Chinese minderheden leven in miserabele leegte
Een krot in een sloppenwijk in China. Een vrouw vaart uit tegen haar vroegere man. Ze vliegt hem bijna aan. Dochter Na huilt. De Culturele Revolutie van de jaren zestig heeft de sluiting van talloze kerken veroorzaakt. Christenen vonden de dood. Maar de ideologische leegte die overbleef, bleek miserabel. Minderheden leiden een gebroken leven in een geschonden land. Leiders van een particuliere school trachten te helpen. De RD-actie geeft geld voor de uitbreiding van dat werk.
Na en haar moeder zijn een van de vele gevallen. Zij horen bij de minderheden die van het Chinese platteland naar de stad trokken en die zich vaak niet laten registreren bij de overheid. Bijvoorbeeld omdat ze meer dan het toegestane aantal kinderen hebben. Een te groot gezin krijgt een forse boete. De migranten bivakkeren dus min of meer illegaal in de slums. De overheid probeert dat op te lossen door sloppenwijken te slopen en de bewoners ergens anders niet veel betere huisvesting te bieden.Minderheden
De ’echte’ Chinezen, de Han, maken 92 procent uit van de totale bevolking. China telt 56 kleinere etnische groepen met 494 niet-Chinese talen. „Ooit behandelden de Han andere etnische groepen als beesten”, vertelt Soen, een van mijn Chinese relaties. „Ze wilden over hen heersen als over honden en barbaren. Toen de Volksrepubliek in 1949 werd uitgeroepen, heetten minoriteiten ineens ”kostbare stenen”. Hun sociale status steeg. Maar de overheid wilde hen wel controleren.”
Na en haar moeder wonen in de autonome regio Guangxi. Het gebied huisvest de grootste Chinese minderheid: de Zhuang. Maar Peking stuurt veel Han-Chinezen naar Guangxi, waar zij met 62 procent de meerderheid vormen. Op die manier zegt de regering harmonie te willen bewerken. Maar praktisch gaat dat ten koste van de cultuur van de minderheid. Veel mensen kunnen hun taal nog wel spreken, maar jongeren kunnen er niet meer in schrijven. Want er zijn geen onderwijzers meer.
De voormalige communistische leider Mao Zedong ging op dezelfde manier te werk in Oost-Turkestan. In 1949 lijfde hij dat gebied in. Hij wilde het ’echt’ Chinees maken en stuurde er veel etnische Han-Chinezen naartoe. Van lieverlee raakten de autochtone bewoners ingekapseld. Uiteindelijk werd hun eigen taal verboden. Tempels, moskeeën en islamitische scholen gingen dicht. Zo ver zijn ze in Guangxi nog niet. Maar Soen ziet zoiets in de toekomst wel gebeuren. Ze gruwt er van.
Soen: „In de dorpen waar de minderheden vandaan komen, vragen ouders aan een geest -doorgaans zijn ze animist- het pasgeboren kind te beschermen. Nog altijd gaan ze op belangrijke momenten te rade bij die geesten. Uit vrees voor de natuur. En door gebrek aan een gevoel van veiligheid. Er zou voor die kinderen en mensen sprake zijn van diverse beschermingsniveaus, in deze volgorde: geesten, de gemeenschap of de samenleving, de clan en ten slotte de ouders.”
School
Drie zussen geven leiding aan een particuliere school. Hier kunnen ’niet-bestaande’ kinderen van minderheden terecht. De school heet -vertaald in het Nederlands- Vat vol genade. Hij staat in een stad die deel uitmaakt van een gebied met 28 verschillende etnische minderheden. Aan de rand van de plaats liggen tal van slums. Op de school wordt geprobeerd het geloof in geesten te doorbreken en kinderen van minderheden leren er officieel Chinees. Om hen van hun minderwaardige imago te verlossen.
Meestal is het niet mogelijk in de Engelse les de Bijbel te gebruiken. Zelden zingen de kinderen tijdens de muziekles Engelse hymnes. Dat brengt te veel risico’s met zich mee. Het is doorgaans te gevaarlijk. De autoriteiten laten het stichten van particuliere scholen toe. Maar ze oefenen tegelijk controle uit op het onderwijsprogramma. Toch kunnen de kinderen en hun ouders kennismaken met de Bijbel. Zij mogen het Evangelie horen. Maar dan in hun armelijk ogende optrekjes die de weidse naam ”huis” dragen.
De schoolleiding gaat met beleid te werk. Ze ziet waar in de slums honger heerst en niet slechts of mensen geen eten hebben. Maar ze ziek ook of er sprake is van spirituele armoede en geestelijke eetlust. Waar dat het geval is, stelt ze een mp3-speler ter beschikking waarmee de vaak ongeletterde luisteraars de vier evangeliën kunnen beluisteren. Die zijn ingesproken in het Mandarijn. En waar er plaats voor is, stellen helpers later een verklarende, uitnodigende boodschap ter beschikking.
Gemeenschapscentrum
De school is gevestigd in een stad met 1 miljoen inwoners. Een kwart bestaat uit migranten. Van deze groep ’werken’ de meeste mannen in het vuilnis. Of ze verrichten losse arbeid in een staalfabriek. Zij wonen doorgaans in slums. Kinderen van vier verschillende etnische groepen bezoeken de school. Hij ging in 2002 van start met 120 kinderen uit de sloppenwijken. In september van dit jaar kwamen er meer dan 700.
In de sloppenwijken heersen herkenbare problemen. Met de seksuele moraal nemen bewoners het niet zo nauw. Zo raken mensen in Guangxi besmet met aids. De provincie prijkt qua ernst van de problematiek als derde op de ranglijst van China. Dat blijkt een grote zorg. Er is ook sprake van andere gezondheidsproblemen. Iemand die werkt verdient 800 RMB (renminbi) per maand. Dat is ongeveer 90 euro. Een dag ziekenhuis kost 300 renminbi. Daarom gaan mensen naar occulte genezers en raken ze nooit uit hun armoe en duisternis verlost.
Het in Hongkong gevestigde schoolbestuur wil een gemeenschapscentrum op het schoolterrein bouwen met de mogelijkheid voor een naschoolse computeropleiding als ontmoetingsplaats voor leerlingen die hun opleiding voltooiden. En met een bibliotheek die door mensen uit de slums valt te gebruiken. En met een ruimte waar primaire medisch hulp beschikbaar is. Een van de drie zussen die de leiding hebben over de school heeft een medische opleiding. Haar man is arts.
De RD-actie wil voorzien in de kosten van de bouw van zo’n gemeenschapscentrum. Wat verwacht de leiding van de gemeenschapsruimte? „Het is de bedoeling om via de school en de nieuw te bouwen ruimte met kinderen, schoolverlaters en hun ouders in contact te blijven. Om ze in aanraking te blijven brengen met de Bijbel. Het gemeenschapscentrum is ook een soort uitvalsbasis voor ’huisbezoek’. Om zo nodig, en als dat wordt geaccepteerd, hulp te verlenen.” Aan Na, en aan anderen.
Gebroken
Hoe ging het met Na? Zij leeft in een gebroken gezin. Zij volgde het onderwijs op de school. De leiding maakte het haar financieel mogelijk middelbaar onderwijs te volgen. Het ’gezin’ vormt een voorbeeld van de troosteloosheid die de minderheden in de sloppenwijken bijkans regeert. Vader stierf in 2000. Moeder trok met Na naar de stad. Daar trouwde ze met meneer Di. Uit dat huwelijk werd een jongen geboren. Maar Di had ook omgang met andere vrouwen. Hij lijdt aan een geslachtsziekte.
Di sloeg moeder. Echtscheiding volgde. Er is geen ander huis. Het krotje is klein. Moeder en Na wonen achter, in het duister. Di woont met een ’nieuwe’ vrouw voor. Maar moeder zelf is ook geen lieverdje. Ze moet nu eenmaal aan de kost komen. Zij ’werkt’ ’s avonds als een soort straatacrobaat. Ze houdt zich bezig met vuur eten. Ze loopt op eieren. Letterlijk. Zonder dat de eieren breken. Dat is ronduit occult. Het is niet zo’n wonder dat de moeder voortdurend last heeft van bijtende muizen.
Het is een wonder dat Na zich nooit zo heeft laten ontmoedigen dat ze stopte met leren. Alleen haar opleiding biedt haar toekomst. Elke dag komt ze tussen de middag thuis om voor het eten te zorgen. Ondanks het venijn en de haat die in het huishouden heersen. Ik ervaar dat, tijdens mijn bezoek. Di zegt iets lelijks. De moeder van Na vliegt hem bijna aan. En de dochter huilt. Midden in dat kabaal en die ruzie doe ik een gebed met Na. Om zonde te belijden. En om te smeken om genade in deze hel.
Gebonden
Minderheden leiden vaak een gebroken leven. En ze verkeren in een geschonden land. Met een gebonden kerk. Een van mijn Chinese contacten heet Liu Yan. Ze vertelt dat de officiële Drie-Zelfkerk uitsluitend op door de overheid goedgekeurde plaatsen en tijden diensten mag houden. Meer is niet toegestaan. Geen intensief pastoraat. Ook niet onder minderheden. Geen evangelisatie. Alleen vaste personen mogen -in een beperkt gebied- voorgaan. Liu Yan: „Wij werken niet samen met de Drie-Zelfkerk.”
Liu Yan groeide op in Hongkong en deed eerst een commerciële studie, in Engeland. Ze volgde ook een managementtraining. Op een dag wist zij zich door God geroepen. „In 1997 ontving ik een heldere roeping. Ik moest Zijn kruis dragen. Eerst begreep ik het niet. Maar door intens bidden begreep ik dat Hij mijn leven wilde.” Zij weet zich geroepen in de haar resterende tijd Chinese minderheden te dienen. En met blijdschap zegt zij: „Ik heb God veertien jaar lang de rug toegekeerd. Maar Hij verliet mij niet.”
De stad waar ik Liu Yan ontmoet telt 800.000 inwoners. Zij herbergt minderheden. Er is één Drie-Zelfkerk. Maar die zit dan ook elke zondag vol, met minstens 700 mensen. Wel drie, vier, vijf keer zijn er diensten. Maar de secretaris van het kerkbestuur -benoemd door het staat- is geen christen. „Hoe dan ook”, zegt Liu Yan, „het Evangelie wordt verspreid.” Zij is overigens ook voorzichtig met huisgemeenten. „Sommige mensen gebruiken het christelijk geloof om geld te verdienen. Dan lopen buitenlanders in de val.”
Gehavend
Ook de sociale contacten zijn onder de naar de stad getrokken, in slums wonende Chinese minderheden vaak slecht. Sedert het onheil dat het gezin van Chen in 2004 trof, is vader psychisch totaal in de war. Een van z’n jongens moest van school af om op hem te passen. Chen durft niet eens meer de straat op. Hij is bang dat de mensen hem uitlachen. Intussen moet het gezin wel eten. Maar de beschikbaarheid van voedsel is afhankelijk van de vraag of moeder ergens enig tijdelijk werk heeft gevonden. Wat een ’heilstaat’!
Ik breng ook een bezoek aan het gezin van Yu. Hij heeft een zoon van zijn eerste vrouw, die is overleden. Hij trouwde opnieuw. Er werd een tweede zoon geboren. De tweede vrouw bleek niet in staat de armoede te trotseren. Zij nam de benen. En daar zat Yu, met twee zoons. Ze verhuisden naar een kleine, illegale woonplek. De jongetjes, kinderen nog, proberen voor eten te zorgen. Alles is oud en smerig. En te midden van de vuiligheid wemelt het van de vliegen.
De sloppenwijken zijn niet slechts vol illegaal wonende minderheden, maar ook vol ellende. Ik ontmoet Li Yan Mei. Hij mag naar school. Moeder is zwakbegaafd. Twee lange geelachtige stompjes steken als slagtanden uit haar mond. In het krot van Xue is het niet beter. Het vertrek is te ellendig om de naam huis te dragen. Xue bezoekt de school. Ze is een van de acht kinderen. Een van hen is verkocht. Volgens de overheid zijn het er zes te veel. Moeder is gokverslaafd. Vader ’doet’ in vuilnis.
Midden in die gehavende situatie van de krottenwijk ontmoet ik het gezin Wei. Het lichaam van moeder Wei telt tal van littekens door brandwonden. Onder leiding van haar grootvader leerde ze prima schrijven. Ze kan ook goed naaien. Maar ze heeft niet altijd werk. Haar man is hartpatiënt. Het echtpaar kwam tot geloof. Maar de vrouw maakt zich zorgen over de toekomst. We hebben samen gebeden. Wat waren ze blij met het onverwachte bezoek van een broeder van ver weg.
Mevrouw Wei mocht via de school een computercursus volgen. En als het RD-project is voltooid en het gemeenschapscentrum is verrezen, gaat ze zorgen voor de bibliotheek. Dat wordt haar job. Of ze dat werk echt kan gaan doen, hangt mede af van giften uit Nederland.
Dit is het vierde deel in een serie.