Deskundige: verschuiving in arbeidsmarkt door zzp-handhaving
De handhaving op schijnzelfstandigheid door de Belastingdienst kan voor een verschuiving zorgen in de gehele arbeidsmarkt. Het kan in bepaalde sectoren leiden tot meer structurele krapte en hogere werkdruk, zegt hoogleraar arbeidsmarkt Ton Wilthagen van Tilburg University.
Vanaf 1 januari gaat de Belastingdienst controleren en handhaven of zzp’ers niet hetzelfde werk doen als mensen in loondienst. Dit leidt ertoe dat zzp’ers een paar keuzes hebben: stoppen, overstappen naar een andere sector, in loondienst gaan in de sector waarin ze al werkten of via uitzend- of detacheringsbureaus aan de slag gaan.
Met name de eerste twee opties hebben volgens Wilthagen effect op de arbeidsmarkt. Als een aanzienlijk deel van de zzp’ers besluit zich terug te trekken uit de arbeidsmarkt, bijvoorbeeld omdat het toch al ging om een lage omzet of de partner inkomsten heeft, vergroot dat problemen als vergrijzing en krapte. Ongunstig is het ook als mensen vanuit een krappe sector als het onderwijs, de bouw of de zorg, overstappen naar een andere sector. „In dat geval krijgen de zorg en het onderwijs, die het toch al zwaar hebben, het nog moeilijker.”
Bedrijven zullen bovendien moeite moeten doen om mensen te verleiden in loondienst te komen, zegt de hoogleraar. Maar ook zzp’ers moeten inleveren. „Mensen zijn niet voor niets zzp’er geworden, ze wilden zaken als de administratie en vergaderingen niet meer doen. Tegelijkertijd zijn de lonen gestegen, maar liggen die voor vaste mensen lager dan voor zelfstandigen. Beide kanten moeten tot overeenstemming komen.”
Voor zowel de zzp’ers als de werkgevers breekt nu een jaar van onzekerheid aan, zegt Wilthagen. Maar ook de werknemers die in eerste instantie niets met de nieuwe regels te maken hebben, gaan de effecten merken. „Als zzp’ers stoppen, komt er meer werk bij hen terecht. Dat leidt weer tot meer werkdruk en mensen die uitvallen of weg willen. Zo komt de rekening uiteindelijk te liggen bij de mensen in loondienst, en bij leerlingen, cliënten en patiënten.”