvastige, orthodoxe bevolking, met maar één plaatselijke hervormde kerk. Het verhaal van Winfried Kohn en zijn sekte heb ik bewust tegen deze achtergrond geplaatst om het des te sterker te laten uitkomen. Bovendien ken ik de omgeving hier goed.”
Winfrieds Bijbeluitleg komt heel overtuigend over. Geloofde u heimelijk zelf in zijn berekening van het einde der tijden? „Winfried geloofde dat Jezus in september van 2002 zou terugkomen. ”Het Godsgetal” verscheen een paar maanden daarvoor. Ik heb echter geen seconde geloofd dat in september de wereld zou vergaan. Het verhaal is geraffineerde nep. Mijn bedoeling was juist om te laten zien dat je door met getallen te goochelen vrijwel alles kunt ‘bewijzen’. Dat mensen verbaasd zijn als ze horen dat ik geen waarde hecht aan Winfrieds Bijbeluitleg, geeft aan hoe suggestief zijn berekeningen zijn. Het pleit voor de kracht van de argumenten die hij gebruikt. Voor mij is het een bevestiging dat je mensen heel gemakkelijk gek kunt maken met een sterk verhaal.”
Ik moest tijdens het lezen wel denken aan uw metahistorische trilogie (”De negende koning”, ”De zevende koningin” en ”De zesde kanteling”) waarin u Bijbelse profetieën op een enigszins vergelijkbare manier uitlegt. „In mijn metahistorische boeken gaat het over de interpretatie van historische gebeurtenissen. Ik zoek als het ware de geschiedenis achter de geschiedenis. Het gaat niet om een toekomstvoorspelling. Natuurlijk zitten er autobiografische elementen in deze roman. De symboliek van getallen intrigeert mij. Ik ben er heel trots op dat ik drie verschillende manieren heb ontdekt om op grond van Bijbelse gegevens de wederkomst van Christus te berekenen. Dat gegeven heb ik in ”Het Godsgetal” verwerkt. Het verschil met Winfried is dat ik het jaar 2002 als uitgangspunt nam en van daaruit terugrekende. Ik had ook het jaar 2010 of 2012 kunnen nemen. Door met getallen te spelen kun je elke gewenste uitkomst krijgen.”
Waar maakt Winfried bijvoorbeeld een rekenfout? „Het gaat al mis als hij stelt dat de dagen die Daniël in het laatste hoofdstuk noemt eigenlijk jaren zijn. Dat is een interpretatie die theologen over het algemeen niet serieus nemen. Daarnaast gaat hij uit van ”profetische jaren” van 360 dagen. Neem je gewoon zonnejaren, dan krijg je een heel andere uitkomst.”
Wat wilde u met dit boek bereiken? „Ik maak me zorgen over sektevorming in christelijke kring. Die komt ook in zowel evangelische als in reformatorische hoek voor: selfmade leiders die met een opzienbarend verhaal een groep volgelingen om zich heen verzamelen. Niet voor niets is Winfried uit mijn verhaal van huis uit hervormd. In het zojuist verschenen deel over ”De kerk van God” van de Evangelisch-Dogmatische Reeks besteed ik twee hoofdstukken aan sekten. Sektevorming zit in het hart van ieder mens. Daar wil ik voor waarschuwen.”
Dat doet u door de lezer op het verkeerde been te zetten? „Het gespeel met getallen heeft een functie. Ik laat zien dat dat heel overtuigend kan zijn. Je kunt mensen er maar al te gemakkelijk mee bij de neus nemen. Bovendien is het niet alléén maar onzin. Sekteleiders vertellen niet uitsluitend leugens. Ze hebben een buitenissige boodschap, maar die zit verpakt in flarden waarheid.”
Waar moeten kerkmensen alert op zijn? „Het christendom bestaat al bijna 2000 jaar. Mijn stelregel is dat iets wat niemand eerder op theologisch gebied heeft bedacht per definitie fout is. En verder moet je altijd oppassen als mensen geen theologische argumenten gebruiken, maar zich beroepen op een rechtstreekse openbaring van God. Dan houdt het gesprek op. ”
Sekteleiders zijn bedriegers… „Sekteleiders zijn altijd overtuigd van hun verhaal. Als dat niet zo zou zijn, dan zouden ze hun volgelingen bewust misleiden. Ze geloven echt dat ze het licht hebben gezien.”
(Lachend:) „Eigenlijk ben ik als schrijver de echte bedrieger.”
Ongelovigen gaan niet naar de hemel
Winfried liet niet al te lang op zich wachten. Dit keer kwam hij niet bij me op bezoek, maar hij nodigde me uit met hem mee te rijden naar een spreekbeurt die hij in Balk voor een groep adepten zou verzorgen. Begin september begon het preek- en lezingenseizoen weer. Hij hield niet erg van autorijden. Als hij me meenam, zou ik kunnen rijden en zou hij zijn verhaal doen. Ik werd heen en weer geslingerd tussen mijn ongerustheid en mijn nieuwsgierigheid, maar zei toch zonder te aarzelen ja.
Hij haalde me aan het begin van de avond af en liet me achter het stuur van zijn auto plaatsnemen. Het eerste stukje van de reis mocht ik niets zeggen, want hij wilde eerst het radionieuws horen. Het was me vaker opgevallen dat hij sinds kort aan het nieuws verslaafd leek. Alsof hij op een of andere gebeurtenis zat te wachten. Ik vroeg hem er niet naar, maar luisterde ook nauwelijks mee. Na het nieuws schakelde hij over op Radio 4, luisterde even of de muziek hem beviel. Het was een mis van Joseph Haydn, wat hem wel leek te bevallen. Hij begon te praten. Ik had verwacht dat hij weer met de deur in huis zou vallen, maar dat deed hij niet.
(…) „OK, laat maar zitten. Wat ik veel belangrijker vind, Winfried, is dat, als jij gelijk hebt, wij het komende jaar 2002 met angst en beven tegemoet moeten zien.” „Hoezo? Christus komt!” „Maar vóór die tijd? Ga je het de gemeenschap vertellen? Ga je het aan de grote klok hangen? Moeten we alle journalisten van het Reformatorisch, het Nederlands en het Fries Dagblad over ons heenkrijgen? Om nog maar te zwijgen van Trouw en De Telegraaf. Naarmate de grote dag nadert, zal ons leven steeds gespannener worden. Kun je dat onze mensen wel aandoen?” „Doe je nou mee, Edwin, of niet?” „Wat kan ik anders?” „Inderdaad. En laat dan de rest met een gerust hart aan mij over. Tegenvraag: kunnen we het onze mensen niet aandoen? Is dat een optie? Moeten we het niet wereldkundig maken, zodat zoveel mogelijk mensen zich gaan voorbereiden op de komst van Christus? Zodat nog zoveel mogelijk Joden en niet-Joden tot geloof in Jezus komen?” „De Joden? Als Christus terugkomt, wordt ”gans Israël” toch behouden?” „Hoe kom je daar nu bij!? Dat is Romeinen 11 uit z’n voegen rukken. Niemand wordt behouden tenzij hij wakend en biddend heeft uitgezien naar de komst van Christus. En dat kan alleen als de mensen weten dat Jezus najaar 2002 Zijn rijk op aarde komt vestigen. En dus moeten ze het weten.” „En als ze jouw berekeningen niet geloven?” „Des te erger voor hen. De kans dat mijn berekeningen fout zijn, is minder dan één op de miljoen, schat ik. Dus als mensen er niet aan willen, is dat niet bij gebrek aan bewijs. Er is licht genoeg voor hen die willen zien, zei Blaise Pascal. Nee, de oorzaak zal gebrek aan geloof zijn. En ongelovigen gaan niet naar de hemel, zo simpel is dat.” „Maar je wilt toch niet vertellen dat alleen degenen die zich bij ons aansluiten, gered zullen worden?” „Luister eens naar die mis van Haydn! Weet je dat de getalswaarde van de naam Haydn 52 is, dus 2 maal 26? En de getalswaarde van de voornamen Franz Joseph is 136, dat is 8 maal 17. Ach, laat maar. Andere vraag: weet je hoeveel Hebreeuwse woorden er in de Latijnse misteksten voorkomen?” „Winfried, ik vroeg jou wat!” „Ik jou ook. Als je mij nu eerst antwoord geeft op mijn vraag, zul je zien dat ik vanzelf bij jouw vraag kom. Hoeveel Hebreeuwse woorden komen er in de Latijnse misteksten voor?” „Geen idee… eh… Amen zeker?” „Heel goed. Verder niet eens Halleluja, maar wel twee andere woorden. Het ene is Sabaoth, in Nederlandse bijbels Zebaoth, een verbastering van het Hebreeuwse Tsebaot, dat is ”heerscharen”. Deus Sabaoth, ”God der heerscharen”. Het andere Hebreeuwse woord is Osanna, in Nederlandse bijbels Hosanna, via het Grieks een verbastering van het Aramese Hosja na of het Hebreeuwse Hosjiah na, dat betekent ”Red toch”. De tekst zegt: Osanna in excelsis, ”Red toch in de hoge hemelen”, want alleen daar kan de redding vandaan komen. Daar heb je het antwoord, Edwin. Een mens wordt niet gered door zich ”bij ons” te voegen, maar vanuit de hemel. Dan moet zo’n mens echter wel de reddende boodschap uit de hemel aannemen. Wel, ik heb nog niemand anders gevonden die de hemelse boodschap heeft aanvaard dat Christus in het najaar van 2002 het rijk van Satan komt vernietigen. Dus zij die deze waarheid zullen leren inzien, zullen zich vanzelf bij ons aansluiten, want er is tot dusver voor hen geen andere optie beschikbaar. Dus, ja, in die zin heb je gelijk: alleen zij die zich ”bij ons” aansluiten, worden behouden. Maar onze redding ligt in excelsis, en wij zullen dan ook wakend en biddend uitzien naar de komst van Christus vanuit de hoge en dus gered worden.” „Maar hoeveel sekten hebben datzelfde al niet beweerd.” „Hou op, Edwin! Wat een onzin. Wat kunnen mij die sekten schelen? Ze hebben toch allemaal ongelijk gehad? En kijk eens wat een neuzelaars daar gewoonlijk aan het hoofd gestaan hebben. Rekenen konden ze in elk geval niet.”
Uit: ”Het Godsgetal”, uitg. Aspekt, Soesterberg, 2002. Het boek wordt inmiddels aangeboden bij De Slegte.