De gemeente loopt leeg, maar Jansen blijft
Ze zijn vergroeid met Rotterdam. Kerken lopen leeg en wijken verkleuren, maar Adriaan Jansen (76) en zijn vrouw Adriana Jansen-Niemantsverdriet (74) blijven op hun post.
Een bovenwoning aan de Beukelsweg, in het Nieuwe Westen van Rotterdam. Naar de Jansens is het vanaf de straat 42 treden. „Dat kost ons nog geen moeite gelukkig”, zegt de heer des huizes. „Al moet je het natuurlijk wel een beetje rustig aan doen op onze leeftijd.”Het echtpaar woont bijna zijn hele getrouwde leven al boven. „We zijn hier erg gewend”, zegt Jansen, al geldt dat niet voor alle kinderen. Twee van de vier zegden Rotterdam vaarwel. „Een dochter woont in Alblasserdam, en m’n zoon in Goudswaard. Die zegt: Ik zou nooit meer terug willen naar de stad.”
De Beukelsweg is sterk veranderd sinds de Jansens er in 1970, vier jaar na hun trouwen, gingen wonen. „Er is natuurlijk veel meer toestroom gekomen van buitenlanders. Het straatbeeld is rommeliger geworden. Zakjes, propjes: je ziet ze overal.” Jansen fronst zijn wenkbrauwen. „Ik ben nogal precies. Het stoort me dat ook de winkels aan het verpauperen zijn. Geen kwaad woord van buitenlanders hoor, maar al die kistjes en dozen voor de winkelpui zijn geen gezicht. Vroeger had je een strakke lijn. Daarnaast vind ik dat al die buitenlandse groenten er niet echt appetijtelijk uitzien.”
Bovendien baart de opkomst van de islam het echtpaar zorgen. „Veel vrouwen met lange gewaden”, constateert mevrouw Jansen. „En heel veel kleine moslimpjes. Die worden natuurlijk wel groter.” Ze wijst op de Mathenesserkerk, vroeger in gebruik als hervormde kerk. „Het gebouw is al jaren een moskee.”
„Maar je kunt van ze zeggen wat je wilt”, relativeert Jansen, „er zijn wél heel veel rustige mensen bij. Mijn vrouw is vaak genoeg nageroepen als ze met een hoed op naar de kerk liep, maar nog nooit door een moslim.”
Veel contact met allochtonen in hun wijk heeft het echtpaar niet. „Ik ben niet zo’n type dat makkelijk contacten legt”, verontschuldigt Jansen zich. „Maar onze kerkelijke gemeente, de gereformeerde gemeente van Rotterdam-Centrum, doet wel mee aan een evangelisatieproject in Zuid. Een van onze dochters doet daar erg veel vrijwilligerswerk voor.”
Mevrouw Jansen knikt, al heeft ze wel enige reserves bij het werk. „Ik ben een beetje anders dan mijn dochter”, legt ze uit. „Neem nu het maaltijdproject dat ze hebben. Vijf gangen voor 2 euro. Je kunt je voorstellen dat het iedere vrijdag vol zit. Dan vraag je je af: Waar komen ze nou voor? Voor het eten of voor het Woord? Natuurlijk weet je nooit wat de Heere ermee doet. Maar ik zeg wel eens tegen mijn dochter: om in onze leer te komen, zoals we dat van huis uit meegekregen hebben, dat gaat niet een-twee-drie. Het komt aan op de wedergeboorte.”
„Je moet ergens een begin maken”, nuanceert haar man. „Zaait aan alle wateren, staat er. Dan moeten we ook uitkijken naar de mogelijkheden daarvoor.”
Beiden komen uit Kralingen en kerkten vanaf hun vroege jeugd in de gereformeerde gemeente aan de Boezemsingel - mede door de vestiging van de Theologische School vanouds het kloppend hart van de Gereformeerde Gemeenten. „Toen zaten er op zondag een kleine 2000 mensen in de kerk”, mijmert Jansen, die zelf jarenlang diaken was in zijn kerk. „Als je naar de kerk liep, zag je hele drommen naar de Boezemsingel lopen. Hoe dat nu is? Misschien zijn er ’s zondags nog 100, 120 mensen. Dan heb je het wel gehad. En de gemeente in West, waar we na ons huwelijk heengingen, is tien jaar geleden al dichtgegaan.”
Iemand die desondanks uit de gemeente vertrekt, zal van hem geen verwijt horen. „Ik begrijp dat best. Wij hebben bijvoorbeeld nooit een eigen tuintje gehad. Maar als het even kan, willen we toch wel heel graag in Rotterdam blijven.”
Dit is het zevende deel in een serie over Nederlanders die Jansen heten.