Een hippe honderdjarige
Hallelujah is stokoud, maar springlevend. Traditioneel en trendy tegelijk. Het Urker mannenkoor fluistert klassiekers, swingt negrospirituals, brult geestelijke liederen. Op bezoek bij een hippe honderdjarige.
De Urkers hebben het druk. Voordat ze kunnen gaan repeteren deze zaterdagavond in de vestiging van de Pieter Zandt, worden een tour en een opname aangekondigd. Donderdag 17 juni naar Parijs, 7.00 uur vertrekken. „Dat wordt een hoogtepunt”, aldus dirigent Bert Moll. In de Saint Eustache wordt live een dvd opgenomen, die begin volgende jaar met onder andere een film in een 3-box moet verschijnen. Dat het live wordt opgenomen „is wel lekker”, zegt Moll. „Met de spanning van een concert krijg je toch de mooiste opname. En het ziet ernaar uit dat de kerk vol zit.”
Zaterdag 26 juni vervolgens een opname in Hasselt, om een paar nummers in te zingen waarover het in de film gaat: ”Lichtstad”, ”De storm”. Moll: „Laten we gewoon vanaf 9.00 uur effe een paar uur mooie dingen doen.”
Na de openingspsalm (73:1, gedragen niet-ritmisch) gaan de mannen en jongens –een enkeling is amper 15– hard aan de slag. ”Heer, wees mijn gids” van Jaap Wijnands. „Let op de andere ritmiek”, waarschuwt Moll. Vol overgave begeleidt hij achter de piano. Het gaat nog niet zo lekker. „Het is een tijd geleden dat we deze gedaan hebben.” De dirigent doet de laatste twee regels heel hoog voor: „Jullie moeten proberen die lijnen langer te maken, jullie knippen ze in stukjes.” Nog een keer. Moll zingt zelf hard mee, staande achter de piano. „Let op, een ander slotje hè, bij dit couplet.”
”Van U wil ik zingen” van Henk Held gaat een stuk beter. Dit is waar de Urkers bekend van zijn: vurige zang, waarbij ongelijke inzetten, halen en slippertjes deel uitmaken van de sound. Moll is redelijk tevreden. Alleen de eerste tenoren moeten goed op de hoogte letten en de baritons mogen wat sterker, vindt hij.
Het Hallelujahkoor uit Händels ”Messiah” staat op het programma voor Parijs. „Jongens, probeer, probeer de cadans van dit stuk te voelen, hè, en probeer daarin te blijven.” Moll zet achter de piano in hoog tempo in. Opvallend soepel zingen de mannen zich door het stuk heen. Een paar dingetjes heeft de dirigent. „Bassen, doe je muziek eens dicht en kijk eens gewoon naar mij. Jullie zitten veel te veel op die muziek te focussen. Het gaat juist om de cadans.” Even later: „Het bewijs is dus geleverd. In je map lezen, lijkt interessant. Maar kijken, kijken, kijken, dat is belangrijk.”
”O, hoor naar mijn bede” van Klaas Jan Mulder heeft een solist –Johan– en een neuriënd achtergrondkoor. „Jullie lippen moeten trillen, dan doe je het goed. Anders moet je maandag naar de dokter: Ik heb geen lippentrilling.” Johan zingt gevoelvol, met lange halen, zijn partij. De mannen zoemen mee. Moll: „Zo’n achtergrondkoortje doet wonderen in de klank. Prachtig, één zoemfeest!”
”O Bone Jesu” van Palestrina is een a-capellastuk. „Probeer je nou eens helemaal te concentreren op hoe je a capella inzet. Let op je houding en je adem.” De tweede keer gaat het beter: „Vele malen fraaier, vele malen fraaier.”
Tijd voor de highlights. ”De storm” van Willem Hendrik Zwart behoeft weinig toelichting. Fluisterend beginnen, volenthousiast eindigen. „Te veel versnellen geeft een hoop onduidelijkheid. Dat is geen bries meer, maar windkracht 15.”
De ”March on”, een negrospiritual in een bewerking van Klaas Jan Mulder, is duidelijk een topper. Het Engels rolt in razend tempo uit de monden van de Urkers. De modulatie aan het eind brengt de mannen tot grote hoogte.
Tijd om af te sluiten. ”God and God alone”. Baritonsolist Henk Brouwer mag weer optreden, zo heeft het bestuur aan het begin bekendgemaakt. In dit Engelse lied kan hij zich helemaal kwijt. Ook nu zorgen de verhogingen voor een stimulerend effect. Mannen en bariton eindigen vol overgave in een daverend slotakkoord.
Wie: Bert Moll (54), Lelystad, dirigent
Hoe lang: sinds 2003
Waarom: „Hallelujah is op mijn pad gekomen. Vroeger was ik als jongen al heel gecharmeerd van het koor, toen het onder leiding van Frits Bode stond. Onder andere door een lp die mijn opa en oma hadden. Later ging ik zelf de muziek in. Ik had 25 jaar lang allerlei andere koren; Hallelujah heb ik eigenlijk nooit gevolgd. Maar nu ik er alweer zeven jaar voor sta, prijs ik me wel gelukkig, ja. Hallelujah is een begrip in Nederland. Het hoort bij de top van de mannenkoren.”
Bijzonder: „Hallelujah heeft een unieke klank, de natuurlijke klank van de Urkers. Dat heeft te maken met de muzikaliteit van Urkers: ze zingen direct tot het hart van de mensen. De klank is natuurlijk transparant. En de vibrerende tenoren: fantastisch! Urkers zingen graag: ook voor jongeren is het niet raar om te gaan zingen. Daarom is de gemiddelde leeftijd 41 jaar. Dat is geweldig jong en uniek als ik het vergelijk met mijn andere koren. De breedte spreekt me ook aan: ze zitten hier van oud gereformeerd tot evangelisch. Het is in feite een dorpskoor, zonder verzuiling.”
Hoogtepunt: „Ik ervaar elk concert als hoogtepunt. De tour in het kader van ons 100-jarig jubileum moet heel mooi worden. Volgende week naar Parijs. Dan een hele reeks concerten in eigen land. Met als hoogtepunt het afsluitende galaconcert in het Concertgebouw, waar alle gastmusici van de eerdere concerten bij elkaar komen. Heel bijzonder.”
Hoe lang nog: „Ik hoop niet met pensioen te gaan. Ik zou het jammer vinden om met m’n 67e te moeten stoppen. Zo’n koor houdt je zelf ook fit. Ik voel me aangetrokken tot de cultuur van de Urkers. Versta je die cultuur niet, dan kun je beter wegwezen. Ze zijn hier open en direct, zeggen alles wat ze denken. Dat doe ik ook.”
Wie: Piet van Urk (66), Urk, voorheen werkzaam in banksector
Wat: tweede tenor
Hoe lang: sinds 1963
Waarom: „Dat is heel prozaïsch: al m’n vrienden zaten erop. Dus ging ik ook maar. Ik werd meteen gegrepen door het samen zingen.”
Bijzonder: „Bij Hallelujah is iedereen elkaars gelijke, of je nu 16 bent of 60. Generaties vallen weg. Je bent zangvrienden. Het repertoire is altijd heel gevarieerd geweest: Nederlandstalig, maar ook Latijn, Duits en Frans. Mooie grote oudere werken als ”Die Ehre Gottes”, of het gregoriaans van Palestrina: geweldig!”
Hoogtepunt: „Elk concert is een hoogtepunt. Als je als koor de geest krijgt, kom je in een hogere dimensie, los van de wereld. Vroeger, in de tijd van Frits Bode, waren de concerten in Bolsward echt het summum. Het zat er altijd propvol. En al staan de Friezen erom bekend dat ze weinig emotie tonen, ze zaten allemaal te snotteren. Een hoogtepunt in het repertoire is voor mij ook Psalm 77 van Bert Moll. Telkens als we dat zingen, raak ik helemaal weg.”
Hoe lang nog: „Ik voel me uitstekend. Zolang ze me niet wegsturen en ik het drukke programma volhoud, hoop ik te blijven zingen.”
Wie: Jelle ten Napel (18), Urk, student lerarenopleiding geschiedenis aan hogeschool Windesheim
Wat: tweede tenor
Hoe lang: „Als 12-jarige jongen heb ik een halfjaar meegezongen. Nu zit ik er weer sinds anderhalf jaar op.”
Waarom: „Ik mag graag zingen en samen God groot maken. Omdat mijn vader en opa bij dit koor zingen, werd het automatisch Hallelujah.”
Bijzonder: „De variëteit spreekt me aan: psalmen, klassieke liederen, soms swingende nummers. Het mooiste vind ik als het een beetje licht klinkt en toch ook warm blijft. Bij de meeste mannenkoren gaat het om de bariton; bij ons ligt de nadruk wat meer op de tenor.”
Hoogtepunt: „Moeilijk te zeggen. Laatst hadden we hier Urkerdag. Toen hebben we samen met mannenkoor Crescendo, dat ooit uit Hallelujah is ontstaan, opgetreden. Dat je zoiets gezamenlijk kunt doen, vind ik heel mooi. Als het om het repertoire gaat, noem ik ons zogenaamde volkslied, ”Samen te dienen”: heel mooi!”
Hoe lang nog: „Totdat ik geen stem meer heb. Ik hoop dat dat nog heel lang duurt.”
Meer dan honderd jaar geleden richtte een groep Urker vissers een mannenkoor op onder de naam ”Oefening kweekt kunst”. Rond 1910 veranderde de naam van de groep in Het Urker Mannenkoor ”Hallelujah”. Nadat Urk in 1939 aan het vasteland kwam te liggen en zo’n tien jaar later de eerste weg naar de wal openging, breidde de actieradius van het koor zich uit. Ook elders gingen de mannen concerten geven, het repertoire werd breder en vooral onder leiding van Frits Bode verwierf het koor in de jaren 50 en 60 grote bekendheid. Vanaf 1984 stond de Kamper organist Willem Hendrik Zwart voor Hallelujah, later opgevolgd door zijn zoon Jan Quintus. Sinds 2003 heeft Bert Moll de leiding. Het koor telt momenteel zo’n tachtig mannen. Tijdens uitvoeringen zingen ze altijd in Urker klederdracht.
Ter gelegenheid van zijn 100-jarig bestaan organiseert Hallelujah een jubileumtournee, die volgende week donderdag in Parijs begint. Vervolgens toeren de mannen langs Rhenen, Kampen, Utrecht, Rotterdam, Amersfoort, Oudewater, Goes, Amsterdam, Rotterdam en Bolsward.