Behandeling christenen testcase voor Turkije
Het netwerk in Turkije van ultranationalisten binnen justitie, het militair apparaat en de geheime diensten laat zich vandaag volop gelden, stelt drs. B. Belder. De ruimte die de advocaat Cengiz krijgt om de drievoudige moord op christenen in Malatya op te lossen is een goede testcase of Turkije klaar is voor de Europese Unie.
„Turkije is een leuk land zolang je er niet wordt omgebracht.” Orhan Kemal Cengiz, advocaat van de families van drie in Malatya vermoorde christenen (18 april 2007), spreekt uit ervaring. Sinds februari laat de Turkse politie hem door een bodyguard beschermen.De vlijmscherpe woorden van Cengiz illustreren de felle machtsstrijd om het ideologische karakter van de Turkse staat. Kort gezegd: kemalisten (seculieren) contra islamisten (regeringspartij AKP).
Het relaas van Cengiz geeft ondubbelzinnig aan hoe ver zijn land verwijderd is van een lidmaatschap van de Europese Unie. Brussel eist immers van Ankara stabiele staatsinstellingen binnen het kader van een democratische rechtsstaat. Turkije loop tot op heden voortdurend aan tegen de handhaving van grondrechten en het respect voor en de bescherming van minderheden.
Dat laatste aspect raakt direct de zaak waarvoor advocaat Cengiz zich met een uitgebreid team van onderzoekers inzet: opheldering van de weerzinwekkende moord te Malatya op de Duitse protestant Tilman Geske en diens twee Turkse geloofsgenoten, Necati Aydin en Ugur Yüksel.
Begin deze week onthulde Cengiz op welke weerstanden hij stuit. Het begon al meteen bij de officiële aanklacht tegen de jeugdige moordenaars. Slechts 15 van de 31 schriftelijke processtukken waren aan de daders gewijd. De overige 16 beschreven in detail de werkzaamheden van de slachtoffers, onder bijvoeging van een adressenlijst van hun geloofsgenoten in heel Turkije.
Afgeluisterd
Opvallend genoeg zwegen de processtukken over de contacten die de moordenaars van Malatya onderhielden met ultranationalistische politieke krachten. Een anonieme brief had het onderzoeksteam van Cengiz op dit spoor gezet.
De lokale media reageerden onmiddellijk. In een reeks krantenartikelen werden de advocaten afgeschilderd als sympathisanten van de PKK, als handlangers derhalve van Koerdische terroristen. Uit die vijandige persberichten bleek bovendien dat journalisten van details uit het privéleven van Cengiz waren voorzien. Het afluisteren van telefoongesprekken tussen zijn teamgenoten kwam evenzeer in de media naar boven. Laconieke reactie van de Turkse procureur-generaal op Cengiz’ klacht aan het adres van justitie: „Ach, meneer Cengiz, in Turkije wordt toch iedereen afgeluisterd?”
Bij de pershetze bleef het niet. Het Turkse openbaar ministerie en de Turkse journalistiek kregen een ”onthullende” brief toegespeeld over de ”ware” identiteit van Cengiz. Hij zou geen Turk zijn, maar een Armeniër, erger nog, een heimelijke protestant. En Cengiz zou ook nog eens de echte moordenaar zijn van Malatya, „een bloeddorstige killer.” De ongelofelijke smaadbrief eindigde met een dodenlijst.
Inmiddels heeft de Turkse advocaat de bijstand van politie en justitie ingeroepen. „Voor de eerste keer heb ik nu angst. De diepe staat kijkt mij in de ogen en grijnst daarbij ook nog eens.”
Inderdaad, de Turkse traditie van de ”diepe staat” (”derin devlet”), dat geheimzinnige netwerk van ultranationalisten binnen justitie, het militair apparaat en de geheime diensten, laat zich vandaag volop gelden. Rechtstreeks gevolg is de binnenlandse krachtmeting tussen kemalisten en islamisten.
De Europese instellingen moeten het optreden van beide conflictpartijen nauwgezet afmeten aan de toetredingsvoorwaarden van de Unie. Met als proef op de som: de ruimte die de Turkse staatsinstanties Cengiz bieden om de drievoudige moord in Malatya werkelijk op te helderen.
voetnoot (u17(De auteur is lid van het Europees Parlement voor de ChristenUnie-SGP.